-mogelijk den dag te doen aanbreken, dat aan alle Nederlanders een recht kan toegekend worden, dat we allen in beginsel nu reeds al3 recht erkennen. Het streven des tijds drijft naar de invoering van het algemeen stemrecht, men zorge daarom dat op den dag dier invoering ons volk ook rijp zal zijn voor de weggelegde taak, door zijne geestesont wikkeling te bevorderen, opdat niet wij-zei ven in onzen ouderdom en onze kinderen met ons de wrange vruch ten plukken onzer achteloosheid. Ook op maatschappelijk gebied bestaat er en behoort er strijd te bestaanmaar een goede strijd met betere dan de vroeger gebezigde wapenen, opdat niet langer hij de machtigste zijdie de sterkste ismaar hij die de grootste ontwikkeling des geestes bezit. Daarom is het onze dure plicht te zorgen dat dit éenige wapen der zwakken zoo goed en deugdelijk mogelijk worde. De geestesontwikkeling is ook een bondgenoot van den werkman; die haar tegenhoudt is zijn vijand. Frankrijk en de commune hebben het geleerdzoolang de onkunde een wapen in handen geetfc staan we op een vulkaan. Ook in ons rustig Nederland kunnen ernstige tijden aanbrekenen wederom Frankrijk's hoofdstad leert, dat het een ij dele hoop is te meenen dat het gevaar door geweld te onderdrukken is. Elk geweld maakt martelaarsen uit het bloed der marte laren worden dwepers en wrekers geboren. Die dus niet medewerkt aan de geestesontwikkeling van het volk baart revolutie en geweld. Zonder dwaas genoeg te zijn om van het „volksan derwijs" alles te verwachten en instemmende met een onlangs in de N. Rotterd. cour. voorkomend artikel, waarin gezegd werd „dat de school niet alles geven kan", wenschte de heer Kerdijk toch het volksonder wijs te bespreken, herinnerende dat de traagheid grooter vijandin is dan de dwaling. In de eerste plaats toonde hij aan dat de toestand van ons volksonderwijs onbevredigend is en er voor de ontwikkeling van ons volk lang niet genoeg gedaan wordt. Hij vergat hierbij wel niet de zorg door de Maatschappij tot Nut van 't algemeen en verschillende andere corporaties en vereenigingen daaraan gewijd. Zij allen hebben zijne sympathie; hij verheugt zich over het wat de Duitschers Fortbildungswesen noemen; hij wil de verbetering en den vooruitgang ter ver meerdering van elementaire kennis sinds het begin dezer eeuw en sedert de onderwijswet van 1857 niet miskennen, maar dat alles baat niet indien op de vraag naar den toestand van dit oogenblik een onbevredigend antwoord gegeven moet worden. Wel is waar staat Nederland in dit opzicht niet achteraan, maar dit is een magere troost: wie die kracht of eerzucht bezit, vergenoegt zich er mede niet de laatste te zijnDe verklaring door den minister van binnenlandsche zaken ten vorigen jare afgelegd, dat in zake van het onder wijs Nederland niet bovenaan staat, ja zelfs de begin selen der kennis van de moedertaal en de beginselen van het cijferen op verre na niet het eigendom van allen zijn, klinkt weinig bemoedigend. De inspecteur van het onderwijs in Utrecht heeft in het openbaar gezegd, dat volgens verklaring der onder wijzers, van hen die hebben leeren lezen slechts 5 pet. die kennis voor het leven hebben verkregen: laat die 5 pet. stij gen tot 10, zelfs tot 25 pet,, dan blijven er nog altijd 75 ten honderd over, van wie dat niet kan worden gezegd. Van de 27,883 mannen en vrouwen die van 1860 tot 1872 te Amsterdam in het huwelijk traden waren 1461 mannen of ruim 5 pet., en 3853 vrouwen of bijna 14 pet. niet in staat hun naam te zetten. Onder de 102 miliciens die verleden jaar te Gronin gen in dienst traden waren er 20 die lezen noch schrij ven konden, en bovendien nog 26 waarvan de officieren verklaren moesten, dat zij niets meer konden