MIDDELBURGSCHE Donderdag 1875. COURANT. 25 November. r 280. BIJ DEZE COURANT BEHOORT EEN BIJVOEGSEL. Middelburg 24 November. r tivee 9.40 10.4 10.15 10.25 7.30 8.32 8.51 9.20 8.5 8.50 9.12 9.30 Dit Wad verschijnt dagelijks met nitzondering van den Zondag, den 2en Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen. De prijs per 3/m., franco is f 3.50. Het jongste debat in de tweede kamer over de pre diking van het Christendom in onze Indische bezittingen schijnt ons merkwaardig genoeg om er, meer uitvoerig dan in onze kamerverslagen geschied is, de aandacht onzer lezers op te vestigen. Het reikte ver buiten de grenzen eener beraadslaging over de Indische begrooting; de verschillende godsdienstige richtingen leverden elkander op het in zeker opzicht onzijdig terrein der koloniën een waren slag, en opnieuw is bewezen dat indien aan onze parlementaire debatten somtijds dorheid, langdradigheid en kleurloosheid verweten kan worden, er maar een onderwerp noodig is dat de gemoederen in beweging brengt, om ook in onze tweede kamer ware hartstochtelijke welsprekendheid te voorschijn te roepen. De heer des Amorie van der Hoeven, jong kamerlid de meest radicale gevoelens toegedaan op koloniaal gebied, sedert weinige jaren tot de katholieke kerk bekeerd en in die drievoudige hoedanigheid bezield met den ijver van een nieuweling een hervormer en een bekeerling, opende het vuur. Lijnrecht stelde hij zich tegenover den minister, die, doordrongen van den plichtaan Nederland opgelegdom door onderwijs de Indische volken tot hooger ontwikkeling te brengen op den voorgrond stelt dat dit onderwijs moet zijn neutraal en godsdienstloos. „Ik acht het onmogelijk, zeide de heer van der Hoeven, bij eene onbeschaaide natie" ëehe algemeene volksbeschaving te verkrijgen, zon der dat schering en inslag van het onderwijs zij de gods dienst. De geschiedenis van alle volkeren heeft het geleerd; altijd is het eerste onderwijs uitgegaan van priesters, en de leeken-onderwijzers die later kwamen, hebben altijd een reeds ontgonnen veld gevonden. Onze vaderen bijv. zijn niet beschaafd door godsdienstlooze scholen, maar door de staatsmanswijsheid van Karei den Groote, die hen ge dwongen heeft Christenen wordenen hen daarna door priesters den catechismus en op den koop toe lezen en schrijven heeft geleerd. Zoo is het altijd geweest. Nooit hebben de onbeschaafde menschen zich in massa en op den duur willen onderwerpen dan aan het god delijk gezagop aarde uitgeoefend door zichtbare gede legeerden." De redenaar gaf echter toe dat de Nederlandsche staat, die geen staatsgodsdienst bezit, de taak om de millioenen Mohammedanen of Boeddhisten in Indie tot Christenen te makenniet op zijne schouders kan nemen. Dit schijnbaar onoverkomelijk bezwaar loste hij echter op door een middeldat met de hulpmiddeltjes en uit vluchten der volgelingen van Loyola eene treffende overeenstemming oplevert. „De staatzeide hij onge veer mag zelf het Christendom niet prediken. Maar hij mag toelaten dat anderen het doen; zelfs mag hij de pogingen dier anderen door alle in zijn bereik staande maatregelen, door zijn geld en zijn invloed ondersteu nen. „Het eenige middelmeende hijom in Indië tot ware volksbeschaving te geraken ishet verleenen van zeer krachtigen moreelen en materieelen steun aan de particuliere pogingen tot verspreiding van onderwijs onder de inlanders, gegrond op den godsdienstzij deze de Koomsche of de Protestantsche." Voor nadeelige gevolgen dier prediking vreesde de heer van der Hoeven nietja zelfs datgene wat men gewoonlijk als een gevaar, vooral voor onze koloniën beschouwt, het brengen van godsdienstige tweespalt onder eene onkundige en tot dweepzucht geneigde bevolkingbeschreef hij als eene weldaaddie wij ver plicht zijn den Javanen te schenken. „Een volk kan niet tot hooger ontwikkeling komen, zonder gods dienstige tweespalt; juist zij is een bewijs dat er leven is in eene natie. Een