BUITENLAND. Egyptische brieven. met J. Brasser, jd. 29 j. M. Stevens, jtn. 24 j., met J. C. Tisserand, jd. 25 j. Bevallen: M. C. Verwijs, geb. Vos, z. E. H. IJssel, geb, Siegers, z. M. Meülmeester, geb. Arents, z. B. van der Knip, geb. Hodde, d. A, Cornelisse, geb. Jonge- pier, d. H. Luitwieler, geb. Persenaire, d. M. M. Merk, geb. Nellen, z. C. M. Degens, geb. Wenstedt, d. P. W. Daman, geb. Roijnkout, d. OverledenA. J. de Eoos, wedr. van J. L. Seeboldt, 75 j. C. I.1. Koenen, jd. 30 j. (te Antwerpen). C. P. A. Moesnich, z. 7 m. (te Antwerpen). C. M. Brauers, jd. 25 j. (te Antwerpen). (Van 18-^-25 December.) Vussingen. Bevallen: P. Pichal, geb. van Olphen, z. A. P. Demoor, geb. Thienpont, z. P. Eatelband, geb. Suvaal, d. P. van Beek, geb. Lambert, d. M. C. van der Poel, geb. Voorman, d. M. de Groot, geb. Koop man, z. H. M. Spierings, geb. Kest, d. E. de Munck, geb. Verbergt, z. Overleden: E. P. van Loo, z. 3 m. Goes. Bevallen: J. G. de Witt Hamer, geb Kake- beeke, d. M. Verrijzer, geb. Geluk, d. Overleden: P. Kooze, man van B. Quist, 67 j. M. E. Goeree, jd. 57 j. (12 Maart 1875 te Antwerpen). ëtdtea-GieneraaL De minister van binnenlandsehe zaken heeft het verslag der tweede kamer over het wetsontwerp betrek kelijk het exploitatie-contract met de Holl. ijzeren spoorwegmaatschappij beantwoord. In het ontwerp zijn, naar gewoonte, die artikelen van de overeenkomst ter bekrachtiging aangeboden, waarbij de staat met geldelijke lasten wordt bezwaard en waarin afwijkingen worden voorgesteld van wette lijke bepalingen. Mocht bij de discussie nog blijken van bepalingen, die voor do kamer een hoofdreden harer goedkeuring zouden uitmaken en aan welker wettelijke sanctie waarde wordt gehecht, dan staat de gelegenheid open om dergelijke bepaling in het wets ontwerp te voegen. Verlenging van de concessie voor den Holl. spoorweg van Amsterdam tot Rotterdam of, om juister te spreken, verschuiving van den termijn, waarop die, op de wijze bij de oorspronkelijke concessie bepaald, kan worden beëindigd, is voor de uitvoering van de thans voorge stelde regeling noodig. Wordt die regeling niet goed gekeurd, dan komt ook die verlenging nog niet te pas, waarom zij dan ook van de goedkeuring der regeling bij de wet is afhankelijk gesteld. Indien meu de verlenging van de concessie als een hoofdbezwaar tegen de overeenkomst beschouwtmoet men aannemen, dat in 1880 de Holl. ijzeren spoorweg van Amsterdam over Rotterdam, overeenkomstig de facultatieve bepaling der concessie, voor rijksrekening zou worden overgenomen. Is dit, vraagt de regeering, waarschijnlijk? Nadat krachtens de wet van 1863 de exploitatie van de nu bestaande staatsspoorwegen tot 1917 aan particuliere ondernemers is opgedragen, mag met grond worden betwijfeld, of in 1880 het voorstel ingang zou vinden tot overneming door het rijk van een concessie, die op bevredigende wijze door de exploi- teerende maatschappij wordt uitgevoerd, een maat schappij die haar taak door aanleg van den spoorweg van Haarlem naar Uitgeest en van den Oosterspoorweg heeft uitgebreid, een maatschappij, die het algemeen belang zeer heeft bevorderd en waarbij veler belangen hier te lande betrokken zijn. Bovendien is het de vraag of de belangrijke uitgaaf tot overneming van den weg van Amsterdam naar Rotterdam met al haar materieel, met den toestand der financiën in 1880 zal strooken. De regeering meent te hebben aangetoond dat de getroffen regeling voor het geldelijk belang van den staat voordeelig is De betrekkelijke kleinheid van het aandeeldat bij klimming van de bruto opbrengst der exploitatie door den staat zal worden genoten, wordt opgewogen door vermindering van