^laten-Cieiieraal.
Slee trachte zoo spoedig mogelijk eene akte als hoofd
onderwijzeres te verkrijgen.
De benoeming wordt tot een later deel der zitting
aangehouden.
Geschiedt voorlezing van een voorstel van burgemeester
en wethoudersstrekkende om de jaarwedde van den
eersten opzichter der gemeentewerken, met 1 Januari
a.van f 700 tot 800 te verhoogenzoowel omdat
eene jaarwedde van f 700 niet overeenkomt met de
belangrijke werkzaamheden welke dien ambtenaar zijn
opgedragen, alsook omdat het niet billijk is dat de
eerste opzichter, gewoonlijk een persoon van onder
vinding en keunis, in belooning gelijk Btaat met den
tweeden opzichter, bij wieg die eigenschappen niet in
dezelfde mate gevorderd worden. Te meer achten
burgemeester en wethouders thans die verhooging wen -
schel ijknu dé tegenwoordige tirularis tijdens de
langdurige ongesteldheid van den gemeente bouwmeester
doorstaande blij ken van ijverondervinding en kennis
heeft gegeven.
De heer Snijders stelde voor, de verhooging op 200
te bepalen in plaats van op f 100, met het oog op de
gewichtige diensten in den laatsten tijd door den heer
van der Heil gepresteerd, door welke verhooging het
traktement althans eenigszins zal gebracht worden op
de hoogte van hetgeéu die ambtenaar der gemeente
waard is.
Nadat de voorzitter namens burgemeester en wet
houders verklaard had dat zij tegen bet voorstel van
den heer Snijders geen bezwaar hadden, werd dit
met algemeene stemmen aangenomen. Het alzoo ge
amendeerde voorstel van burgemeester en wethouders
werd zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Voor de oudheidskamer zijn ten geschenke ontvangen
van de heeren van Zeijlen Decker een muntstuk uit
de vorige eeuw, gevonden bij de afgraving van het
achterdok alhieren van mr. G. N. de Stoppelaar twee
photographieëa van de voor en achterzijde van het
gedenkteeken van Marnix van St. Aldegonde te West-
Souburg. Voor deze geschenken wordt den gevers
dank betuigd.
Vervolgens geschiedt voerlezing van het rapport der
financieels commissie betreffende het door den heer
B. A. Fokker ingediend voorstel tot wijziging, voor
namelijk van art. 5, der verordening op de heffing
eener plaatselijke belasting op de inkomsten in deze
gemeente (medegedeeld in het bijvoegsel dezer courant
van 6 Mei jl.)
De voorsteller verlangt:
1°. dat het minimum inkomen dat aangeslagen wordt
teruggebracht worde van f 300 tot f 250
2°. dat de ruimte tusschen minimum en maximum
der le klasse worde verminderd
3° dat een nieuwe klassenschaal worde vastgesteld,
waarbij als beginsel wordt aangenomen eene evenredig
opklimmende afkorting.
De commissie van financiën acht eene verlaging van
het belastbaar inkomen niet wenschelijk, op grond dat
Zij die minder dan 300 inkomsten hebben nu, evenals
by de vaststelling der verordening in 1871, als be-
hoeftigen moeten beschouwd worden. Zelfs kwam aan
sommige leden eene verhooging van het minimum
wenschelijker voor dan eene verlaging. Ook met
het oog op het moeilijke der inning van de belasting
der laagst aangeslagenen, acht de commissie verlaging
van het minimum niet wenschelijk en vreest zij dat
door de vele vervolgingskosten de gemeentekas achteruit
in plaats van vooruit zou gaan.
Wat het tweede punt, verkleining der ruimte tuschen
het minimum en het maximum der eerste - klassen betreft,
zoodat er eene klasse zou zijn van 300—f 35Q en
eene van f 350 f 400ook dit ontraadt de commissie
als leidende tot verwarring en noodelooze moeite en
ook omdat naar hare meening eene billijke verhooging
der belasting in de laagste klasse niet alleen niet be
reikt maar tegengewerkt zal wordendaar allen die
beneden een inkomen van f 350 blijven nog minder
dan thans zouden betalen.
