Telegrafische berichten,
0 n d e r w ij s,
Kerknieuws.
Landbouw.
BLADVULLING.
zijne koloniën en bezittingen het grootste gebied
der aarde omvat, anderhalf millioen vierkante
kilometers grooter is dan Rusland, met eene
bevolking driemaal zoo groot als die van ge
heel Amerika en met de machtigste zeemacht
van alle natiën." De Sydney Herald, een van
de grootste Australische bladen schreef onlangs:
„De vereeniging der uitgestrekte landstreken van
het Engelsch gebied tot een enkel, vast aan
eengesloten geheelin eene onverbrekelijke
eenheidvan hetzelfde leven bezieldnaar
eenzelfden wil handelend en zich bewegend,
in zijne verst verwijderde deelen naar den
polsslag van éen hart luisterend en eene zelfde
gedachte ten uitvoer brengend, die vereeniging
is waarlijk onzer aller aandacht en de eer
zucht onzer bekwaamste Engelsche staatslieden
waardig."
Ziedaar de politieke vooruitzichten, tot welke
deze reismet al haar fabelachtige pracht en
luisteraanleiding geeft. Waarlijk, er schijnt
nog geen reden te wezen om te gelooven dat
Engeland's rol „afgespeeld" is. En als door
deze mogendheid in onzen tijd aan de wereld
ééne les gegeven wordt het is deze dat dé
bêtcekenis van groote rijken in de wereldge
schiedenis niet alleen af te meten is naar
het aantal soldaten en kanonnen, welke zij in
staat zijn op het slagveld te zendenmaar dat
de grootheid van hun handel, die hunner nijver
heid, de mate hunner staatkundige ontwikke
ling, factoren zijnin staat om grooter over
winningen te behalen zelfs, dan die waardoor
de Duitsche legers zich met roem overladen
hebben.
In de heden namiddag gehouden zitting van den
gemeenteraad van Viissingen, welke, als
eerste in dit jaar, door den voorzitter met een
heilwensch geopend werd, is onder anderen
besloten tot toelating van den heer C. Mortier als
raadslid.
De heer Pot heeft een voorstel ingediend, strek
kende om burgemeester en wethouders uit te
noodigen tot eene herziening van de verordening
op de gemaalbelasting.
Het tweede suppletoir kohier van de plaatselijke
directe belasting op de inkomsten voor 1875 is
vastgesteld.
Ter vervulling van vacaturen hebben de volgende
benoemingen plaats gehad:
In het college van regenten over het gasthuis
de heer C. J. van der Hij den, aftredend lid.
In het college van regenten over het weeshuis
de heer Einwachter Bilheimer, aftredend lid.
In de commissie voor de zeeman en visschersbeurs
de heer I. Luteijn, aftredend lid.
Voor bewezen diensten is aan de kweekelinge op
de school van den hoofdonderwijzer Fret, mej.
van der Plank, eene gratificatie van f 240 en aan
den kweekeling op school C, dhr. J. van Huren
eene gratificatie van 140 toegekend.
Ook is besloten tot het rooien van vier nog
overschietende boomen op den Steenen beer.
De heer Moens, lid der tweede kamer heeft
aan den heer mr. J. H. de Laat de Kanter en
andere ingezetenen van Goes, in antwoord op het
hem aangeboden adres van dankbetuiging, den
volgenden brief gericht:
Mijne Heeren!
„Behoef ik U te zeggen, dat het bewijs uwer
sympathie, dat ik ontving, mij zeer aangenaam
was? 'k Breng daarvoor u allen mijn hartelijken
dank. Met U heb ik mij innig verheugd, dat de
meerderheid onzer vertegenwoordiging zich liet
Hoe zal een Russische kazerne er uit zien Zal
men er een goed souper krijgen en de noodige ge
makken vinden?
In drie kwartier bereiken wij de plaats onzer
bestemming, maar, ofschoon pas kwart voor vijven»
is het reeds stikdonker. Wij worden ontvangen
door eene echte Hoogheid, die kolonel van het
regiment was, en door vele andere -voorname
heeren, dio ons opwachtten met een groote slede,
meer van Amerikaansch dan van Russisch model.
