MIDDELRURGSCHE COURANT. F 286. Donderdag 1875. 2 December. BIJ DEZE COURANT BEHOORT EEN BIJVOEGSEL. Middelburg 1 December. Een stedelijk museum te Middelburg. 9.40 2(10.4 10.15 10.25 .51 ,20 Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2« Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen. De prijs per 3/m,, franco is f 3.5Ö. Gaarne verleenen wij eene plaats aan het vol gende opstel, ons door den heer J. H. Schoeeb te Dresden toegezondenover de vorming van Aan ieder die gedurende eenige jaren Walche- ren's bodem onbetreden heeft gelaten, wordt na begroeting weldra met zekeren nadruk de vraag gesteld „hebt ge de werken te Vlissingen al gezien Nu was ik reeds twee weken in mijne oude omgeving en ik had ze nog niet gezien. Kimt ge 't begrijpen, lezer, hoe eene dergelijke onverschil ligheid iemand kan beheerschen die een warm belang stelt in ontwikkeling en vooruitgang? En toch was het niet uit onverschilligheid dat ik die uitgebreide werken, waardoor Walcheren als 't ware met de geheele wereld in verbinding is ge bracht, nog niet aanschouwd liad. Voorzeker hen ik de eerste om te erkennen dat zij van groot gewicht zijn voor Nederland en voor de provincie, zoowel als voor Middelburg en Vlissingen. Ik schaar mij gaarne onder de eersten als het geldt de ingenieurs in 't algemeen te bewonderen en gewis /iin zij „les liens dc os juu,s." Maar wij mogen in onze ijzeren eeuw ons niet te ver laten medesleepen in de bewondering voor hare grootsche gewrochten, want zoo wacht ons ongetwijfeld eenzijdige ontwikkeling. Wij hebben ook ideale factoren in ons, die willen en moeten bevredigd worden, zullen wij ons wezenlijk mensch gevoelen en onder onze ideale belangen neemt voorzeker de ontwikkeling van het schoonheidsge voel eene voorname plaats in. Tot mijne groote teleurstelling vond ik betrekkelijk weinig om ons schoonheidsgevoel te vormen en men zoekt vergeefs naar de vele schoone gehouwen, waar aan onze stad in de zestiende en zeventiende eeuw volgens de kronijken zoo rijk was. Het zal u dus duidelijk zijn dat wij tot onze ontwikkeling, huiten de overgebleven gehouwenbeperkt zijn tot de kunstvoorwerpen en schilderijen van liet Zeeuwsch Genootschap van wetenschappen en onze dergelijke bezittingen op het stadhuis. De toestand waarin de eerstgenoemde verzamelingdie voor Middelburg belangrijk genoemd mag worden, zich bevinden, pleit voor de zorg van velen en voor de groote liefde voor de zaak van enkelen. De geheele rang schikking draagt hiervan de kenmerken. Wat nu onze verzameling in de oudheidskamer betreft, waaraan als entrée de blaauwe gang is toegevoegd, zij bevindt zich in goeden staat en wij waardeeren in elk voorwerp de vele zorgen, die men aan hare instandhouding en uitbreiding heeft gewijd. Boven al worden wij gedrongen eene stille groete van dank te brengen aan de ontslapenen die in tijden toen het publiek geene belangstelling in zijne kunstbezittingen toonde, zoo waardig onze belangen behartigden. Echter kunnen wij ons niet vergenoegen met Je genoemde vertrekken, welke onze kunstvoor werpen bevatten, noch met het verspreid zijn der schilderijen en andere voorwerpen door het stad huis. Met zijn tijd medegaan is wenschelijk. Wij willen niet dat voor ons verzameld en door gebrek aan ruimte opgestapeld wordewij willen zienwij willen genieten. Over heel de beschaafde wereld is vernieuwde en gezonde belangstelling ontwaakt voor de kunst in 't algemeen en voor de kunstin- dustrieele voorwerpen van vervlogen eeuwen in 't hijzonder. Overal heerwcht nieuw leven. Het Rijksmuseum te 's Hage daargelatenis men in vele steden, te Amsterdam, Utrecht, Alkmaar enz., bezig om aan de kunstbezittingen eene waardige plaats in te ruimen. Siaan wij dus ook hier de handen aan 't werk en brengen wij de schilderijen en andere voorwerpen in éene zaal of in gepaste vertrekken bijeen om daarvan een stedelijk museum te maken. En dit is niet eene zaak die alleen beschaafden en gegoeden geldt. Allen moet het belang inboe zemen want eene kiem van schoonheidgevoel is ons aller erfdeel; arm of rijk, ontwikkeld of niet. ont wikkeld. Ik weet het wel dat de behoefte nu nog gering is om zich in deze richting' te ontwikkelen, maar hoe kan het publiek belangstelling en liefde voor de zaak hebben als de gelegenheid ter bezich tiging ontbreekt. Want de tegenwoordige inrich ting op het stadhuis is gebrekkig en onvoldoende. Dat wij genoeg bezitten ter voorloopige oprichting van een stedelijk museum .lijdt geen twijfel. De voorwerpen en de onzichtbare schilderijen der oud heidskamer zijn ons bekendde blauwe gang bevat minstens 30 voorwerpenleerrijk door hunne vorm. Het aantal der schilderijen in de burgemeesters kamer, oudburgemeesterfyrtjmer enz. bedraagt 72; dat der overigen museumstukken verder in het stadhuis voorhanden 9. In de verschillende ge bouwen, eigendommen der stad, bevinden zich 18 museumvoorwerpendie in het gebouw der school voor minvermogenden niet medegerekend. Op het eiland Walcheren verspreid, kan ik 8 belangrijke museumstukken aanwijzen. Ook zouden wij mis schien op