dan woorden spellen en letters zetten. Is er blijkens zulke voorbeelden, vraagt spreker, niet iets ongezonds in de school! Maar niet alleen op de resultaten der volksschool, ook in die school zelve wilde hij zijne hoorders een blik doen slaan. En dan wees hij op het kind in de eerste levensjaren, bijv. van 57 jaren. Het zal niet verkeerd zijn als het leeren eerst op 7jarigen leeftijd een aanvang neemt, mits de voorafgaande jaren goed besteed worden. De zorg voor dit laatste behoort meer eigenaardig tot de taak der moeder, maar in de volks klasse mist deze daartoe vaak den noodigen tijd en niet zelden, bij voldoenden lijd, de noodige ontwikke ling. Vandaar dat de geest van het kind moet out. bolsterd worden in de zoogenaamde bewaar- of voor- bereidingscholen. Deze zijn voor het kind uit de volks klasse onmisbaar. Maar de voorbereidende school is in ons vaderland helaas nog een waar stiefkind. Aan het voorschrift der grondwet, dat overal voldoend lager onderwijs zal gegeven worden, wordt nog maar karig voldaan. In de meeste plattelandsgemeenten blijven de kinderen tot 6jarigen leeftijd in het wild loopen, of wel men vindt ze in school met een griffel en een stukje lei in de hand: een bewaarschooltje in de gewone school! In menige stad staan de bewaarscholen zeer laag; in betrekkelijk zeer weinig gemeenten zijn zij voldoende en in de meesten bestaan zij in het geheel niet. Zorg ook voor dat onderwijs is dus een dringend vereischte. Op humoristische wijze schetste de spreker den knaap die bij het aangaan der school, als alle andere kinderen lachen en spelenniet medelacht en speelt, maar wien het is aan te zien dat hijal is hij van gelijken leef tijd als die anderenwel wat anders te doen heeft hij is geen schoolknaap meer, hij is een school meester in miniatuur. Hij is een kweekeling, de type vroeger door den heer Moens zoo waar geteekeDd. Hij stapt deftig schoolmeesterachtig ter school en krijgt weldra zijne uit een 40tal kinderen bestaande kudde onder zijn toezicht, ter opleiding in aile maatschap pelijke en Christelijke deugden! Zijn zulke kweeke- lingen halfslachtige wezens Verleden jaar vroeg spreker aan een meisje of zij in school goed geleerd had, en het antwoord luidde: „we hebben prettig zitten praten, het meisje was in de klasse en daarvan hebben wij gebruik gemaakt;" en toen zij opmerkzaam werd gemaakt dat zulks ver keerd washernam zij„welwaarom geeft men ons dan geen onderwijzer?" Dat was de waarheid uit den mond van een kind. En gelukkig nog als de kweekelingen in hunne gemeente of in den omtrek eene normaalschool of opleidingsklasse kunnen vinden, waar hun in alle vakken onderwijs gegeven wordt! Er bestaat behoefte aan onderwijzers en die behoefte ontstaat voor een groot deel uit de wijze waarop de akte-examens worden afgenomen. Wel zijn de eischen verminderdmaar voor den dorpeling blijft de kans van slagen gering, zóo zelfs dat hij niet zelden eerst wordt toegelaten na twee keeren te zijn afgewezen, en wordt hem reeds de eerste maal de verlangde akte verleenddan geldt hij bij zijne dorpsgenooten voor een witten raaf. Aan de opleiding van onderwijzers behoort dan ook veel meer zorg en veel meer geld besteed te worden. Er moet geen onderwijs meer door, maar aan kweekelingen gegeven worden; er mogen wel kweekelingen zijn in de school, maar als leerlingen. In alle provinciën des rijks, niet slechts in drie zooals nu, moeten kweekscholen voor onderwijzers worden opgericht, niet om professoren te vormen zooals som migen het willen doen voorkomen, maar mannen met een helderen blik en een open oog voor de toekomst. Een tweede eisch is goed o n d e r w ij s. Men moet den toestand van een land niet slechts beoor- deelen