bijvoegsel MIDDELBURGSC HE COURANT Middelburg 17 November. VAN DE ran Donderdag 18 November 1875. N° 274. De Haagsche correspondent van de Zutfensche cou rant schrijft betreffende de aanstaande beraadslagingen over de begrooting van binnenland sche zaken in de tweede kamer het volgende „Velen zouden gaarne het ministerieel leven des heeren Heemskerk afsnijden, maar de meerderheid zal toch de begrooting wel aannemen. De beslissende slag zal gestreden worden bij de behandeling van de conclusie in zake de aansluiting te Botterdam, doch men zegt dat de conclusie van de minderheid (die namelijk om alleen afkeuring te betuigen ovër de wijze van behan deling der zaak, doch niet de verklaring der eerste kamer over te nemen dat de minister gehandeld heeft in strijd met 's lands belang) meer kans heeft aange nomen te worden, dan die van de meerderheid. Het heeft zich nu, zooals gij gezien zult hebbenopgehel derd hoe de minister dezer dagen kon spreken van een onteigeningswet voor een spoorweg van het centraal station te ltotterdam naar den Eijnspoorweg. De zaak is eenvoudig deze, dat de lijn Botterdam-Houten, waarvan een onteigeningswet is ingekomen, den Eijn spoorweg bij Capelle zal snijden. En dat zal nu in de plaats moeten komen van de aansluiting! Dezer dagen hoorde ik beweren dat de maatschappij, ten wier be hoeve die onteigeningswet zal geschieden, nog in het geheel niet in rechten bestaat. Het komt mij onge looflijk voor, maar in elk geval zal het onderzoek in de afdeelingen ook dit punt wel ophelderen." Dezelfde correspondent schrijft nog ctat hij door den voorzitter der eerste kamer in staat is gësteld ten stel ligste het gerucht tegen te spreken, als zou hij, bij ge legenheid der ziekte van H. M. de koningin aan het paleis namens de eerste kamer naar den toestand dei- vors iin komende informeerendoor een bediende naar het bulletin in de Staats-courant verwezen zijn. Het vertelsel was dan ook eigenlijk te dwaas om eenige waarschijnlijkheid te bezitten. De president der eerste kamer, uit naam van die vergadering eene inlichting wenschende te ontvangen, zou zich wel niet tot een der bedienden wenden en zou zelfst indien hij, die onhandigheid beging, niet licht op „die manier afge scheept worden. plaats" staat: „Zou ik dit laten herhalenV" ve ver schillende deelen zijn keurig ingebonden. Terwijl te Philadelphia met alle kracht wordt ge werkt aan den bouw van de tentoonstellingslocalen, is te Weenen een aanvang gefnaakt met het afbreken van de gebouwen der tentoonstelling. Te Spandau zullen 300 a 400 slotenmakers ontsla gen worden wegens gebrek aan werk. Met heden Siaten-fiejsieraal. TWEEDE KA HER. Zitting van Dinsdag 16 November. (Nader verslag.) een langdurig en zeer uitgebreid debat werd In de „kantteekeningen bij eenige volgnummers van hoofdstuk V der staatsbegrooting voor 1876", leest men in de N. E. Ct. o. a. het volgende: „Onderhoud kanaal Zuid-Beveland 80,000. Het geeft een vreemden indruk in een Nederlandsche staats begrooting bij een werk van zoo jongen datum als dit kanaal, te lezen dat het geld bestemd is o. a. voor: „voortzetting der vernieuwing van door paalworm ver nielde houtconstructie." „Eeeds in het jaarverslag van den raad van toezicht op de spoorwegen over 1870dus zes jaar geledenwerd geklaagd dat de remmingswerken van de spoorbrug werden opgegeten door den paalworm. Toen men het kanaal maakte waren toch èn het bestaan van den paalworm èn de middelen daartegen reeds lang bekend. Paalworm-beschadiging, b. v. aan de houtconstructies der Noordzeehoofden aan den Hoek van Holland, is onbekend. Die hoofden zijn evenwel niet van zooveel jonger dagteekening dan het Zuid-Bevelandsche kanaal, dat daar kon toegepast worden wat men hier nog niet kende. Zijn er geen? of zijn er onvoldoende maatre gelen tegen den vijand genomen Het ware ten minste een troost dit te weten, nu de staat het gelag moet betalen. Ccmeagdc berichten. De keizer van Duitschland heeft onlangs van eenige inwopers van Berlijn een zeer zeldzaam geschenk ont vangen. Het bestaat uit eene verzameling manuscripten van beroemde componistentwee quintetten van Spohr, een stuk voor piano van Thalberg, een Italiaansche aria met orchestbegeleiding van It. M. von Weber ten symphonic van Shubert 6n andere stukken. Het be langrijkste echter bevindt zich in vier afzonderlijke banden: het eerste ontwerp van de 8® symphonie van Beethoven. Gedeeltelijk met inkt, gedeeltelijkmet potlooden van verschillende kleur, op sommige plaat sen in de grootste haast, op andere met de uiterste nauwkeurigheid en netheid geschrevenwas het geheel