Aldus gaan wij op weg naar de woning van prins
G
Wij komen in een huisje om te stelen, op de
fijnste manier gemeubileerd. Wij herstellen zoo
goed mogelijk de wanorde waarin ons toilet getaakt
is, voor zoover dit geschieden kan als men geen
andere japonnen bij zich heeft.
De heeren kwamen achtereenvolgens aan en
spraken met elkander in 't Russisch over de zaken
van het regiment. Daar ik op; dat tijdstip nog
weinig van die taal kendemaakte die mengeling
van klanken, welke ik niet van elkander kon
onderscheideneen zeer zonderlingenbijna ko
mieken indruk op mij.
Toen alle gasten aanwezig waren, werd het
diner opgedragen. Er waren, naar ik geloof, in
'tgeheel een twintigtal officieren, waarbij mijne
sekse alleen door Mabel en mij vertegenwoordigd
werd.
De maaltijd was uitstekend, maar duurde te
kort, zooals alle goede diners. Onder het dessert
meende ik een voetgetrappel te hooren en ik
bewegen tot dien eersten stap op den weg, die
tot verbetering van ons volksonderwijs leiden moet.
„Daar is nog meer te doen; maar gesterkt en
aangemoedigd dcor den steun van zoo krachtige
geestverwanten als gij, zullen zij, die voorgaan,
met moed volharden, en zullen de overigen, even
als nu, uit overtuiging blijven medegaan. Daar
om nog eens, hartelijken dank voor uw steun, mij
en allen geschonken, die geroepen worden, om aan
de groote belangen van oas volksonderwijs hunne
krachten te wijden."
Deze brief wordt door ons ontleend aan de
Goesehe courant van 1 Januari jl.
Benoemd tot Rijks-boekhouder ten kantore
van den betaalmeester te Middelburg de heer
M. L. Vermeijle Broeder.
De heer C. Kamermans, hulponderwijzer in
school F (hoofdonderwijzer de heer de Man)
vierde gisteren gedachtenis van zijn veertigjarigen
dienst als onderwijzer in het huis van burgerlijke
en militaire verzekering alhier. Namens de com
missie van administratie en den directeur werd
hem een vereerend schrijven toegezonden. j
Met ingang van den 1™ Januari is aan ver
schillende ambtenaren bij de maatschappij tot
exploitatie van staatsspoorwegen verhooging
van bezoldiging toegekend.
H. M. de koningin begeeft zich morgen ochtend
tot herstel harer gezondheid naar het Zuiden van
Frankrijk, vergezeld van haar geneesheer dr. Vinlt-
huyzen J'., benevens de freule van Dedem, den
hofmaarschalk jlu. Gevaerts van Simonshaven en
den secretaris mr. von Weekherlin.
Het Vaderland bevat den volgenden brief van
een tweetal leden der provinciale Friesche werk-
lieden-vereeniging
Aan Zijne Excellentie den
Minister van Financiën.
Mijnheer de Minister!
Neem het niet kwalijk, dat we zoo vrij zijn U
dezen brief toe te zenden. We hehben hem laten
drukken, omdat onze hand van schrijven niet zoo
mooi is als U zeker gewoonlijk onder de oogen
krijgt. Ziet we laten alle jaar vanwege onze
vereeniging een jaarboekje drukken en nu kwam
het ons zoo in 't zinons schrijven aan u daarin
te laten plaatsendan wisten meteen alle leden
onzer Prov. Friesche Werklieden vereenigingdat
we er werk van gemaakt hebben.
U moet dan weten, dat we een winkelvereeffi-
ging en een voorschotbank daargesteld hebben
we coutribueeren reeds sedert een jaar of drie,
vier, en er is ook sedert eenigen tijd geld genoeg
in- kas om te beginnen. Maarwe kunnen
niet beginnen. Dat klinkt vreemd voor ons. We
meenden datals men geld hadmen alles be
ginnen kon. Maar mis hoor.