volk dat geen belang stelt in een zoogenaamd heilloozen godsdiensttwistis een onontwikkeld volk, een volk zonder eenige beschaving." Tot dit kort uittreksel van het door den heer van der Hoeven gesprokene bepalen wij ons. Geen wonder dat het eenigen tijd duurde alvorens er op zijne be. keeringsrede eenig antwoord kwam. Ieder in de kamer was er van geschrikt. De katholieke leden zaten met dezen jongen geweldigen broederdie als een tweede Bernard van Clairvaux en niet minder welsprekend dan deze doctor mellifiuusmet zijn on stuimig „God wil het" in h'-m midden opstondtamelijk verlegen. De heer van Zinnicq Bergmann verklaarde al dadelijk met de bekeering-manie van Karei den Groote in onzen tijd niet veel op te hebbende heer van Nispen tot Sevenaer was het nog minderook in andere opzichtenmet zijn nieuwen Bredaschen collega eensen verbood onze ruimte het niethet zou pikant wezen de schermutseling tusschen deze twee zonen van Home meer in bijzonderheden te volgen. De minister van koloniën teekende, van zijn standpunt als staatsman, onmiddellijk protest aan niet slechts tegen de theorieën van den heer van der Hoevenmaar ook tegen het op die wijze ter sprake brengen van zulke teedere en gevaarlijke onderwerpen in ons voor ieder, ook voor de bewoners van Indië, openstaand parlement. De heer Fabius eindelijk was het ergst geschrikt van allen. „Bloed" zag hij en „menschen- slachting" op Java, wanneer de denkbeelden van het Bredasche lid tot uitvoering kwamen en ook indien deze denkbeelden nog dikwijls zoo publiek werden uitgesproken. De oude admiraal had, gelooven wij, het ditmaal bij het rechte eind, en zijn krachtig woord, - kort als altijdvolgens zijne gewoonte bleef niet zonder indruk. Het duurde vijf volle dagen eer de kamer van haar schrik bekomen was. Toenop den 16en November, was de afdeeling Onderwijl, dor Indische begrooting aan de orde. Zij was den vorigen dag geopend door een preek van den heer Saayman3 Vader, wiens rede verscheidene bijbelteksten doch geen enkele ter zake dienende opmerking bevatte en dan ook door niemand der latere sprekers beantwoord werd. Dinsdagmorgen was het de heer de Jonge, het Middelburgsche lid, die het eerst optrad. Hij voelde behoefte om in de tweede kamer te verklaren dat naar zijne overtuiging het Christendom „de wortel is van alle ware beschaving en ontwikkeling." Daar „het" Christendom echter op velerlei wijze wordt opgevat, voegde hij er bij dat hij bedoelde „het Christendom waarvan de opgewekte, verheerlijkte Christus de alpha en de omega is. Met deze toelichting scheen de heer de Jonge over tuigd te wezen dat hij zijne medeleden en de regeering voldoende op de hoogte gebracht had van zijn inzich ten omtrent het ingewikkelde vraagstuk of de Neder- andsche staat in zijne koloniën zich al dan niet met godsdienstprediking heeft in te laten. Hij voegde er nog bij dat hij „door den stand der zaak en den loop der omstandigheden" vaak gedwongen zou worden om in de kamer zijn ideaal voor een poos in een hoekje te zetten; maar dat hij zich daarin troosten zou omdat hij het doen zal „met een zeker smartgevoel." Verder las hij een gedeelte voor uit eene brochure van den heer van Delden, nam daarin aanleiding tot het uit drukken vau zijn twijfel omtrent de groote verwach tingen die men van de verspreiding van het onderwijs op Java koestert en maakte ten slotte eene opmerking over de opleiding van Inlandsche onderwijzers. De afgevaardigde was ongerust dat deze kweekelingen door opleiding hier te lande, hun „eigenaardig Inlandsch karakter" zouden verliezen. Daar de heer de Jonge nu dit eigenaardige inlandsche karakter, dat hem zeker bijzonder goed bekend zal wezen, als een voornaam paedagogisch vereischte beschouwt, hoopte hij dat de regeering den ingeslagen weg mocht verlaten. Deed zij dit echter „in hare wijsheid" niet, welnu dan bepaalde hij zich „met evenveel bescheidenheid, maar met niet minder ernst," om