MIDDELBURGSCHE ölPPEN F 304. Donderdag 1875. COURANT. 23 December. lei Uithoofde van het Kersfeest wordt Zaterdag den 25en dezer geene courant uitgegeven. mg van marine aar den idags te Ontvan- einen te ïTTIEN DEN. BIJ DEZE COURANT BEHOORT EEN BIJVOEGSEL. I C Het formaat dezer courant wordt den len Januari 1876 ongeveer de helft vergroot, zonder verhooging van den abonnements prijs. Behalve de thans daarin voorkomende rubrieken zal voortaan in de courant wor den opgenomen een doorloopend feuilleton, bestaande uit boeiende romans en andere verhalen. Zij die zich voor het volgende kwartaal op de Middelburgsche courant abonneeren, ontvangen de nog dit jaar verschijnende nommers gratis. Middelburg 22 December, LTEN. livere Wal- lerij wordt erkocht, bij eweelo. oenen, Zeep, sllinkstraat. a z ij d in arkoop en sch spreekt, uigschriften in 't groot, benoodigd srlangt met huiswerk jdigd tegen die gene tmeid be- nkenszand. ,rkt. gd bij Me- D 227. e bevragen Delft. 's avonds verspreid ERDAM. rdam: 8,u. 8 8, 8- n 8, 9,30 59 30 47 27 9.40 10.4 52 10.15 10.25 7.30 8.32 8.51 9.20 8.5 8.59 9.12 9.30 Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2en Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen. De prijs per 3/rti., franco is f 3.50. Nu het officieele verslag der zitting van de tweede kamer voor ons ligt, waarin aan het ministerieel leven van den kolonel Enderlein een einde gemaakt werd, moeten wij erkennen dat wij de 87 leden, die door de afstemming der vestingbegrooting den minister tot aftreden noopten, gelijk moeten geven, al vinden wij het feit der nieuwe verandering van minister niets minder treurig dan te voren. Niemand zal van een minister van oorlog verlangen dat hij een talentvol redenaar, zelfs niet dat hij tegen de woordenrijke kamerleden opgewassen zij. Maar zooveel denkbeeld dient hij toch van eene parlementaire discussie te heb ben, dat het mogelijk zij met hem eene woordenwisse ling te voeren waaruit eenig licht ontsta. De minister van oorlog is nu eenmaal in den eonstitutioneelen re- geeringsvorm verantwoording van zijn beleid schuldig aan de volksvertegenwoordiging. Van deze laatste mag men eischen dat zij den minister tegemoet kome, en den officier niet beoordeele alsof hij een advocaat was, die een proces te winnen heeft. Maar bij goeden wil, dienen de leden der staten-generaal uit de woorden des ministers te kunnen opmaken wat hij wil en waarom hij gehandeld heeft zooals geschied is. Hiertoe nu is bij de wijze, waarop de kolonel Ender lein in de tweede kamer het woord voerde, naar ons inzien geen mogelijkheid. De minister hield, eene redevoering willen wij het niet noemen, maar eene alleenspraak, die elf kolommen van het Bijblad vult en dus vrij wat tijd gevorderd zal hebben. Als zoovele aaneengeregen kralen liet hij de punten, door de heeren de BiebersteiD, van Wassenaer, Bastert, de Roo en Storm aangevoerd, op elkander volgen. Van logischen gedachtengang was echter geen zweem, van uiteenzet ting van een stelsel nog minder te bespeuren. De minister verviel soms in een uitweiding over bijzonder heden van het meest ondergeschikt belang, zooals over de manier waarop de miliciens tijdens het groot verlof hun schoenen moesten bewaren, of over de examencijfers van eenige kadets, maar van gewichtige quaestiën maakte hij zich met een eakel woord af. Wat hij over het groote beginsel der dienstver vanging en de beweging die daarvoor in het .and ontstaan is zeidewas zoo oppervlakkig en onbeduidend dat men voor de eer van kolonel Enderlein moet aannemen dat zijn gebrek aan bespraaktheid het hem volkomen onmogelijk maakte om uit te drukken wat hij over deze quaestie wist