Onze bestuurders zeggen ons, dat we wachten
moeten (en dat we ons maar kunnen troosten,
want dat er wel honderd vereenigingen in ons
land zijndie ook wachten), totdat U de wet op de
coöperatie, die U gemaakt heeft, in'behandeling
brengt bij de Kamers Staten-Generaal.
Mijnheer de Minister, we hebben zoo'n drom-
melsche verlet van die wet zou U niet maken
kunnendat ze er kwamwant de zaken van
de coöperatie loopen glad in de war en daar
voor, niet waar? is U geen Minister, en daar
voor heeft U de wet niet gemaakten daarvoor
zijn de Kamers in ons land niet ingesteld. Ziet U,
vergiste mij niet, want het waren soldaten van
het eskadron van prins Gdie ons een vocaal
en instrumentaal concert kwamen geven. Het was
inderdaad der moeite waard te hooren, hoe die
reusachtige, fiks gebouwde manschappen, zoo
net en zindelijk in bun uiterlijk, in hunne krijgs
liederen beurtelings de vaderlandsliefde de won
deren van den Kaukasus, de heldendaden van hun
regiment, enz. bezongen.
Op een gegeven oogenblik zagen wij dat ai de
glazen gevuld werden eu de manschappen hun
kolonel aangrepenhem uitgestrekt op hunne armen
legden en in de hoogte wierpen, en hem telkens
met bewonderenswaardige juistheid weder opvingen.
Dit was, naar het scheen, een groot bewijs van
toegenegenheid. Ten slotte dronken allen op zijn
gezondheid onder het geroep van: Hoera!
Na Zijne Hoogheid kwam prins Gaan de
beurt en vervolgens ieder der officieren.
Ik stond dit voor mij geheel nieuwe schouwspel
verstomd aan te zien, toen ik mij plotseling, op
een woord van Zijne Hoogheidin een stoel voelde
nederdrukken en door prins Gen al de offi-
hieren in de hoogte tillen. Dit werd verscheidene
malen herhaaldzoodat ik niet zonder ongerustheid
was dat hat een slechten invloed op mijne spijsver
tering zou uitoefenen; maar ten slotte kwam er
een einde aan dit spel, al de heeren dronken
op mijne gezondheid en verklaarden dat ik
„durfde."
Mijne vriendin had den moed niet, zich aan de
proef te wagen; bevreesd voor min gewenschte
we wilden zoo gaarne aan den gang, dat zit zoo
in ons.
Nu zult U waarschijnlijk wel zeggenmaar,
fongeDS, er is nog zooveel werk daar ook be
hoefte aan is, en dat ook noodig af moet en de
heeren kameristen moeten dat abes eerst grond-
dig onderzoeken of ik mij ook hier of daar ver
gist heb.
Dat U veel werk hebt, dat kunnen we ons wel
verbeelden, eu dat er door de heeren van de ka
mers nog veel onderzocht moet worden, ook wel.
Maar ziet U, U is nu eenmaal de baas van de
kamers, en als U nu eens handelde zooals onze
baas? Als er nl. veel werk aan den winkel is,
dan laat hij ons bij avondlicht werken, somtijds
is 's avonds om twaalf uur de winkel nog ter
dege verlicht.
Als het dus niet te veel gevergd is dan zouden
we U verzoeken den wettemakerswinkel te laten
overwerken
We weten wel, de lui die aan den wettemakerswin
kel zijn, hebben niet zoo'n behoefte aan geld als
wij, en zullen er daarom ook niet zoo heet op zijn,
maar we gelooven toch wel, als U er extra voor
betaalde en dan een paar cent meer in 't uur als
over dag en ook omdat bij 't werk haast is, dat
ze zich wel zouden laten vinden, ieder is al heet
op de verdienst en als het werk af moet, dan
is dat toch maar hoofdzaak, de verdienst bijzaak.