naar de plaats waar^ ,men zelf woontwant daarvan is het gevolg dat men een onjuist oor deel velt. Op het platte land leert mea de won den van het volksonderwijs peilen. Daar heeft de onderwijzer vaak maar weinig te rekenen op mede werking van de zijde der ouders. Zijne taak is moei lijk cn zwaarhij moet letten op der kinderen vat baarheid en verschillende geaardheidop vluggen en tragen. En tegenover hoeveel kinderen zou hij die taak kunnen, of liever moet hij die moeilijke taak vol brengen? Spreker bracht ons in eene school van 100 leerlingen van 6- tot 12jarigen leeftijd en schetste hoe het daar toegaat in de verschillende afdeelingen bij gemis aan hulp van den onderwijzer, en die schets eene uit vele sloot hij met den wensch datgelijk wij onlangs het 25jarig bestaan der grondwet hebben gevierd, wij ook eindelijk eens het tijdstip zullen mogen zien aanbreken waarop voldaan zal worden aan het voorschrift dier grondwetdat overal voldoend onderwijs zal gegeven worden. Het klimmende gebrek aan onderwijzersde wan verhouding die er bestaat, worden met eiken dag grooter, en de lange duur der vacatures is chronisch en epidemisch geworden. In de hoofdstad van het rijk waren voor 11 hulponderwijzersplaatsen 5 sollici tantenen op 1 Januari jl. bestonden er in het geheele land 400 vacatures Te Appelscha in Friesland gaan 250 kinderen ter school en bovendien nog 50 ter avondschoolwaarte genover de onderwijzer alléén staat. Hij verdeelde zijn dag daarom als volgtvan 910^ uur gaf hij les aan de hoogste en laagste lriasse samen 180 kinderen van 10*12 uur aan de laagste klasse100 kinderenver volgens van 123 aan de middelste zijnde 70 kinde ren, en eindelijk van 57 de hoogste met de avond school samenof 130 kinderen Gelijksoortige en andere voorbeelden uit Zuid-Hol land, het welvarende Westland, Drenthe enz., werden door den spreker bijgebrachtom te doen blijken dat, waar zulk gebrek aan personeel bestaat, het ook niet te verwonderen is dat het onderwijs zoo achterlijk is, en het noodzakelijke te doen gevoelen dat maatregelen, afdoende maatregelen genomen worden om aan zulk een onhoudbaren toestand een einde te maken. Na eenigen tijd pauze gehouden te hebbenging de heer Kerdijk meer in bijzonderheden na welke de oor zaken zijn van het gebrek aan onderwijzers. De eerste oorzaak was reeds genoemdde wijze van opleiding en het groot aantal drenkelingen op de akte-examens. Eene tweede oorzaak is echter gelegen in de trakte menten, al heeft de heer Esser ook eens gezegd: „de ware onderwijzer werkt niet om geld." Spreker had echter minder het oog op de traktementen der hulp onderwijzers dan wel op die der hoofdonderwijzers, die voor velen slechts f 800 a f 900 bedragen. Hij is tegen eene eenzij dige verhooging der hulponder- w ijzerstraktementenniet zoozeer omdat daardoor zekere zucht tot weelde wordt opgewekt, maar vooral wegens de wanverhouding die veelal tusschen de trak tementen van hoofd- en hulponderwijzers bestaat. Te Schalkwijk bijv. heeft de hulponderwijzer f 550 en de hoofdonderwijzer maar f 500 inkomen. Het komt daarom vooral aan op eene aanmerkelijke verhooging van .de traktementen der hoofdonderwijzers, en daar naast eene evenredige opklimming, opdat niet langer de 18 a 20jarige jongeling gelijk sta met den 30 a 35jarigen man. De schets die spreker gaf van lage traktementen gold niet alleen de zoogenaamde minimum lijders. Blijkens de N. Rott. cour. was er op 5 Augus- tus jl. op Borger een hoofdonderwijzer met ƒ350 trak tement, met inbegrip van vrije woning, avondschool, petroleum en boekenp lakken In een welvarend dorp van Zuid-Holland geniet de hoofdonderwijzer f 450. In Limburg, op 1 Januari jl., genieten zij gemiddeld f519 en 111 nog