BUITENLAND. BIJVOEGSEL M1DDELBURGSCHE COURANT Een koorddanser op zee. Jitjg^ondm stufte. VAN DE van Zaterdag 25 December 1875. N° 306. Gemengde berichten. Op het bal, dat te Bombay ter eere van den prins van Wales werd gegeven, was natuurlijk een schitte rend gezelschap aanwezig en met afgunstige blikken volgden de schoonste en rijkste dames der stad den prins bij de keus zijner danseressen. Eensklaps nader de deze de vrouw van een hooggeplaatst ambtenaar, een Italiaansche mareheza, en vroeg haar arm voor de eerste quadrille. „Het spijt me zeer, üw koninklijke hoogheid, antwoordde de dame, maar ik ben reeds geëngageerd." In stomme verbazing richtten aller oogen zich op den prins om te zien hoe hij dit blauw tje zou opnemen. Doodbedaard zeide de kalme zoon van Albion„Dat spijt, me ookdoch ik hoop dan bij de volgende quadrille het genoegen te hebben." Zoo geschiedde het ook: bij de volgende quadrille wandelde de markiezin aan den arm van den koninklijken gast. Als een belangrijke bijzonderheid wordt uit Pesth gemeld, dat doof den kommandant van de Honveds een order is uitgevaardigd waarbij aan de Honved-officieren vrijheid wordt gegeven leden van vrijmetselaars-loges te worden, omdat de loges door de regeering zijn erkend en dus niet als geheime of poli tieke vereenigingen kunnen worden beschouwd. Ter wijl in andere landen de vrijmetselaars zelfs de vor sten onder hunne leden tellen, in Duitschland ook den keizer, is eene zoo vrijzinnige bepaling als ten aanzien van de Honved-officieren is genomen, in Hon garije zonder voorbeeld; de officieren van andere leger- afdeehngen genieten zoodanig voorrecht nog niet. De onvermoeide beschermer der Engelsche zee lieden, het parlementslid Plimsoll ontziet tijd, moeite' veroordeeling noch hooggeplaatste personen om zijn hoogste streven, het verkrijgen van goede maatregelen ter bescherming der zeelieden, te bereiken. Hij heeft thans uit Konstantinopel een brief aan lord Derby gericht, waarin hij aandringt op betere instructies voor de consuls tot uitvoering der bepalingen van de scheep vaartwetten. Hij deelt tevens mede, dat hij zelf per sonen heeft aangesteld om de uitvoering van die bepa- ingen te controleeren, en noemt de laatste instructies van het ministerie van koophandel betreffende het laden van korenschepen om het kenteren der schepen bij hooge zee te voorkomen „een model van onwetend heid van officieele autoriteiten." Uit Berlijn wordt gemeld, dat aldaar ernstige onderhandelingen worden gevoerd om het paleis van dr. Strousberg in d6 Wilhelmstrasse aldaar met het geheele ameublement, de bibliotheek en muziekverza meling voor rekening van den keizer van Duitschland aan te koopen, die het zou bestemd hebben voor zijn kleinzoon den oudsten zoon van den kroonprins, prins Friedrich Wilhelm. Hoe belangrijk de koraalvisscherij te Napels is blijkt uit het volgende. In 1875 liepen uit de havens van het marine-district Napels 416 barken ter koraal visscherij uit, die te zamen een inhoud van 3925 tonnen hadden. Daarvan waren 404 eigenlijke visschersbarkeD en 12 transportschepen264 van de vaartuigen gingen naar verschillende punten der Italiaansche kust; de overige begaven zich naar elderseen ging door schip b;euk verloren, de anderen keerden behouden terug. De visscherij leverde 23,000 kilo's koraal eerste quali- teit op, tegen een waarde van 120 franken per kilo, ^0,000 kilo's koraal tweede qualiteit tegen een waarde van 75 franken per kilo en 67,436 kilo's koraal derde qualiteit tegen 6 franken per kilo. Do gezamenlijke waarde beloopt dus ongeveer 4,664,616 franken. Na aftrek der kosten van uitrusting der vaartuigen ad 2,4^2,100 franken en van belooning en onderhoud der manschappen ad 1,966,800 franken blijft voor de onder nemers, die grootendeels in het stadje Torre del Greco, aan den voet van den Vesuvius, wonen, een zuivere winst van 242,616 franken. Sedert den opstand in de Herzegowina hebben meer dan 25,000 Serviërs met 32,000 stuks vee een toe vlucht in Hongarije gezocht, waar men veel moeite heeft allen onder dak te brengen. De regeering van Croatië heeft de zorg voor ongeveer 7000 personen op zich genomen, terwijl de overige onder bescherming van de kommandanten in de grensdistricten staan. Voor lederen volwassene wordt dagelijks 10 kreuzer en voor ieder kind 5 kreuzer ondersteuning gegeven, zoodat de vluchtelingen al een aardig sommetje aan de Oos- tenrijksch-Hongaarsche schatkist kosten. Dikwijlshoewel altijd te vergeefs, is de opmerking gemaakt dat de halsbrekende kunstendie door koord dansers en andere acrobaten „ten genoege" van het publiek vaak verricht worden, niet slechts