Het derde punt van het voorsteleen nieuwe klas
sen-schaal, is door de commissie met de meeste
belangstelling onderzochtdoch ook daarmede kan de
meerderheid zich niet vereenigen op grond van het in
1871 uitgemaakt beginseldat progressie afkeuring
verdient omdat zij altijd willekeurig is, en alle wille
keur behoort vermeden te worden.
Evenmin kan de minderheid der commissie zich met
de door den heer Fokker voorgestelde klassenschaal
vereenigen. Eene geheel juiste belasting op de inkom
sten zou volstrekt alle inkomsten moeten belasten,
doch dit is onmogelijk; alleen reeds de noodzakelijke
bepaling van klasseu geeft gröote ongelijkheden, en
ofschoon men wel niet eenstemmig zal zijn in het be
palen van de grens, zal ieder toch wel erkennen dat
er eene klasse bestaat die wel door de accijnsen op de
eerste levensbehoeften indirect kan worden gedrukt,
maar waarvan geen directe belasting mag worden ge
vorderd omdat het geringe bedrag van hare inkomsten
nauwelijks voldoende is om in de eerste levensbehoeften
te voorzien. Deze klasse wordt van eene belasting op
de inkomsten vrijgesteld omdat het niet anders kan,
wegens force majeure. Door aan deze laatste toe te
geven wordt art. 172 der grondwet niet geschonden, en
ware dit wei het geval, dan zou dit evenzoo wezen
bij het aftrekken eener gelijke som van ieders belast
baar inkomen wegens de ongelijke werkring.
Het voorstel van den heer Liebert strekt om art.
6 der verordening te vervangen door een nieuw artikel
„De aanslag wordt berekend: voor de eerste zeven
klassen naar het middelcijfer dezer klassen na aftrek
van f 250voor de 8e, 9", 10e en lle klassen naar
het middelcijfer dezer klassen n a aftrek van 175eir
voor de negentien overige klassen naar het middelcijfer
dezer klassen zonder eenige vermindering. Door den
gemeenteraad wordt jaarlijks vastgesteld hoeveel per
cent de aanslag zal bedragen."
De meerderheid der finaneieele commissie heeft ook
tegen dit voorstel hetzelfde principieels bezwaar als
tegen dat van den heer Fokker, namelijk dat de be
perking der van het inkomen af te trekken sommen
geheel willekeurig is en daarmede een eerste stap gezet
wordt op een weg die tot gevaarlijke gevolgen zou
kunnen leiden. Ook het voorschrift van art. 172 der
grondwet is een beletseldaar in het voorstel een pri
vilege ligt opgesloten. Mocht dit voorstel echter aan
genomen worden, dan wenschten sommige leden der
commissie dat het bedraghetwelk van het inkomen
der le en 2e klasse moet afgetrokken worden eeniger-
mate verhoogd wordedaar eene belasting van f 2.80
en f 5.60 als te hoog moet beschouwd worden.
De heer Fokker las eene zeer uitvotrige memorie
voor ter bestrijding van het rapport der finaneieele
commissie over zijn voorstelhetwelk hij bleef hand
haven onder betuiging van zijn leedwezendat de
commissie het advies van den controleur der plaatse
lijke belastingen niet heeft ingewonnen.
Dit laatste heeft de commissie niet noodig geacht,
anders zou zij het gedaan hebben repliceerde de voor
zitterdaar zij bevoegd is het te doen of na te laten.
Overigens bestreed hij verschillende doof den heer Fok
ker gereleveerde punten.