haar „de meeste behoedzaamheid" aan te bevelen. Deze aanbeveling gaf later den minister van koloniën aanleiding tot het antwoord dat hij haar voor notificatie aannam ne als er door andere omstan digheden aanleiding mocht bestaan om verandering te brengen in de opleiding der inlandsche onderwijzers, zelf wel zou weten wat hem te doen zou staan. Na deze lichte ruiterij (de benaming klinkt misschien, op de heeren Saaijmans Vader en de Jonge toegepast, wat te aetherisch, maar zij vindt van den anderen kant haar rechtvaardiging in de verwantschap dezer heeren tot de Fransche chevau legersde legitimisten) trad eindelijk Achilles uit zijne tent. De heer Moens, de aangewezen bestrijder van den heer des Amorie van der Hoeven, nam het woord. Wat hij zeide deelen wij morgen mede. Gelijk men zich herinneren zal heeft de luitenant kolonel de Roehemontadjudant bij den gewezen gouverneur-generaal Loudonvoor zijn werk over den Atchin-oorlog gebruik gemaakt van verschillende stukken tot het Indische regeerings-archief behoorende. De vergunning daartoe aan dien hoofdofficier gogeven heeft van verschillende zijden afkeuring uitgelokt, niet slechts omdat daardoor het geheim der archieven geschonden werd terwijl de regeering het oogenblik voor openbaarmaking der stukken nog niet gekomen achttemaar ook omdat de onthullingen in het boek van den heer de ïtoehemontnaar de heer Fransen van de Putte o. a. in de 2e kamer heeft medegedeeld, onvolledig en zelfs niet volkomen juist waren. Naar ons uit den Haag geseind wordt blijkt uit het antwoord van den minister van koloniën op het voor- loopig verslag der tweede kamer betreffende de staats- begrooting, dat aan den heer Loudon 's konings onge noegen is te kennen gegeven over de door hem gegevene vergunning om den heer de Rochemont inzage van het Indische regeerings-archief te verleenen. De gemeenteraad van Middelburg zal op Vrij dag a., des namiddags te 2 uren een openbare zitting hou den ter behandeling der volgende zaken missive commis sie van bestuur, straatweg Middelburg— Veere, verlenging der concessie voor de tolheffing; aangehouden voorstellen van burgemeester en wethouders betrekkelijk het lager onderwijsvoorstellen van burgemeester en wethouders: a tot verlenging der huur, terrein voor eene touwsla- gerij aan P. de Wagter; b betrekkelijk de bestrating van eenige nieuwe straten aan de loskade; c beschik baarstelling der turltonstershnisjes op de turfkaai. Door de commissie uit het provinciaal gerechtshof in Zeelandis met goed gevolg als candidaat notaris ge ëxamineerd de heer Willem Adriaan de Riddernotaris klerk te Hulst. Men schrijft ons uit Zierikzee. „De rij onzer Nutsspreekbeurten werd gisteren avond op waardige wijze geopend door dr. S. Piccardt uit Goes, met eene keurige samenspraak tusschen BartholO en Dissonant over de muziek. De spreker schetste ons daarin, op de hem eigene, dat is uitstekende wijze, haar genot, haar taal, haar macht en haar veredelenden, beschavenden invloed op 's menschen geest en leven. Zijne voordracht heeft mij, en zeker velen, opnieuw bevestigd, een gezegde van Jonathan, dat hij die geen muziek kent een zomerdag minder in zijn leven heeft. „Na de pauze gaf hij eenige puntige en geestige reis indrukken, die even als zijne vorige schets met belang stelling gehoord en met toejuiching begroet werden." Den 23en November 1875 heeft aan het ministerie van buitenlandsehe zaken de uitwisseling plaats gehad der akte van bekrachtiging der overeenkomstden 29en September 11. tusschen Nederland en België ge sloten tot wijziging van het gemeenschappelijke regle ment voor het loodswezen op de Schelde. De ontslagen hoofd onderwijzer van Sas van Gent, J. H. Schnebbelie, is eergisteren (Maandag) aldaar, gearresteerd en gevankelijk naar Axel gevoerd na de beide voorafgaande dagen het schoollokaal weder te zijn binnengedrongen.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1875 | | pagina 1