lastendie, volgens de thans bestaande voorwaarden voor rekening van het rijk komenof, zoo die kosten terstond door het rijk worden betaald, wordt daarvoor een rente van 4j pet. per jaar genoten. Het praktisch gevolg der overeenkomst is natuurlijk in de eerste plaatsdat de maatschappij de exploitatie zal moeten aanvaarden van spoorwegen, die voor rekening van het rijk zullen worden gemaakt, maar buitendien ook van andere wegenwaar dat voor het publiek belang noodig of wenschelijk zal worden geacht. In allen geval zou de overeenkomst dan op een andere wijze met de oude concessie voor den spoorweg van Amsterdam naar Rotterdam in verband moeten zijn gebracht, want een maatschappij die geen langere toekomst heeft dan tot 1880, kan bezwaarlijk groote verplichtingen aangaan. De regeering erkent, dat de spoorweglijn van Am sterdam naar Rotterdam ongetwijfeld een bij uitnemend heid gunstig gebied van verkeer voor het vervoer van reizigers, maar ongunstig voor het vervoer van goe deren oplevert. Ook ten aanzien van het reizigersver keer is de concurrentie in de laatste jaren toegenomen. Gemiddeld heeft de maatschappij 42.87 dividend op haar aandeelen, groot 1000, uitgekeerd. Over het boekjaar 1874 bedroeg het f 65.90. Wordt het wetsont werp aangenomen dan zal de berekening omtrent de bouwkosten voor den spoorweg AmsterdamRotterdam geverifieerd en het bedrag vastgesteld moeten worden, om weder op de wijzebij art. 5 der overeenkomst bepaaldte worden bijgehouden. VIL Caïro 7 December 1875. In mijn vorigen brief beschreef ik de plechtige recep ties bij gelegenheid van den Beiram, in dezen wil ik een paar onderwerpen van meer algemeen belang be handelen, namelijk de nieuwe Egyptische leening en de nederlaag der Egyptische krijgsmacht in Abyssinië. Iu geen der hoofdsteden van Europa vindt men be trekkelijk zulk een groot aantal bankiers en crediet- vereenigingen als te Alexandrië en te Caïro, nevens de banken van het Westen, die er meest alle succursalen hebbenonder allerlei naam en van allerlei nationaliteit. Om slechts enkele te noementhe Anglo-Egyptian bank, the Bank of Egypt, the Bank of Alexandria, la Ban- que Indo-Egyptiennela Banque Austro Egyptienne, la Banque Walo-Egyptiennele Crédit Lyonnais, de banken van Antoniades BischofsheimOppenheim Mayer, Dervien Cattani en honderd anderen. In geen land vinden zij dan ook zulk een ruim en vruchtbaar veld voor winstgevende operatiën. Weelde en ver kwisting zijn factorendie overal en altijd den geld schieter welkom zijn; door beide wordt in Egypte zoo wel de huishouding van den staat als die van de greoten des lands beheerscht, Men speculeert op het geldge brek, waarin de khédive en zijne daïra of particuliere administratiede prinsen van den bloede en vele prachtlievende pacha's dikwijls verkeeren. Ten op zichte van de financiën des rijks moet men echter billijk zijn, en valt van den eenea kant niet te ontkennen, dat bij een verstandig en zuinig beheerop een Europesche leest geschoeid, de aanzienlijke inkomsten vermeerderd met de door leening en voorschotten verkregen kapi talen, nuttiger en voordeeliger zouden kunnen worden aangewend; van den anderen kant moet men erkennen, dat in geen land ter wereld van die geringe uitgestrekt heid in den laatsten tijd werken van openbaar nut op zulk eeiie groote schaal zijn uitgevoerd als hier. Ten bewijze daarvan voer ik slechts aan het kanaal van Suez, dat, ofschoon het'Égypte geen direct voordeel aanbiedt, den staat ettelijke millioenc n heeft gekost; het spoorwegnet dat in 1863 niet meer dan tweehonderd vijftig mijlen omvatte en nu tot twaalfhonderd mijlen is uitgebreid, weldra het binnenland van Afrika voor den handel