r 272.
MIDDËLBURGSCHE
Dinsdag
1875.
C O R A N T.
16 Hovemta.
Middelburg 15 November.
Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2™ Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen.
De prijs per 3/m., franco is f 3.50.
De beterschap van H. M. de koningin blijft voort
durend toenemen, H. M. mag reeds van tijd tot tijd
het bed verlaten.
Onder alle reserve wordt ons uit Vlissingen gemeld,
dat "naar men verzekert vast bepaald is, om de
maildienst op Engeland voorloopig te staken. Zoodra
de aanlegplaatsen in Engeland gereed zijn en daardoor
gelegenheid zal ontstaan om den dienst in zijn geheelen
en behoorlijken omvang te doen plaats hebbenzon de
vaart weder worden hervat.
De minister van binnenlandsche zaken beeft aan de
gedeputeerde staten der verschillende provinciën eene
circulaire gezonden, waarin hij, naar aanleiding van
de voorstellen van het hoofdbestuur der Nederlandsche
vereeniging totbevordering der koepok-inenting en van
de geneeskundige ambtenaren, de verplichtingen doet
uitkomen, aan de gemeentebesturen door art. 18 dei-
wet van 4 December 1872, Staatsblad n°. 134 (koepok
inenting) opgelegd. Uit deze circulaire blijkt, dat niet
overal en altijd het aangehaald wetsartikel naar behoo-
ren wordt uitgevoérd.
De Staats-conrant van 14 en 15 dezer bevat een
koninklijk besluit van 6 dezer tot vernietiging van
het besluit van den gemeenteraad van Hasselt van 7
September jl., waarbij A. Schrijver is benoemd tot wet
houder dier gemeente.
De overwegingen van dat besluit zijn de volgende:
„dat blijkens de notulen der raadsvergadering van
7 September 1875, nadat bij eene tweede stemming ter
benoeming van een wethouder de stemmen staakten,
A. Schrijver als oudste van jaren benoemd is verklaard;
„dat artikel 51 der gemeentewet bepaalt, dat, ingeval
omtrent bet benoemen ot voordragen van personen de
stemmen staken, het lot beslist;
„dat alzoo het besluit van benoeming in strijd met
de wet genomen werd."
In hetzelfde nommer der Staats-courant zijn opgeno
men het koninklijk besluit van den 8en November jl.
tot wijziging van de laatste alinea van art. 40 van
het reglement, betreffende den vorm, de samenstelling en
de afmetingen der maten en gewichten, vastgesteld bij
koninklijk besluit van 16 October 1869 (Staatsblad
n°. 159); de wetten van den 9en dezer tot onteige
ning van perceelen ten behoeve der verbreeding van
het Mallegat onder de gemeenten Dordrecht en Dub
beldam; tot wijziging van hoofdstuk IV der staatsbe-
grooting voor het dienstjaar 1874; tot vaststelling der
begrooting van uitgaven wegens den arbeid der gevan
genen voor 1876; tot intrekking van het laatste lid
van art. 12 der wet op de rechterlijke organisatie en
het beleid der justitie, zooals het is gewijzigd bij de
wet van den 4™ Juli 1874 (Staatsblad n° 90)voorts
de wetten van den 10,n dezer tot intrekking der wet
van 29 Mei 1849 (Staatsblad n° 21); houdende bepa
lingen omtrent eene veranderde samenstelling der kamers
van den hoogen raad en der provinciale gerechtshoven
enz.; tot opheffing van de provinciale gerechts
hoven en instelling van nieuwe gerechtshoven (welke
wet met 1 Januari a. in werking treedt)en eindelijk
de wet tot aanleg van staatsspoorwegen.
