BUITENLAND.
De pans en liet burgerlijk
huwelijk.
State si-Generaal.
onder water staan. Op de zuidelijke kustenin Ports
mouth DoverBrighton en Hartings en de tegenover
liggende Fransche kusten hebben geweldige stormen
gewoedwaardoor weder menige schipbreuk is ver
oorzaakt.
Te Pembroke is weder een nieuw gepantserd
fregat voor de Engelsche oorlogsvloot: de Shannon, van
stapel geloopen. Dit schip heeft een lengte van 260
voet bij een breedte van 54 voet, heeft 5013 tonnen
nhoud en machines "van 3500 paardenkrachten. Als
bewapening krijgt het 9 stukken gesehut, en de be
manning zal 350 koppen tellen. De bepantsering zal
8 a 9 duim dik wezen en 9 voet breed.
Toen de keizer van Duitsehland te Milaan was
werd hem door het hoofdbestuur van de Vereeniging
der katholieke jeugd een adres gezonden waarin
wijziging van de Duitsche kerkelijke politiek werd
verzocht. De Duitsche gezant in Italië, de heer van
Keudell heeft thans het adres teruggezonden met de
opmerking dat de inhoud van het stuk hem niet ge
schikt voorkwam om aan den keizer te worden over
handigd.
TWEEDE KAMER.
Zitting van Vrijdag 19 November.
{Nacler verslag.)
Bij hoofdstuk II (middelen in Indië) ontstond dis
cussie over de opium. Constateerende dat het opium
verbruik ook hier te lande zeer de aandacht verdient,
betoogde de heer Kuijper dat het toelaten van de
3jarige pacht strekte om schuivers aan te kweeken;
hij achtte ook verhooging der maxima van verstrekking
niet noodigterwijl die steeple-chase met den sluikhan
del, die toch niet afneemt, ons prestige in gevaar
brengt. Verder kwam hij er tegen op dat Chineezen-
gouvernementsambtenaren als pachters werden toege
laten in moreelen zin trad de regeering z. i. te weinig
tegen het misbruik opzou de minister den moed heb.
ben een opium-scËuivend regent af te zetten 1 vraagde
hij. En hij betoogde daarop de wenschelijkheid om
een deel der opium-millioenen tot krachtiger optreden
tegen het misbruik aan te wenden. China is ons hierin
reeds vooruiten hij hoopte dat de minister van koloniën
in deze zaak zou handelen gelijk de minister van financiën
tegen het gedistilleerd. Ook de heer van Loon betoogde
het groote kwaad van het opium mtsbruik, en vreesde
dat, als die opium zoo toenemend groote bedragen op
levert, men alligt zou verslappen in het zoeken naar
middelen tegen het kwaad. De heer van de Putte
echter constateerde dat het in Indië met den opium is
als hier met den sterken drank en waarschuwde tegen
ingrijpende maatregelen, daarbij herinnerende hoe de
heer Mijer, die in 1866 het opium-verbruik wilde uit
roeien, bij zijn aftreden als gouverneur generaal ver
klaarde dat uit andere oorzaken meer misdaden voort
komen dan uit de opium. Wering van den sluikhandel
achtte spreker het eenige middel en daartoe diende de
Sjarige pacht het beste. Ook de minister merkte op
dat het afdoende middel tegen het misbruik nog moest
gevonden worden en verdedigde de driejarige pacht
als een middel tegen den sluikhandel, zich omtrent de
bepaling der maxima aan de stukken refereerende.
Zoolang de opium een belastingmiddel is, zag de minis
ter voorts nog geen reden om zekere pérsonen van de
pacht uit te sluiten. Op opiumschuivende regenten
wordt zeker door de regeering gelet. De minister be
sloot met als zijn algemeen gevoelen te doen kennen
dat eerst de sluikhandel moet worden tegengegaan en
eerst dan middelen tot vermindering van het gebruik
kunnen worden beraamd.
Na eene woordenwisseling tusschen de heeren Mackay,
v. d. Hoeven en den minister over het landrentestelsel
werd hoofdstuk II aangenomen met 55 stemmen tegen
éen (die van den heer Nierstrasz.)
Een elftal wetsontwerpen van ondergeschikt belang
Werden vervolgens aangenomen waaronder dat tot be
krachtiging van provinciale belastingen, waaronder ook
van de provincie Zeeland.
Bij het wetsontwerp betreffende Friesland ontstond eene
Woordenwisseling over de alter atanta ter verhooging van
onderwijzerstraktementen. De heeren Schimmelpenninck
van der Oije en van Kerkwijk verklaarden zich tegen
deze wijze van tegemoetkoming in de kosten Van het
onderwijs, die zij in strijd met de wet achtten. De
heer Bastert daarentegen meende dat dit eene zaak was
die aan provinciale staten, aan de autonomie der pro
vinciën moest worden overgelaten, terwijl de minister
van binnenlandsche zaken van gevoelen was dat deze
sommen geen subsidiemaar een aanmoediging en niet
in strijd met de wet waren.
6TAATSBEGROOTING 1876.