en het verkeer zal openstellen; de kolos sale dokken te Alexandrië; de kanalisatie voor den afvoer van het Nijlwater, waarbij in tien jaren tijds vijf en zestig percent gronds meer is verplaatst ge worden dan de massa bedroeg, die bij het gansche Suez-kanaal is verwerkt geworden en waardoor de nationale rijkdom met millioenen bunders vruchtbaar land is vermeerderdde verbeterde inrichting van pos terijen en telegraphie, het openbaar onderwijs, de her vorming van het rechtswezen enz. Wat daarvoor is uitgegeven, kan zeker niet als verloren geld worden beschouwd, maar om de kosten daarvan te bestrijden, waren buitengewone middelen noodig. De groote heer te Stamboel zag echter met leede oogen de veelzijdige ontwikkeling, door zijnen vasal aan het door hem bestuurde gedeelte van het Otto mansche rijk gegeven; hij trachtte hem te belemmeren in zijne zucht tot het invoeren van al die nieuwighe den die niet dan met Europeesch geld konden worden tot stand gebracht en vaardigde daarom in 1869 den firman uit, waarbij aan de Egyptische regeering werd verbodenzonder voorkennis en bekrachtiging der Porte leeningen in het buitenland te sluiten. Meer dan ooit nam zij nu hare toevlucht tot de in het land zelf ge vestigde bankiersook particulieren konden haar tegen hoogen intrest gelden op schatkistbiljetten voorschieten; de vlottende schuld werd van jaar tot jaar grooter. Spoedig evenwel, reeds in 1872, werd bij keizerlijken firman van 7 Augustus het verbod, dat doelloos bleek te zijn, opgegeven en den khédive volle vrijheid gelaten om, zolder inmenging van Turkijezijne eigen geldzaken en de financieele aangelegenheden des lands, die nauw met elkander verbonden zijnnaar eigen goedvinden te mogen regelen enzoo dikwijls hij dit noodig achtte, nieuwe leeningen, waar dan ook, te mogen aangaan. Hiervan werd herhaalde malen gebruik gemaakt en daar de regeering hare verplichtingen getrouwelijk na kwam, vond men de Europeesche geldmarkt alt jd bereid Egypte in zijnen telkens terugkeerenden nood te helpen, die zich hoe langer hoe meer deed gevoelen, nu ook de gevest.gde schuld aanzienlijk was toegenomen en voor intrest'n en aflossingen ieder jaar grootere som men werden vereischt. Vooruit kon men berekenen dat vóór het einde van dit jaar de dan tijdelijk uitgeputte schatkist weder eene nieuwe leening zoude noodig hebben. Wellicht herinnert men zich, dat al in den afgeloopen zomer verscheidene dagbladen, aan financieele belangen gewijd, vooral in Engeland, in hunne artike len en beschouwingen over den toestand en de vooruit zichten van Egypte's geldmiddelen, deze als zee1' ongunstig hebben afgeschilderd en zijn staatskrediet trachten te ondermijnen. Zij slaagden er werkelijk in, eene aanzien!ijke daling der Egyptische fondsen te bewerken. Eerpt schreef men deze manoeuvre toe aan eene coalitie van voorname bankiers om des te betere voorwaarden bij de nieuwe leening te kunnen bedingen, maar spoedig zoude het blijken dat de Engel- sche regeering zelve de hand in het spel had. De omstandigheden werkten mede om dezen toeleg boven verwachting te doen gelukken. De late katoenoogst bracht minder geld in kas dan waarop men gerekend had, de oorlog met Abyssinië vereischte buitengewone uitgaven en last not least de' wanbetaling der renten van de Turksche fondsen, die trouwens niets met de Egyptische staatsschuld gemeen hebben, werkte ook nadeelig op den koers der effecten, wat niet zonder vrucht tot hetzelfde doel, de meest mogelijke desappre- ciatie van het Engelseh krediet, werd geëxploiteerd. Men meende zeker te zijn, dat het gouvernement van den khédive weldra voor de onmogelijkheid zoude staan om een, nieuwe leening op