voor de uitvoerders gevaarlijk zijnmaar ook de strekking hebben om de toeschouwers hardvochtig en bloeddor stig te maken. De ziekelijke prikkeling aan de zenu wen gegeven door de vraag of het menschelijk wezen, dat daar hoog in de luchtboven onze hoofden aan een touw hangt te slingeren of er zich op voortbe weegt, al dan niet een noodlottig en mistred of. misgreep zal doen waardoor zijn gezond lichaam naar beneden stortende in een misvormd lijk veranderd zal worden die prikkeling moet nadeelig werken, zij moet de menschen tot wreedaards maken. Een bewijs voor deze waarheid vinden wij in het volgende verhaaldat in een der meest verspreide ge- illustreerde Engelsche weekbladen „the Graphic", te vinden is. Blijkbaar is de schrijver, die met zulk een genoegen zich in al de bijzonderheden van het afschu welijk verhaal vermeidt, zich niet bewust dat hij in wreedheid hoegenaamd niet onderdoet voor de oude Romeinen, die voor hun genoegen in hunne arena's de Christenen door wilde dieren lieten verscheurenof voor de Spanjaarden, die in de trillende ingewanden van door stieren opengereten paarden en toreadors een wellust der oogen vinden. „Aan boord van het mailstoomsehip Poonah, zoo lezen wij bevond zich gedurende de jongste reis van Aden naar Ceilonook de beroemde koorddanser, Blondin. In den namiddag van den 19 October be sloot deze een wandeling op een gespannen koord in volle zee te doen. De afstanddien hij had af te leg gen, was niet gering, want de Poonah is het langste vaartuig der stoomvaartmaatschappij en Blondin stelde zich voor om van den grooten naar den bezaansmast te wandelen en terug. Een stevig 7duims kabeltouw werd dus aan den bezaansmast bevestigd en door mid del van den stoom-lier op het dek zoo strak mogelijk aangehaald. Om het slingeren van het touw nog meer te beletten, werden er hoorntouwen over vastgemaakt, die naar de verschansing van het schip liepen. De bewegingen van het schip zelf konden echter niet weg genomen worden en het ergste was de zware, lang zame deining in tegenstrijdige richting, welke in deze zeeënop dien tijd des jaarsuit alle windstreken te gelijk schijnt op te komen. „Toen Blondin, met den balanceerstok in de hand, in het grootwant stond, bleef hij, met den eenen voet op het kabeltouw geleund, lang genoeg aarzelen om som migen te doen denken dat hij tegen zijn waagstuk opzag. De wandeling was gevaarlijk genoeg om zelfs zijne zenuwen in oproer te brengen. De bezaans mast is natuurlijk korter dan de groote mast en de hoorntouwen hadden het kabeltouw in het midden nog naar beneden getrokken zoodat hij beginnen moest met eene tamelijk sterke helling af te dalen. Daaren boven is Blondin gewend om tegen koorden op te loopen die in de hoogte stijgen, waarbij hij gehgenheid heeft om met zijne oogen een vast steunpunt boven zich te zoeken. Hier daarentegen bij het slingeren van het schip en het trillen der stoomwerktuigen, (het schip stoomde met eene vaart van-12 a 13 mijlen voort) kreeg het touw, waarop hij loopen moest, zulke bochten en kronkelingendat hij later zeide dat het meer van een slang dan van een koord had. „Voor dat hij een vijftal ellen had afgelegd, was hij genoodzaakt op het touw te gaan zitten, teneinde zijne vastheid terug te krijgen en een stuk of drie zware deiningen af te wachten, Hie achter elkander over de zee kwamen aanrollen. Toen stond hij op éen been weder op, en het was de moeite waard om te zien hoe de zware spierbundels opde buitenvlakte van zijn dijbeenopzwollen, toen zij hem en zijn zwaren balanceer stok omhoog lichtten. Nog tweemaal was hij genoodzaakt te gaan zitten voordat hij den bezaansmast bereikte. Luide toejuichingen begroetten hem daar en aan de toeschouwers ontsnapte een zucht van ver lichting. Dit gedeelte zijner wandeling was zooveel te moeilijker dew ij 1 de zon hem vlak in de oogen scheen. Zijn terugtocht ging snel en gemak kelijk, tot op ongeveer drievierde van den afstand. Toen werd het schip door de deining aangegrepen en was hij genoodzaakt stil te staan en zich over en weder te buigen zoodat het leek alsof' hij zijn loodrechten stand geheel verloren had. Dit was echter slechts een gezichtsbedrog, daar de masten en de schoorsteen, met wier stand men den zijnen vergeleek, door het slinge ren van het schip zeiven uit de loodrechte richting geraakt waren. „De balanceerstok rees en daalde met heftige bewe gingen en stond een paar keeren bijna recht overeind. Ieder verkeerde in den grootsten angstniet alleen de passagiers, maar ook de kapitein en de scheepsofficieren. Blondin raakte echter niet van zijn stukmaar wachtte bedaard tot de lastige deining