Üit het voorloopig verslag over hoofdstuk IX (kolo
niën) blijkt dat de minderheid in een afdeeling ongun
stig oordeelde over de koloniale politiek van het kabinet
en van den minister in 't bijzonder. Deze handelde,
volgens de hier bedoelde ledenin strijd met zijne als
lid der kamer beleden beginselenterwij 1 hij zelfs met
betrekking tot de comptabiliteitswet, tot de agrarische
besluiten, tot de Indische drukpers, zijne vroegere
eischen ontrouw was geworden. Deze leden verklaar
den dan ook uit dien hoofde geen vertrouwen te stellen
in 's ministers bestuur. Doch van dezelfde afdeeling-
keurden leden van een andere staatkundige richting
het goed, dat deze minister niet had afgebroken wat
kort te voren door een liberaal minister was opgebouwd,
en hoewel de minister hun staatkundige overtuiging
niet was toegedaan, wilden deze leden hem evenwel
gaarne de gelegenheid geven om bepaaldelijk op mate
rieel gebied (men denke aan de voorstellen tot aanleg
van spoorwegen, tot verbetering van havens enz.) in
het belang onzer koloniën werkzaam te zijn en gaf
zijn houding tot dusver hun de vrijheid hem te steunen.
Aan vele andere leden in andere afdeelingen gaf
het beleid van den minister geen aanleiding tot beden
king, omdat zij van oordeel waren, dat de minister,
ook al wilde hij zulks, onmogelijk anders kon han
delen dan hij deed en terecht rekening hield met den
toestanddien hij bij zij n optreding had gevonden en
op dien grondslag voortbouwde. De minister had zich
naar hun meening te recht op een gouvernementeel
standpunt geplaatst en daardoor een botsing weten te
vermijden met de meerderheid der vertegenwoordiging;
een botsing, die niet zou kunnen uitblijven indien
hij dit standpunt verliet. Verscheidene dezer leden
verklaarden op dien grond vertrouwen in den minister
te stellen.
Met betrekking tot Suriname werd door eenige leden
het denkbeeld eener vaste bijdrage geopperd, teneinde
de kolonie eindelijk tot het beginsel van zelfbeheer te
brengen en de jaarlij ksche subsidiën njet op te drijven,
zooals thans telkens geschiedt.
In de bekende gebeurtenissen van den laatsten tijd
vonden eenige leden aanleiding tot de vraag, of de
gouverneur van Curasao wel dat beleid heeft getoond,
dat men van een zoo hoog geplaatst ambtenaar mag
verwachten
Aan de memorie van antwoord op het verslag over
hoofdstuk V der staatsbegrooting wordt verder het
volgende ontleend:
Over wijziging der wet omtrent de krankzinnigen is
de minister van binnenlandsche zaken in overleg met
den minister van justitie.
Ook de minister vat art. 191 der grondwet in dien
zin op, dat partieele regeling van het algemeen en
bijzonder bestuur van den waterstaat niet bij éen wet
behoeft te geschieden, maar partieel kan plaats hebben;
dien weg heeft de minister dan ook reeds ingeslagen
door de bij de kamer aanhangige voordracht omtrent
het bouwen op of langs dijken. Na de beslissing daar
over komen andere voordrachten van dien aard aan
de beurt.
Zeer mogelijk zal nog dit jaar afloopen het voorbe
reidend onderzoek omtrent de droogmaking der Zuiderzee,
waarna de minister een afzonderlijk voorstel betrekke
lijk deze onderneming aan de staten-generaai hoopt in
te dienen.
Het onderzoek strekt zich ook uit over den invloed
dien het werk op den gezondheidstoestand der ingeze
tenen kan hebben, omdat de raad van state zoodanig
.onderzoek nog, terecht, verlangde. De academie van
wetenschappen heeft thans het onderzoek omtrent dat
punt in handen.
Op de beslissing omtrent de Zuiderzee-droogmaking
wacht die over de droogmaking van het Wieringermeer.
In afwachting der beslissing omtrent den post vo'or
een nieuw ministerie van justitie, is voor de verbouwing
van het Binnenhof in de residentie mede een voorloopig
plan van verdeeling opgemaakt, volgens hetwelk de
vergaderzaal der eerste kamer en de treves zaal zouden
worden behouden en waarbij tevens op de wenschen
der tweede kamer om door afstand van de vertrekken,
nu bij den raad van state in gebruik, uitbreiding te
erlangen, is gelet.
De minister heeft geen andere verwachting dan dat
de Amsterdamsche kanaalmaatschappij aan de contrac
tueel op zich genomen verplichting om het kanaal op
1 April 1876 voor de scheepvaart met beperkten diep
gang open te stellen, zal voldoen. Aan den golf breker
is f 1,495,632 tot dusver verwerkt. Voor zoover het
gereed is, bewee3 het werk reeds goede diensten. De
golfbreker zal echter natuurlijk eerst na de geheele
voltooiing aan zijn bestemming volledig kunnen beant
woorden.