moeilijk te ontcijferen. Verscheidene pagipas waren geheel doorgeslagen met opmerkingen als: „Zoo komt er nooit iets van" of „dat is niets". Op een andere de afdeeüng onderwijs der Indische begrooting voor 1876 afgehandeld. Als eerste spreker trad op de heer de Jonge, die in, de eerste plaats te kennen gaf dat er harmonie kon zijn tusschon de drie richtingen, door den heer van der Hoeven op koloniaal terrein aan genomen, maar zich vereenigde met diens opvatting omtrent het inlandsch onderwijs, inderdaad een levens vraag. Het Christendom achtte spreker den wortel van alle beschaving en ontwikkeling, waarom het zich dan ook in het onderwijs moest openbarenmet het neutraal onderwijs zaait men wind, men zal er stormen van oogsten. Hij verklaarde zich niet tegen de hoogere uitgaven, maar was toch overtuigd dat de verwachte resultaten niet zouden verkregen worden. Hij raadde dus het geschrift van den teer van Delden in aller aandacht aanbevelende den minister op den inge slagen weg terug te keeren of, kon dat niet, zeer be dachtzaam voort te gaan. De heer Moens sympathiseerde minder met het tweede deel der rede van den heer v. d. Hoeven waartegen hij meende te moeten opkomen omdat die spr. een over tuiging heeftdie welgemeend is. De heer van dér Hoeven wilde dat de regeering haar taak aan anderen zou overlaten omdat zij geen godsdienstig ondefwijs geven mag. Maar vraagde spreker, als nu een Mahom- medaan subsidie kwam vragen voor zijn school, op welker, grond hem dit dan te weigeren? Er zijn onder de Mahommëdanen even goed drijvers als hier onder de Christenen. Spreker voorzag dan ook dezelfde gevolgen als de heer Fabius van het stelsel van der Hoeven. Daarenboven, dit strijdt met de Indische grondwet, die eerbiediging van ieders godsdienstige overtuiging verlangt. Maar, ging spreker voort, wien zult gij steun geven? Aan protestanten en katholieken. Maar aan welke protestanten,, o/jk aan de moderne, en ook aan de oud-katholieken? Met het stelsel van den heer van der Hoeven jaagt men naar de waarheid, en dat achtte spreker een gevaarlijk staatsbeginsel, waar tegen hij protesteerde, waarschuwende tegen de eerste schrede. Tot den minister zeide spreker ten slotte ga voortnog sneller op den ingeslagen wegricht meer kweekscholen op, en verbeter het onderwijs. In deze rede vond de heer van der Hoeven aanleiding om zijn standpunt nader uiteen te zetten, maar ving aan met uit het door de pers onjuist medegedeeld citaat uit het Bataviasehe Handelsblad van 1864 aan te toonen dat hij ook toen niet-godsdienstig onderwijs een onding aehtte. Toen moest echter eerst het dwang- stelsel worden uitgeroeid. Thans nu dit ten deele geschied is, moet het Christendom, krachtiger middel van beschaving dan de Islam, z. j. door den staat worden beschermd. Onvaderlandslievend noemde men sprekermaar hij wierp dat verwijt op de regeering teruglettende op het toenemend Mohammedanisme en op de onverschilligheid voor het Christendom. En wat nu betrof het steunen fan alle protestanten en de oud katholiekende modernen hebben niet de geest drift voor het zendelingschapen de oud-katholieken zoude hij met gerustheid tegemoet zien. En mochten ten slotte de protestanten triomfeeren, dan antwoordde hijhet ware moet triomfeeren, en hierover beslist God. Nadat nu de heer van der Kaay opmerkte dat het regeerings-reglement de regeering verbiedt een keus te doen tusschen de godsdiensten, en de staat dus ook niet indirect mag doen wat hem verboden is, -trad de heer Kuyper tegen den heer van der Hoeven op, zich grondende op de Protestantsche beginselen, waar onze grondwet op rust. De staat mag zich niet men gen in de zaken der kerk; hij moet geheel onzijdig zijn. Spreker constateerde dit tegenover encycliek en Syllabus, want elke dwaDg is schadelijk voor het volkswelzijn. Maar spreker gat aan de regéering dezen raad: ga uit van de hypothese dat des Javaans ont wikkeling staat beneden de Europeesche beschaving en geef alle faciliteiten aan de zendelingen, geef serieuse subsidie aan de bijzondere school. Dan zal het Christendom op vasten grond staan. Een motie tot sluiting Van het debat (voorstel van den heer Godeffoi) met 38 tegen 24 stemmen verwor pen zijnde, kwam nu de heer van Nispen aan het woord, die op het groote belang van het Christendom voor den Javaan nader aandrong, maar toch niet de zorg voor het onderwijs aan de regeering wilde ont nemen, hij verlangde alleen ook ondersteuning van het bijzondere onderwijs. Overigens merkte spreker op dat de heer van der Hoeven op politiek gebied, al wil hij geen radicaal zijn, dit toch is, want hij