Nu mijnheer, U neemt het ons zeker niet kwa
lijk, dat we zoo vrij zijn, dezen brief u te hebben
geschreven, wij zeggen maar altijd, dat men van
zijn hart geen moordkuil moet maken.
Dus we vertrouwen maar op u, en gelooven niets
van al die leelijke praatjes en prentjes, die Uile-
spiegel van u en andere heeren ministers uitstrooit
en maakt. Uilenspiegel is altijd een snaak ge
weest en zal het heel zijn leven zeker wel blijven.
Na groetenisse, ook aan uwe vrouw en kinderen,
schoon onbekend
Uw Dw. Dienaren,
Johannes Zeldenrust.
Pieter Vooruit.
Leeuwarden, Nov. 1875.
N. B. 'tls wel mogelijk, dat u het niet zoo
dadelijk vat, dat er zoo'n haast bij die wet op
de coöperatie is, omdat we het niet duidelijk ge
noeg gezegd hebben; maar als u dan maar even
aan den heer Kerdijk vraagt, (dat is eigenlijk de
insteller van de coöperatie in ons land), die woont
toch ook in den Haag, en die weet er alles van.
Als u den heer Kerdijk nog niet kent, dan is
dit een mooie gelegenheid om kennis met hem te
maken, want ziet u, als u nog wat minister blijft,
iets dat we hopen, dan zult u toch kennis met
hem moeten maken.
Mocht u echter meenen, dat het beter was om
met ons zeiven te spreken, met alle genoegen.
Als u dan maar even aan 't centraal bestuur van
het Algemeen Nederlandsch Werklieden-Verbond
schrijft, dan roept dat ons bij elkaar in den Haag,
evenals toen met de wet van mijnheer van Houten,
weet u.
Als.u terugschrijft, dan maar aan 't bureau van
de Prov. Friesche Werklieden-Vereeniging, onder
de letters Coöperatie. De bestuurders kennen ons
wel. We betalen trouw onze contributie en komen
geregeld op de vergaderingen.
Een heden bij de regeering ontvangen telegram
uit Atchinvan den 27^ December jl. meldt, dat
de operaties tegen de 6 Mockims een aanvang heb
ben genomen. Drie colonnes waren tegen den
vijand uitgerukt en hadden de vijandelijke
stelling Mibauw genomen. De operaties worden
voortgezet.
gevolgen, wilde zij zich niet op deze ongemeene
mannier omhoog laten voeren.
Op het bericht dat de troika voorstond, ver
trokken wij om bij den maneschijn het park en
paleis van Pavlask te bezichtigen. Vervolgens
had het souper bij zijne Hoogheid plaats, waar
de soldaten dezelfde eer aan hunne aanvoeders
bewezen als bij prins G
Ik had geen eetlust en gevoelde mij vermoeid.
Het eenige wat mij opleiding verschafte was het
beschouwen der hertshoorns waar al de muren
mede versierd waren; de plaats waar en de dag
wanneer de prins de dieren gedood had stonden er
onder vermeld. Het ameublement was overigens
prachtig en vooral muntte het oud-Duitsche por
selein uit, want de prins was uit Duitschland
afkomstig.
Te 8 uren des morgens eindigde het souper en
te 9 uren zouden wij te paard het hertenkamp
van den grootvorst Nikolaas gaan bezichtigen.
'tWas dus natuurlijk dat er besloten werd maar
niet naar bed te gaan. Op het bepaalde uur
stonden de paarden dan ook gereed; maar ik be
ken tot mijne beschaming dat ik het gezelschap
in den steek moest laten. Ik was zoo uitgeput,
dat ik voorwendde dat mijne amazone mij te veel
klemde, en ik de heeren dus onmogelijk kon
vergezellen.
Nauwelijks waren zij wegof ik wierp mij op
een divan, waar ik terstond insliep. Bij hunne
terugkomst verweten zij mij mijne luiheid, maar
ik trok het mij niet aan, en na het dejeuner
Het weder is gunstig, de gezondheidstoestand
onveranderd.