De heer Snijders verklaarde dat hij zich verheugd
heeft over de indiening der voorstellen van de heeren
Fokker en Liebertomdat daardoor bewezen wordt dat
naarmate er andere personen in den raad komen er ook
andere inzichten ontwikkeld worden. Zonder zich met
die voorstellen nu dadelijk te kunnen vereenigen, ge
looft hij tochna de toelichting en bestrijdingdat de
zaak quaestieus is en^ het billijk is den controleur te
hooren over het groote principeaanslag van personen
beneden de 300 inkomen. Zijns inziens zal de heer
Fokker daardoor wel genezen worden van de illusie
dat zoodanige aanslag mogelijk zou zijn. Hij stelt
daarom voor het voorstel van den heer Fokker en het
rapport der commissie van financiën in handen van
den controleur te stellen.
Aldus wordt met" 11 tegen 5 stemmen besloten. Tegen
stemden de heeren Mathon Lambrechtsen van Ritthem,
Luteyn Lieb _*rt en de voorzitter. 4
Op voorstel van den voorzitter wordt alsnu met 14
tegen 2 stemmen beslistdat voor 1876 de hoofdelijke
omslag onveranderd geheven en de aangiftbiljetten op
den gewonen tijd uitgegeven zullen worden. De heeren
Luteyn en Tak stemden hiertegen.
Van het burgerlij Ir armbestuur is ingekomen eene
voordracht van twee candidaten ter vervulling der door
het overlijden van den heer J. G. de Waal openge
vallen betrekking van gemeente-heelkundige. Daarop
zijn geplaatst de heeren W. J. Jansen en P. A. F. de
Wijs, beiden heel- en verloskundigen alhier. De
benoeming heeft later plaats.
Ter vervulling van de met 1 Januari aanstaande
vacatures in het bestuur der godshuizen heeft genoemd
bestuur twee voordrachten ingezondente wetena
de heeren J. P. van Visvliet, aftredend lid, en jhr.
mr. D. G. van Teijlingen; b de heeren dr. J. C. de
Man en dr. J. P. Berdenis van Berlekom.
Van het bestuur der godshuizen is ook ingekomen eene
voordracht ter benoeming van een gemeente apotheker,
in de plaats van wijlen den heer M. J. Verhulst, op
eene jaarwedde van f1300 en onder verplichting tot
bewoning van het huis naast de apotheek tegen een
huur van 160-'sjaars. Op die voordracht zijn ge
plaatst de heeren A. Machielse en W. A. de Vroom,
beiden apothekers alhier.
De heer Snijders had bezwaar tegen deze benoeming,
omdat hij' niet genoeg op de hoogte is van de apotheek.
Hij wenschte eene commissie van drie leden uit den
raad te benoemen tot het instellen van een onderzoek.
De voorzitter gaf eenige inlichting, waaruit bleek dat
de apotheek het eigendom is van het burger weeshuis.
Toen dit in de vorige eeuw in finaneieele moeielijkhe-
den verkeerde heeft het van 't gemeentebestuur vergun
ning verkregen tot het bezit eener gemeente-apotheek.
Toen het armbestuur is overgegaan aan het bestuur
der godshuizen is de apotheek in het weeshuis gebleven,
en bij den overgang der apotheek naar het gasthuis
is die toestand bestendigd gebleven. De benoeming
van een apotheker geschiedt door den raad op voor
dracht van het bestuur der godshuizen overeenkomstig
de verordening.
Na eene korte discussie over dit punt, werd het
voorstel van burgemeester en wethouders om tot de
benoeming van een gemeente-apotheker over te gaan
in stemming gebracht en met 12 tegen 4 stemmen
aangenomen. Tegen stemden de heeren Jeras, Snijders,
van Berlekom en Fokker.
Alsnu hebben de volgende benoemingen plaats:
a Tot hulponderwijzeres op school A mejuffrouw
S. van Slee, met algemeene stemmen.
b Tot leden van het burgerlijk armbestuur de heeren
J. H. de Fremery en D. Jeras (aftredend lid), beiden
met 14 stemmen. Met hen waren voorgedragen de
heeren C. J. J. A. van Teijlingen en J. J. H. Doorenbos.