vindt slechts steun bij de radicalen; hij betwijfelde dan ook of de heer van der Hoeven wel voldoende den toestand van den Javaan kende, en meende tevens te mogen herinneren aan het vele dat Nederland voor den inlan der deed. Overigens trad hij in eene beschouwing over de uitdrukking van den heer Kuyper omtrent het pro testantsche staatsrecht, en herinnerde ook nog aan het geen de heer van der Kaay zeide over renegaten; wa .rin deze weder aanleiding vond om nader te ver klaren dat hij, bij autoriteitsgeloof, het beroep op hen, die van overtuiging veranderden, in de laatste plaats wilde in aanmerking nemen. Daarop trad de heer Bastert nogmaals op ten behoeve van het protestantsche staatsrecht, de leer die vrij onderzoek'huldigt. De minister van koloniën begaf zich slechts wei nig in deze algemeene beschouwingen. De regee ring is niet tegen het Christendom, zeide hijmaar christianiseeren zou zij evenmin. Verder veel van het debat latende liggenbeantwoordde de minister evenwel kor- telijk de eerste rede van den heer van der Hoeven, en vereenigde zich met veel van wat de heer Moens daarte gen had gezegd, tevens opmerkend dat 'de heer van der Hoeven zich had beroepen op een triumviraat, dat 't grootendeels niet met hem eens was. De minister kwam er echter tegen op dat hijdie ruim een jaar aan 't werk was, door een lid, dat zijn sporen nog moet verdienen, een koloniaal student was genoemd, en eindigde metop de gedane vraagte antwoorden een regentdie tot het christendom overging zou niet worden ontslagenwel echter als hijmet den ijver van een bekeerling, ook anderen trachtten over te halen. De heer van der Hoeven antwoordde hierop, dat dan de gouverneur generaal den regent toch wel ontslaan zou en de minister, dien hij overigens een student noemde als lofspraak bedoelende.dat hij een leek was die door eigen studie een uitstekende kennis verkreeg, die beslissing wel zou handhaven. Op speciale vragen van den heer Kuijper antwoordde de ministerdat de zendelingen niet worden bemoeilijkt, maar dat in een speciaal geval optreden tegen een zen deling toch noodig kan zijn geweest; deze toch moeten de bondgenooten van het bestuur zijn; én nu treden sommigen niet zelden openlijk tegen dat bestuur op. Eedenen om de kosten voor den Mohammedaanschen godsdienst te schrappen (art. 62) zag de minist De heer Kuijper verlangde een gedetailleerde statistiek; maar zulk een eisch, meende d ging te ver, evenzeer als het niet a an gin over de vruchten van het Inlandsch onderwijs te oor- deelen, daar het eerst sedert kort werkte. Toch merkte de minister den heer van der Hoeven op dat in enkele jaren het getal schoolgaande kinderen reeds twintigma- len grooter werd. Wat de subsidie aan de particuliere school betreftdé minister maakte daarvan geen geld- quaestieen de Indische regeering zou zeker meer vra gen als de particuliere scholen meer noodig hadden. Eindelijk antwoordde de minister den heer Moens dat de aandacht der regeeriug op de opleiding van onder- wijzars gevestigd blijft. Waartoe uw debat dat tpt niets leidt vraagde nu de heer Fransen van de Putte aan den heer Kuijper. Nie mand ignoreert het toenemend fanatisme; maar geef een middel tegen de hadji's; zij worden niet geprote geerd. Toch pleitte ook deze spreker tpn gunste van vrijheid van handelen voor de zendelingen. De heeren MoensKuijper en van Nispen repliceerden toen nog. De eerste constateerde dat ook de niet Christelijk-historische protestanten veel voor het zen dingswerk doen en waarschuwde tegen den weg, dien de heer van der Hoeven en van Nispen op wilden. De heer Kuijper herhaalde dat hij vrijheid van geweten wil, 'tgeen de Syllabus c. a. bestrijden, constateerde nader dat het getal Hadji's toenam sedert de afschaf fing der reispassen,-en hield vol dat de regeering niet genoeg doet voor de gesubsidieerde scholen waar tegen de minister antwoordde met een verwijzing naar het koloniaal verslag 1875. De heer van Nispen eindelijk meende dat de heer Kuijper den Syllabus c. a. niet begrijpt, die z. i. niet strijden met de constitute. Met een korte opmerking van den heer Nierstrasz over de schoolgelden en over het doen van ambtenaars examens door inlandersliep de discussie af en vor derde de kamer tot art. 63. De dag der beraadslaging over de 3 eerste hoofd stukken der staatsbegrooting zal nader worden bepaald. STAATSBEGROOTING 1876. De regeering heeft geantwoord op de algemeene beschouwingen. Ongehouden acht zij zich in een wederlegging te treden van onbepaalde of algemeene uitdrukkingen,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1875 | | pagina 5