Het goederenvervoer op de staatsspoorwegen geschiedt
op kerkelijke feestdagen geheel op denzelfden voet als
op andere dagen. Door den directeur-generaal der
Maatschappij is echter, op dergelijke dagen, wanneer
door belanghebbenden niet altijd over de noodige
werklieden kan worden beschikt om goederen te laden}
te lossen of af te halenmeer tijdruimte voor die ver
richtingen gelatenaldus dat zij geen staangelden,
huur voor wagens of magazijn gelden op die dagen
hebben te betalen; zooals voor overschrijding in tijd voor
bedoelde verrichtingen is bepaald. De uitzondering is
bij kennisgeving van den directeur algemeen bekend
gemaakt.
Voor de Leidsche hoogeschool is nog een verhooging
van 1000 voorgedragen tot het bezoldigen van een
derden assistent bij de scheikunde en een van f 660
voor ziekenoppassers bij het stads-ziekenhuis, verder
een verhooging van /200 voor hef onderwijs in de
pharmacologie.
De plannen voor bet .nieuwe akademiegebouw te
Leiden zijn nog niet vastgesteld. De laatstelijk ont-
wprpene hebben aanleiding gegeven tot bedenkingen,
diehoewel het bestek voor de aanbesteding der fun
deeringen reeds geheel gereed was, een onderzoek
noodig hebben gemaakt dat nog niet afgeloopen is.
Weldra hoopt de regeering den arbeid te kunnen
voltooien tot behoorlijke vaststelling der examens voor
de varenslieden, die aan een betere regeling van het
wis- en zeevaartkundig onderwijs moet voorafgaan.
Met verre de meeste leden in de afdeelingen is de
minister het eensdat het lager onderwijs gemeentezaak
moet blijven; de begrooting levert de bewijzen van
de belangstelling der regeering; zij is voor het lager
onderwijs ƒ43,000 hooger dan de loopende. Ook van
milde toepassing van art. 36 dragen de cijfers blijk;
doch dit artikel moet naar den geest der wet worden
toegepast.
Voor een nieuwe gemeentelijke kweekschool (te Am
sterdam) is een subsidie van 15,000'sjaars toegezegd.
De minister verklaart zich bereid een wettelijke
voorziening omtrent de banken van leening te ont
werpen.
Ook de regeling van het onderwerp der openbare
middelen van vervoer wil de minister gaarne weder ter
hand nemen.
De minister hoopt weldra in de, gelegenheid te zijn
nog onderscheidene aanvragen om concession voor mijn-
ontginningen in Limburg tot afdoening te brengen.
Een zestal werd reeds, na ingewonnen advies van den
raad van state, behandeld.
Men zal zich herinneren, dat eenigen tijd geleden eene
toespraak door den paus tot Belgische bedevaartgangers
gericht groote sensatie heeft verwekt, omdat hij daar
in had aangedrongen op afschaffing van het burgerlijk
huwelijk in België en de geloovigen had aangespoord
te ijveren, dat het kerkelijk huwelijk in de plaats van
het burgerlijke zou worden gesteld. Hierover is nog
quaestie ontstaan tusschen den graaf de Hemptinne en
den Bien public, welk blad had verklaard, dat er geen
reden was om aan het bevel van den paus te gehoor
zamen, hetwelk door den bisschop van Gent werd
bevestigd.
Thans wordt door het Journal de Bruxelles het
volgende medegedeeld omtrent de audiëntie bij den
paus waarin de heer d'Anethan zijne geloofsbrieven als
gezant van België heeft overhandigd: „De paus heett
den heer d'Anethan op de meest welwillende wijze
ontvangen en zijn warme sympathie uitgesproken voor
den koning en voor België. Melding makende van
zijn laatste toespraak tot de Belgische pelgrims,
verklaarde hij dat men zich ten onrechte ongerust had
gemaakt door aan zijne woorden eene uitlegging te
geven en er gevolgtrekkingen uit te maken, die hij
zelf niet mede had bedoeld."
Onze Belgische correspondent, deze zaak besprekende
is van oordeel, dat een dergelijke mededeeling van
een diplomatiek feit een manoeuvre van de Belgische
regeering is met het oog op de aanstaande verkiezin
gen. „Men twijfele nu nog roept hij uit aan
den invloed van het kabinet-Malou! Het heeft
den onfeilbaren paus bewogen zijne feilbaarheid te
erkennen, door zijn eigen woorden te loochenen,
die op officieele wijze door den graaf de Hemptinne,
in diens adres, aan den koning zijn overgebrachtP
Geheel in denzelfden geest spreekt ook l'Indépen-
dance beige. Een van beide, zegt dat blad: of de
onfeilbaarheid van den paus is merkwaardig veranderlijk,
of de meest eenvoudige woorden hebben op zijn eer
biedwaardige lippen eene beteekenis, die een gewoon
sterveling niet verstaat. Indien „ijveren" wil zeggen
„niet ijveren" dan is het duidelijk dat iedereen de laatste
allocutie van den paus aan de Belgische pelgrims ver
keerd heeft uitgelegd en dat de heer de Hemptinne
dwaalde toen hij een strijd tegen het burgerlijk huwe
lijk wilde ondernemen.
GEDRUKT RIJ DE GEB ROEDEUS ABRAHAMS TB MIDDELBURG.