(De heer J. Poleij, aftredend lid, had verzocht buiten
aanmerking te blijven.)
c Tot leden van het bestuur der godshuizen de
aftredende leden J. P. van Visvliet met 16 en dr. J. C.
de Man met 14 stemmen. Met hen waren voorge
dragen jhr. mr. D. G. van Teijlingen en dr. J. P. Ber
denis van Berlekom.
d Tot commissaris over de wisselbank de aftredende
heer J. J. I. Sprenger met algemeene stemmen.
e Tot lid der Commissie van toezicht over de scholen
voor middelbaar onderwijs het aftredend lid C. M. van
Visvliet met algemeene stemmen. Mede was aanbe
volen jhr. mr. L. F. van Panhuijs.
f Tot gemeente geneesheer de aftredende dr. S. Mee-
meling, met 14 stemmen, zijnde 2 stemmen op den heer
W. J. Jansen uitgebracht.
g Tot gemeente-heelmeester (in de plaats van wijlen
den heer J. G. de Waal) de heer W. J. Jansen met
14 stemmen, terwijl 2 stemmen waren uitgebracht op
den heer P. A. T. de Wijs.
h Tot gemeente-apotheker (in de plaats van wijlen
den heer M. J. Verhulst) de heer A. Machielse met 10
stemmen, zijnde 4 stemmen uitgebracht op den heer
W. A. de Vroom en 2 biljetten oningevuld ingeleverd.
i Tot leden der commissie om met burgemeester en
wethouders het kohier voor den hoofdelij ken omslag op
te maken de heeren NagtglasSnouek Hurgronje en
Fokkeren tot plaatsvervangers de heeren Mathon
Jeras en Liebert.
Ten slotte deelt de voorzitter mededat het tweede
suppletoir kohier van den hoofdelijken omslag, onge
veer 320 bedragende, ter inzage is gelegd.
De zitting wordt gesloten.
TWEEDE KAMER.
Zitting van Woensdag 22 December.
Nader verslag.)
Na het uitvoerig kamertelegram van gisteren hebben
wij slechts een paar daarin begane vergissingen te ver
beteren.
De heer van Wassenaer van Catwijck drong, in zijne
rede over de credietwet voor oorlog, aan op uitvoering
van art. 177 (niet 77 zooals geseind werd) der grond
wet „Ieder Nederlander is verplicht de wapenen te
dragen."
Aangenomen werd het wetsontwerp tot toepasselijk-
verklaring van art. 55 van het wetboek van stafrecht
(niet van burgerlijke rechtsvordering) wegens aanspra
kelijkheid voor gerechtskosten.
Bij de discussie over de spoorweglij n Rotterdam
Houten gaf de minister van binnenlandsche zaken in
antwoord aan den heer Bastert te kennen dat de ont
eigening voor de lijn UtrechtIJsselstein nog niet in
bewerking 'is, en dat een wijziging der richting bij
Lopik op verschillende bezwaren zou stuiten. Ook de
heer Begram drong echter, in het lokaal belang', op
een zuidelijker richting aan.
De heer van Naamen vreesde dat de maatschappij
spoedig geldgebrek zou hebben, en de heer Bredius
vraagde of 10 pet. was gestort van het geheele of van
het thans ingeschreven 5e deel van het kapitaal. In
'het laatste geval zou hij huiverig zijn, in het belang
der te onteigenen personen," eene wet aan te nemen.
De minister antwoordde dat hij de overtuiging had dat
de maatschappij solied was, en betoogde dat de stor
ting plaats had volgens art. 51 W. v. K. De minister
voegde daarbij dat de maatschappij, na het verkrijgen
van dit deel van den weg, met vrucht in het buiten
land bij de kapitalisten werkzaam kan zijn, en wees
er ten slotte op dat geenerlei subsidie weid gevraagd.
De heer Bredius was door 's ministers verzekeringen
omtrent de soliditeit overtuigd, waartegen de minister
nog opmerkte, dat hij niet voor de soliditeit instond,
maar er op vertrouwde; daarop werd het ontwerp met
65 tegen 3 stemmen aangenomen.
De kamer is tot nadere bijeenroeping gescheiden.
GEDRUKT BIJ DE GEBROEDERS ABRAHAMS TE MIDDELBURG.