en dacht, Het is niet mogelijk dat een bekwaam hoofdofficier daarover aan eene verga dering van niet-militairen niet iets meer wetenswaar digs zou kunnen mededeelen, dan de minister van oorlog in de zitting van Donderdag jl. gedaan heeft. De minister van justitie kwam ziju ambtgenoot te hulp in het verdedigen der instructie voor de vesting- kommandanten. Overbodig was die hulp niet. De minister van oorlog had toch de juridieke vragen van den heer de Roo óf in 't geheel niet gevat óf ze niet aangedurfd. Hij hield, evenals de heer de Roo, de decreeten van 1791 en 1811, op welke de nieuwe instructie gegrond is, ofschoon in vele opzichten verouderdvoor rechtsgel dig. Met eene aantooning dat de nieuwe instructie aan die oude decreten getrouw blijftdat zij daarvan spe ciaal niet afwijkt in de gevallendoor den heer de Roo opgesomdhield de minister zich echter niet op. „De wettelijke quaestie, zeide hijzal ik niet verder uitwerken." Maar in plaats daarvan las hij aan de kamer een rapport voor van den gewezen linie- kommandant te Gorinchemden kolonel der genie Enderleindat op de toen nog pas in ontwerp vastgestelde instructie betrekking had. In dat stuk wordt met de rondborstigheid, den krijsman eigen, de les gelezen aan „de ultra-legislatieve school," die geen ander weermiddel toelaten wil dan rechtspleidooien en „eer advocaten dan krijgsoversten gebruiken kan." Ook versmaadde de linickommandant vau Gorinchem in zijn rapport het wapen der ironie niet, maar schreef, dat als men met de red sneeringen dier ultra-legislatieve school medeging, Cr aan'geen landsverdediging to den ken viel, „tenzij, zoo voegde hij er bij, de toe passing van artikel 13 der vreemdelingenwet voldoende geacht mocht worden om de vijandelijke legers, die voor de wallen der vestingen zouden staan, het land te doen ruimen!" Zulke uitlatingen kon de kolonel Enderlein zonder bezwaar aan zijn chel, den minister van oorlog schrijven. Maar de minister die het beproeft ze in eene verga dering te werpen, welk op het punt staat over zijne begrooting te stemmen, begaat een ministerieelen zelf moord, tenzij hij over geheel andere legislatieve en debatteerende krachten te beschikken hebbe, dan den kolonel Enderlein gegeven waren. Wij beschouwen dus nu de aftreding van den minister als eene zaak, die iets vroeger of later, maar zeker binnen korten tijd, onvermijdelijk gebeuren mo e s t. De heer Enderlein kon met de kamer niet overweg en de kamer zou met hem nooit verder hebben kunnen komen. Is dat het geval, dan was het ook verkieslijk dat zijn heengaan hoe eer hoe liever plaats greep, daar langer blijven slechts nutteloos oponthoud ware geweest. Met onzen Haagschen correspondent, wiens brief in ons bijvoegsel van heden te vinden is, vormen wij dus den wensch dat het ministerie in het zoeken naar een nieuwen minister, die tevens geen parlementair onmogelijk man behoort te zijn, thans gelukkiger moge wezen dan het met kolonel Enderlein geweest is. Als secretaris van den geneeskundigen raad in Zeeland is herbenoemd dr. J. P. Berdenis van Berlekom te Middelburg en als schoolopziener in het vierde school district m'. J. H. de Laat de Kanter, te Goes. In de heden namiddag gehouden zitting van den gemeenteraad van Middelburg zijn onder meer de volgende zaken behandeld Aan den heer W. J. Dormaar is op zijn verzoek eervol ontslag verleend als hulponderwijzer op school Fmet ingang van 1 Februari a. Aan jhr. mr. L. F. van Panhuys en jhr. me G. L. Schorer is op verzoek eervol ontslag verleend als leden der plaatselijke schoolcommissieen aan jhr. mr. C. de Jonge als curator over het gymnasiumallen wegens vertrek naar elders. De gemeentebegrooting