eenigszins gunstige voor waarden te kunnen sluiten. Eindelijk, ia de maand November, was het oogenblik gekomen dat men geld noodig had. De bankiers juichten en dachten een goe den slag te znllen slaan. Zij waren bij den minister van financiën ontboden en het huis Oppenheim kwam met voorstellen voor den dag, die onaannemelijk waren; het huis Dervieu was bereid drié millioen zevenhonderd duizend pond sterling te leenen tegen een intrest van twaalf percent. Door den nood gedrongen had de regeering de grond- slagen dezer leening reeds goedgekeurd en men wist dat het contract reeds 'geteekend was, toen ter elfder ure het Engelsche bewind door generaal Stanton de volle vier miliioen pond deed aanbieden tegen den hier te lande ongehoord lagen intrest vau vijf percent, voor den tijd van negentien jaren, tegen overgifte der nog in haar bezit zijnde honderd zes en zeventig stuks aandee len in de compagnie Universelle du canal maritime de Suez. Er werd niet lang geaarzeld; met het huis Dervieu werd eene schikking gemaakt en spoedig was het feit algemeen bekend, dat Albion voor meer dan twee vijfden aandeel in het kanaal van Suez had ge kregen dat het de daaruit voortvloeiende rechten gedurende negentien jaren kon laten gelden en het dan in de macht der Egyptische regeering stond om, tot kwijting harer schuld, die acties in vollen eigendom aan Engeland over te dragen, of die wat zeer on waarschijnlijk was door afbetaling der vier millioen weder terug te krijgen. Dat beide partijen over deze transactie hoogst tevre den waren, ligt in .den aard der zaak. De khédive ontdeed zich van aandeelen, waarvan de coupons eerst gedurende twintig jaren verpand waren; voor een, althans gedurende dien tijd, dood kapitaal, dat om ge noemde redenen ternauwernood eene waarde heeft van vier en twintig millioen gulden, bekomt de schatkist dadelijk de beschikking over het dubbele dier som. Tevens is er gebroken met de traditie, dat er" beneden de zeven percent geen geld voor Egypte te krijgen is de bankiers zijn getopt, ook voor het vervolg zal Groot- Britannië niet weigeren zijn geldelijke hulp te verleenen wanneer die andermaal door zijnen schuldenaar, waar aan het wéderkeerig de grootste verplichting heeft, wordt ingeroepen*. Want algemeen is men het eens, dat En geland nog veel beter zet heeft gedaan dan Egypte. Het is slechts de eerste stap op den weg om de be langen van beide landen inéén te smelten en aan eerstgenoemd rijk titels, rechten en eigendommen te bezorgen, tot welker bewaking en verdediging het wel- icht al spoedig zal worden geroepen, als het Oostersche vraagstuk, dat zijne beslissing nadert, niet op vrede lievende wijze kan worden opgelost. Tot dusverre had Groot-Britannië daarbij geen direct belang; nu treedt het op om zijne rechten te handhaven in Egypte; zoude daardoor eene eventueele bezetting van dat land niet zijn gerechtvaardigd? Maar zelfs al komt het niet zoo ver, door deze leening of liever door dezen koop der aandeelen in het kanaal van Suez, heeft Engeland zich gedurende een aantal jaren een overwegenden invloed op de administratie en de verdere aangelegenheden van het kanaal verzekerd, dat daardoor tevens zijn tot nu toe bijna uitsluitend Fransch karakter en kleur heeft verloren. De overige politieke gevolgen van dit feit, waarvan ik maar eenige bijzonderheden, die hier beter bekend zijnheb willen mededeelen, laat ik ter beoordeeling over aan de Europeesche pers, wier voornaamste orga nen ongetwijfeld reeds eenige artikelen aan de nieuwe Egyptische leening hebben gewijd. gedrukt bij de gebroeders abrahams te middegburg,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1875 | | pagina 6