voorbij was en bereikte toen veilig den grooten mast. Kapitein Angove, die de machine wat gemakkelijker had laten werken en met zorg den koers van het schip geregeld had, zoo dat het zoo vast als mogelijk lag, wenschte de kun stenaar toen hij behouden op dek teruggekeerd was, van harte geluk. Blondin verklaarde dat het werk hem zeer moeielijk gevallen was en dat hij zijne ge wone kunsten op zulk een koord onmogelijk zou kunnen doen. „De toer geschiedde geheel onbaatzuchtig. De eenige belooning voor Blondin bestond in de eenparige dank betuigingen van alle passagiersdewijl hij iets gedaan haddat niemand vóór hem had durven ondernemen." Dat unanimous vote of thanks had de man dan ook wel verdiendKregen wij echter onzen zindan werd tegen den beleefden kapitein Angove, die met zooveel zorg zijn schip gestuurd heefteene vervolging inge steld wegens poging tot moord, omdat hij dit dobbelspel om een menschenleven heeft toegelaten en aangemoedigd. En kregen wij dan nogmaals onzen zindan werden alle kunstemakerijen op meer dan manshoogte boven den grond, over de geheele wereld, op dezelfde manier als pogingen tot doodslag verboden. In dezen tijd, waarin óver onderwijs, godsdienstpre- diking en zendelings«rbeid in onze O. I. bezittingen zooveel wordt geschreven en gesproken en ook de ar beid der zendelingen in de jongste kamerdebatten meer dan eens is aangeroerd, kan het zeker niet ongepast worden geacht uit een brief van een zendeling (welke brief dezer dagen in een weekbladorgaan van het Nederhndsch protestantenbond is geplaatst) een en ander over te nemen, dat ook in wijder kring ver- dimt gekend te worden. Die zendeling, de heerWiers- ma, is niet alleen voor velen hier te lande een goede bekende, die gedurende 1875, tijdens zijn verblijf in het vaderland, veel sympathie en waardeering wekte en die zich ook te Middelburg, warme vrienden verwierf, zoodat sommigen uit zijn afscheidswoord voor zijn vertrek geschreven gaarne iets zullen vernemen; maar zijne opvatting en voorstelling van den zendelingsarbeid kan strekken om den gee3t, waarin hij en met hem vele van de beste en ijverigste zendelingen van het Nederlandsche zendelinggenootschap arbeidenbeter te doen kennen en hen vooral van den nog altijd te onrechte op hen rus tende verdenking van confessionalisme te zuiveren. Wat wij hier vernemen, zijn wel is waar slechts frag menten uit een brief voor een bepaalden broederkring bestemd, maar tot het beoogde doel zal, naar wij ver trouwen, deze bloemlezing kunnen voldoen. De zendeling Wiersma nu reeds gedurende dertien jaren in de Minahassa van Menado op Celebes werkzaam, is wat zijne theologische overtuigingen betreft een beslist geestverwant van hen, die men gewoonlijk met den naam van modernen aanduidt en geeft te zien hoe een man van die richting als zendeling arbeiden en spreken kan. „Wat ik te zeggen heb? schrijft hij. Eerst een woord van erkentelijkheid, van dankbaarheid. Inder daad, als ik terugzie op al wat ik in het vaderland heb ervaren, en denk aan de bewijzen van sympathie van mannen, tot wie ik met de meeste hoogachting opzie, ontvangen, dan moet ik erkennen: het is mij goed hier geweest te zijn. Toen ik in Juli '74 arriveerde, zweefde mij met een zekeren schroom de vraag op de lippen: Wat zal het nu zijn? Zal het vaderland mij al de moeite en kosten der verre reis vergoeden En thans moet ik zeggen: Ik heb meer genoten dan ik heb durven hopen of verwachten. Daarom mijnen hartelijken dank aan allen, die hebben medegewerkt om mijn taak te verlichten, om mij lust en kracht te schenken met goeden moed voort te gaan, mijnen har telijken dank voor de vele bewijzen van sympathie. Mocht die sympathie blijvende zijn, dan wanhoop ik nog niet aan onze goede zaak. Waar ik die sympathie aan verschuldigd ben Ik heb daar dikwijls genoeg over nagedacht en 't spreekt van zelf, dat zij bij mijne ver schillende vrienden uit verschillende oorzaken voort vloeit; maar de hoofdreden vind ik in mijne anti- confessioneele opvatting van het zendingswerk; mis schien ook was het mijne eenvoudige natuurlijke wijze van voorstelling der zaken, die velen tot mij trok. Hoe dan ook, de modernen gevoelden zich tot hun geestverwant aangei rokken en velen hunner waren wol- licht verrast, dat er werkelijk, ook van hun standpunt uit, op het gebied der zending met vrucht kon gearbeid worden; anderen hunner, wier oüde liefde voor de zending nimmer was uitgestorven, verheugden zich dat er nu eindelijk eens een poging werd aangewend om hunne idealen te verwerkelijken. De evangolischen ge-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1875 | | pagina 5