de Gobelins der vergaderkamer van ge deputeerden aldaar voor 't grooter deel geheel on zichtbaar, mogen rekenen indien het rijk waarnam dat het ons ernst ware met het vormen van het museum. En nu het lokaal. Mij schijnt het eigenaardig dat bij beschikbare ruimte een stedelijk museum ten raadhuize zijne plaats vinde en zoo schijnt mij de lotingzaal zeer geschikt voor ons doel. En de geldquaestie Geld is er noodigdat spreekt van zelf. Want het is begrijpelijk dat de herstelling der zaalhet overbrengen der voorwerpen en ophangen der schilderijen enz. middelen vordert. Mij dunkt dat men door vrijwillige bijdragen deze kosten van oprichting moest trachten te dekken en ik geloof dat bij het offeren van een ieder naar zijne krach ten, waarbij de kleinste giften niet worden uitge sloten de benoodigde som bijeen te brengen is. De stad zelve moet naar mijn oordeel voor de instandhouding en uitbreiding jaarlijks ƒ500 be schikbaar stellen en al moge deze nieuwe last iet wat zwaar schijnente hoog is deze som niet aan geslagen. Evenals wij gelden beschikbaar stellen voor den aanleg van straten en pleinen, voor gas en waterleiding enz., evenzoo is het onze plicht eene som op te brengen ter bevordering en ont wikkeling onzer ideale belangen. Wezenlijk een museum is geen article de luxe", zooals inrichtin gen die geen onmiddellijke stoffelijke rente afwer pen wel eens door menigeen beschouwd worden. Het is en blijft onze plicht om ons niet eenzijdig te vormeneen museum is voor de hetere ontwikke ling onzer kunstindustrie een onmisbaar vereischte. En wij willen toch gelijken tred houden met vele andere steden van ons land. Ik veroorloof mij te wijzen op Alkmaarwaar de schilderijen en de overige kunstvoorwerpen in het stadhuis een waardige plaats gevonden hebbenop Utrecht, alwaar men ten raadhuize de kunstbezittingen dei- stad gerangschikt heeft, met eene zorg die het beste voor de toekomst waarborgt. Het is mijne vaste overtuiging dat men met het nieuwe museum zeer zal ingenomen zijn, als ter uitbreiding eene jaarlijksche som van ƒ500 gewaarborgd is. Het zal ons dierbaar worden en bij bezoek van vrienden en hekenden zal, bij het schenken der aloude gastvrijheid en na een blik in Walcheren's bekoorlijke landouwen, het museum het beste zijn dat men hun toonen kan. Welaan danoverwogenmaar niet getalmd. Hier is geen eigenbelang in 'tspel. Al het benoo digde is in ons bezit: het materiaal voor het mu seum en de beschikbare ruimte. Van de burgerij moet ditmaal de stem uitgaan ter verwezenlijking van het plan en ter verkrijging der jaarlijksche som. Het bestuur der stad toont belangstelling; hiervoor is de rangschikking onzer bezittingen een bewijs en men is misschien slechts wachtend op het beschikbaar stellen der middelen. Middelburg is een nieuw tijdperk ingetreden haar stilstand is geweken en vooruitgang is aan wezig. Dat met deze stoffelijke ontwikkeling eene intellectueele hand in hand. gawant dit is op der., duur de eenige vooruitgang. En hieraan twijfelen wij nietja wij mogen hopen. Er zijn in onze stad zoovele mannen in de kracht van hun levener zijn zoovele geslachten die krachtig verrijzen. En zijn het niet de jeugdige hoornen die de schoonstezijn het niet de pas ontgonnen bodems die dikwijls de rijkste vruchten geven Men schrijft ons uit Rotterdam „Het heeft hier niet weinig bevreemding gewekt, dat bij de discussiein de vorige weck in de tweede kamer gevoerdniemand althans getracht heeft iets naders te vernemen omtrent het aanbod van de Rijn spoorwegmaatschappij om alsnog de verbinding van haar station met dat van staats- en Hollandsche spoor wegen te maken. Blijkens het thans verschenen Bij blad heeft de minister gezegddat hij den brief niet kon mededeelenomdat de voorwaarden nog door de regeering moesten overwogen worden. Maar de minis ter maakte dan toch alvast gebruik van den brief om het uitzicht te openendat de verbinding nog kon tot stand komenen alzoo nog op het oordeel der kamer invloed uit te oefenen. „Ware de discussie minder verward geweestdan zou men terstond begrepen hebben dat dit aanbod der Rijnspoorwegmaatschappij een gewichtig element moest zijn in de gegevens, die ter beoordeeling van de zaak ten dienste stonden. Uit het aanbod op zich zelf toch blijktdat de Rijnspoorwegmaatschappij niet zoo geheel onwillig was om eene andere oplossing der moeilijkheid aan te nemenals in de overeenkomst van Juli 11. ligt. Doch om in deze een grondig oordeel te vellenzou men moeten weten welke verbinding de spoorwegmaatschappij aangeboden heeft te maken, en op welke voorwaarden. De minister zeide, dat die voorwaarden niet zouden kunnen worden aan genomen zonder het voorbehoud van goedkeuring der wetgevende macht. Men heeft dus blijkbaar te doen met financieele voorwaardenterwijl de verbin ding, waartoe de spoorwegmaatschappij oorspronkelijk verplicht was geheel voor hare rekening zou gekomen zijn, zonder eenigen financieelen last voor den staat. „Ik wil hierover nu niet verder uitweidenna

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1875 | | pagina 1