minder. In Overijsel 158 minder dan f 700. Te Urk komt de onderwijzer aan zijne inkomsten tegemoet door eene barbiers-clientèleTe Dwarsgracht is de gratificatie van 25 aan den hoofd onderwijzer voor het laatst toegestaan; Dwaragracht is Venetië gelijk, maar zonder de huizenhet zijn daar verschillende eilandjes en de onderlinge communicatie moet er door eigen bootjes worden onderhouden, waarvan de kosten op 25 per hoofd komen te staan! Ook herinnerde hij de klacht van 556 hoofdonderwijzers uit de zeven provinciën, dat hun traktementen de middelen niet opleveren om in de behoeften van zich en hun gezin te voorzien en overeenkomstig hun staat in de maatschappij te leven, hetgeen een hoogst on- gunstigen invloed uitoefent op hun arbeidomdat daardoor hun levensmoed en hunne opgewektheid verminderdhunne zelfstandigheid geschaad en nun invloed belemmerd worden moet dit alles, vroeg spreker, niet krachtig aansporen om te trachten in den bestaanden toestand verandering te brengen? Hij zou daartoe bijv. 4/5 van alle kosten van het onderwijs ten laste van den staat willen gebracht zien. Stad en land leven wederkeerig van elkander. Van Delfzijl tot Vlissingen, van den Helder tot Maastricht is het onderwijs éen gemeenschappelijk belang. Men moet niet langer let ten op een gezegde van den vorigen burgemeester van Amsterdam, den heer Messehert van Vollenhoven: „dat men toch medelijden hebben moet met die arme belastingschuldigenEerst dan zullen de gelden besteed aan paleizen te Amsterdam, aan de groote koopsteden, aan het Willemspark enz, werkelijk productief zijn als het volksonderwijs verbeterd wordt. Spreker zou daarom willen eischen eene wet tot betere zorg voor goede onderwijzers; eene wet voor een voldoend aantal onderwijzerseene wet tot het verkrijgen van goed bezoldigde onderwijzers, en daarenboven dat de kosten voor het onderwijs over de gemeente omgeslagen worden maar een aanmerkelijk deel daarvan door 's rijks kas gedragen worde. Men moge dankbaar zijn voor de wet van 1857 maar men verspille toch zijn tijd niet met de bloote betuiging dier erkentelijkheid; er moet gehandeld worden. Vervolgens besprak mr. Kerdijk nog het gebruik dat van het onderwijs gemaakt wordt en leverde hij eene treurige lijst van schoolverzuim, vooral ten platten lande. Op dit oogenblik zijn er in ons vaderland minstens 60,000 kinderen die onderwezen behoorden te worden doch geen onderwijs ontvangen. De oorzaak daarvan is over het algemeen de veldarbeid, waardoor de kinderen met het vee opgroeien en als het ware daarmede gelijk gesteld worden. Is men overtuigd van den heerschenden kanker voor ons volkdan worde de eisch gesteld dat de staat door invoering van wettel ij ken leerplicht zorge dat de vruchten van goed onderwijs door alle kinderen des volks genoten worden. Slen moet niet vervallen in de fout van niet verder dan in eigen omgeving te zien. Naast de steden trekt weer het platteland de aandacht; ook daar is het peil van ontwikkeling zelfs bij de gegoeden zeer laagstuit men op onwil en onverschillig heid, op do behoefte van het gezin aan de bijdrage van het kind. We kunnen tot geen beteren toestand komen zoolang de staat niet strafbaar stelt den kinde ren te onthouden wat hun wettig toekomt. Een vijftal jaren geleden werd leerplicht door 't Schoolverbond beleefd buiten de deur gezet. De voorstanders van leerplicht gaven evenwel den moed niet op; zij hoopte* dat zij zelfs eenmaal beleefd uitgenoodigd zouden wor den om diezelfde deur weder binnen te tredenen da is ook gebeurd. De bezwaren tegen leerplicht zijn bekend, maar zijn zij gegrond? Men beroept zich op de onschendbaarheid

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1875 | | pagina 2