De majoor Mekern is zwaar gewond; aan onze
zijde zijn de verliezen gering, die van den vijand
zijn aanzienlijk.
Zondag avond te omstreeks half acht uur barstte
een hevige brand uit in de groote bierbrouwerij
der firma Hei ueken aan de Rotte te Rotterdam en
wel in een vleugel van het gebouw, die door een
gedeelte van het personeel bewoond wordt. De
brand was in den aanvang zeer fel. Omstreeks
elf uren was men de vlammen meester, nadat de
bovenverdieping geheel uitgebrand was. Het hoofd
gebouw is onbeschadigd gebleven, doch de schade
zeer aanzienlijk. Twee stoom- en twaalf hand
brandspuiten zijn bij het onheil werkzaam geweest
Voor de openstaande betrekking van hoofdon
der wgzer te Ovezande hebben zich 26 sollici
tanten aangemeld.
De Zierikzeesche courant meldt dat te Sta-
venisse in den ouderdom van 62 jaren overleden
is de verdienstelijke hoofdonderwijzer der openbare
school, de heer D. van Breen.
Beroepen bij de Ned. Herv. gemeente te
Midlum (Friesland), de heer C. ter Spill, predi
kant te Westkapelle.
De voor-tentoonstelling der maatschappij tot
bevordering van landbouw en veeteelt in Zeeland,
bestemd voor de wereldtentoonstelling te Philadel
phia en door de zorgen der heeren J. M. Kakebeeke
en E. van den Bosch in orde gebracht, wordt
deze week te Goes in 't Slot Ostende ter bezichti
ging gesteld. De Goesehe courant bevat van het
tentoongestelde de volgende beschrijving:
Het geheel is 5 bij Ij M. groot en 3) M. hoog.
Bovenaan ziet men een zon van korenarendaar
vóór het Zeeuwsche wapen, terwijl keurig nette
draperieën zijn aangebracht en bovenaan een
wimpel is geplaatst met het opschrift „Agricultur
society of Zeeland", zoodat het geheel een goeden
indruk maakt.
Onder het geëtaleerde vindt men 14 soorten van
tarwe en 18 soorten van boonenvele soorten van
erwtengerst, haver enz., van welke producten
kleine bosjes halmen zijn aangebracht. In 't midden
ziet men een portefeuilledie een statistiek bevat
in de Hollandsche en Engelsche taal van de grond
soorten en de opbrengst van den oogst, benevens
het aanwezige vee in de geheele provincie, en
van de scheepvaart op de kanalen door Walcheren,
Zuid-Bevelanden het kanaal NeuzenSas van
Gent.
Verder heeft men er photographieën van ver
schillende boeren-hofsteden zoowel de tegenwoor
dige nieuwe modellen als de met riet gedekte,
een platten grond van de Hofstede „Welgelegen"
van den heer Kakebeeke, phothographieën van paar
den, van vee van Zeeuwsch en gekruist Durhamras,
en van een Zeeuwschen boer en eene Zeeuwsche
boerin in oorspronkelijke kleederdracht.
Ten slotte vindt men er nog wilgeteenen, koren
schoven, draineerbuizenmeekrapwortels enz.
keerden wij naar St. Petersburg terug, waar ik
mij dadelijk de weelde van een verfrisschend bad
en een goed bed vergunde.
{Wordt vervolgd.)
Verleden week werd door eene Belgische recht
bank aan de weduwe van een dronkaard, die door
een spoorwegongeluk haar man verloren had, eene
schadevergoeding ten laste der spoorwegmaat
schappij toegewezen. Een der rechters, die in de
zaak gezeten had, vloeiden toen de volgende regels
uit de pen:
Colas ne gagnait rien, il était toujours irre;
Un accident de route, un jour, causa sa mort,
la severe Thémis, pour répara' ce tort,
Mit une grosse somme a 1'actif de son livre.
Hélaspauvre Colas! Derision du sort,
Ce ne fut qu'en mourant qu'il gagna de quoi vivre.
{Handelsblad).