voor 1875 is gewijzigd en daarop f 1000 gebracht voor honorarium aan den heer G. van Diesen alhier, voor bewezen diensten bij den bouw van het droogdok. Het verzoek van den voormaligen kommies bij de plaatselijke belastingen A. J. Sanderse tot het ver krijgen van pensioen is afgewezen. Evenzeer is afgewezen het verzoek der nachtwakers om genot van jaarwedde zonder korting en' pensioen? uit de gemeentekas. Daar de hulponderwijzers W. C. Crucq, L. Hogerland en P. J. J. Dormaar geweigerd hebben de verhooging hunner jaarwedde op de bepaalde voorwaarde aan te nemen, is besloten hunne jaarwedde op het vroegere bedrag te behouden. Op voorste] van burgemeester en wethouders is be sloten: 1° art. 8 der verordening op het onderwijs in deze gemeente zóo te wijzigen dat de leerlingen op de scholen voor min- en onvermogenden tweemalen 's jaars zullen worden toegelaten, maar niet beneden den leeftijd van 7 jaren; en 2° eene hulponderwijzeres (helpster) op d» gemeente bewaarschool aan te stellen. De jaarwedde van den eersten opzichter der gemeen tewerken, den heer J. C. van der Hell, is met f 200 verhoogd en daardoor op f 900 gebracht. Burgemeester en wethouders hadden 100 verhooging voorgesteld, doch de heer Snijders diende een amendement in, om de verhooging 200 te doen bedragen, hetwelk met algemeene stemmen werd aangenomen. De behandeling der voorstellen van de heeren Fokker en Liebert betreffende eene wijziging in den aanslag der plaatselijke directe belasting op de inkomsten heeft heden tot geen resultaat geleid. Op voorstel van den heer Snijders is besloten, de verschillende stukken te verzenden naar den controleur, om diéns gevoelen daar over in te winnen. Dientengevolge zal de heffing dier belasting voor 1876 en de rondzending der aangilt biljetten op de gewone wijze geschieden. Bij het einde der zitting hadden de volgende be noemingen plaats Tot hulponderwijzeres op de meisjesschool A mejuf frouw S. van Sleethans tijdelijk hulponderwijzeres op die school. Tot leden van het burgerlijk armbestuur de heeren J. H. de Fremery en D. Jeras. Tot leden van het bestuur der godshuizen de heeren J. P. van Visvliet en dr. J. C. de Man. Tot commissaris van de wisselbank de heer J. J. I. Spreuger. Tot lid der commissie van toezicht over do scholen voor middelbaar onderwijs de heer C. M. van Visvliet. Tot gemeente-geneesheer dr. S. Meemeling. Tot gemeente-heelmeester de heer W. J. Jansen. Tot gemeente apotheker de heer A. Machielse met 10 stemmen. Op den heer W. A. de Vroom waren 4 stemmen uitgebracht. Tot leden der commissie om burgemeester en wethou ders behulpzaam te zijn bij het opmaken van het kohier van den hoofdelijken omslag, de heeren: Nagtglas, Snouck Hurgronje en Fokkeren tot plaatsvervangers de heeren MathonJeras en Liebert. Gelijk gisteren onder onze rubriek „zeetijdingen" gemeld werdis het stoomschip Groningenvan Batavia te Vlissingen binnengekomen zijnde, naar de reede van Rammekens gestoomdom aldaar een ge deelte zijner lading in lichters te lossen. De drie lichters zijn in den afgeloopen nacht langs zijde van het stoomschip weggeslagen en liggen thans mede op de reede van Rammekens geankerd. Gisteren den 21en dezer is bij de Zierikzeesehe stoombootmaatschappij het telegrafisch bericht ontvangen dat in den toen afgeloopen nacht, op het einde der oude Maas nabij Vlaardingen, het in haar dienst varende schip „Suzanna Louisa" schipper J. de Paepe, geladen met vrachtgoederen verbrand is. Allen die zich aan boord bevonden zijn gered. Een gedeelte der lading is geborgen. Nadere bijzonderhe den zijn nog niet bekend.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1875 | | pagina 1