Bij den gemeenteraad van Leeuwarden is inge
komen een adres van een tiental ingezetenen, uitma
kende de commissie van het Nuts-departement, de
spaarbank, het Sint Anthony-gasthuisde vereeniging
Nijverheid en de afdeeling Leeuwarden der provinciale
Friesche werklieden-vereeniging, verzoekende de op
richting van eene theoretische en practische ambachts
school, zoo noodig door hervorming van de bestaande
burgerdagschool in eene zoodanige inrichting. Adres
santen deelen mede, datindien de raad het gewenscht
besluit neemt, door hep. gezamelijk eene som van
f 35,000, benevens eene jaarlijksche subsidie van /650,
ten minste gedurende tien achtereenvolgende jaren, tot
bestrijding der te maken kosten, wordt beschikbaar
gesteld, en dat daaren&ven het Oldburgerweeshuis
zich de beslissing heeft voorbehouden omtrent het al
of niet verleenen van eene jaarlijksche bijdrage. Het
stuk is gesteld in handen van burgemeester en wet
houders, om consideratie en advies. Inmiddels zal
het voor de leden worden gedrukt. Handelsbl
Volgens de Nieuwe Winschoter courant heeeft de
regeering zich bereid verklaard tot wederopvatting
casu quo van de onderhandelingen met de concessio
narissen voor den spoorweg AssenWinschoten.
In de Zaterdag gehouden vereenLgde vergadering van
liet hoogheemraadschap van Rijnland is benoemd tot
ingenieur bij dat waterschap dr. E. P. van Dissel, in
genieur bij de staatsspoorwegen te Rotterdam.
Uit Rotterdam wordt ons geschreven:
„Men weet dan nu, wat de minister van binnenland
sche zaken bedoelde toen hij, geheel onverwachts,
eene onteigeningswet aankondigde voor eene verbinding
van het centraal station alhier met den Rijnspoorweg.
Met betrekking tot de aansluitingsquaestie laat de
minister het niet aan verrassingen ontbreken. Eerst
was de lijn LeidenWoerden het equivalent voer de
losgelaten aansluiting te Rotterdam, en nu ontvangt
men een nieuw equivalenten het lijntje Centraalstation-
Capelle. Bij de overeenkomst met de Rijnspoorwegmaat
schappij heeft deze zich tot 1882 het recht voorbehou
den om de verbindingslijn tussehen de twee stations te
maken, en thans wordt aan eene andere maatschappij
vergund eene verbindingslijn aan te leggen, wel niet
naar bet Rijnspoorweg-station aan de Maasmaar negen
minuten sporens hoogeropbij Capelle. De genoemde
reserve in het contract was dus blijkbaar niet welge
meend, maar men mag vragenkan zonder nadere over
eenkomst op dit door de Rijnspoorwegmaatschappij zich
gereserveerde recht inbreuk worden gemaakt?
„Men is hier niet vreemd aan het denkbeelddat de
voorgespiegelde spoorweg RotterdamMunster niet
verder zal gaan dan tot Capelle. De onteigeningswet
omvat dan ook niet dien geheelen spoorweg, maar
slechts de eerste sectie, tot Houten. Om eenig figuur
aan de zaak te geven, kon men die eerste sectie niet
korter nemen. Eene lijn, kortaf, van het centraal
station naar Capelle zou in de staten-generaal geen
goedkeuring vindenomdat dan natuurlijk de verbin
ding door Rotterdamwaarvoor eenmaal de onteigening
was vastgesteld, verreweg de voorkeur zou hebben.
Thans heeft het den schijndat men een nieuwen weg
naar Duitschland gaat maken, in concurrentie met de
Rijnspoorwegmaatschappijmaar als de weg niet ver
der komt dan tot Capelle, dan zullen de staten-gene-
raal of eene opvolgende regeering geen concessionaris
sen kunnen dwingen verder te bouwen, en de Rijn
spoorwegmaatschappij zal aan het gevaar ontsnapt zijn
dat te eeniger tijd de staat de verbinding aanlegt,
waarvan zij zich bij de beruchte overeenkomst heeft
afgemaakt. Aan haar Maasstation te Rotterdam zal zij
de handen vrij hebben. En zelfs wanneer de nu inge
diende onteigeningswet geheel wordt uitgevoerd en
werkelijk een weg wordt gebouwd tot Houten, dan
kan, door aan de Rijnspoorwegmaatschappij de exploi
tatie op te dragen haar belang uitmuntend worden
bevorderd. Immers de gevaarlijke concurrentie is dan
gewapend. Deze spoorwegintrigue is misschien veel
fijner gesponnen dan men vermoeden zou, en den knoop
zal men misschien eerst veel later vinden.
„Aan het serieus bestaan eener RotterdamMunster-
sche spoorwegmaatschappij is nooit geloofd. Wie zijn
de concessionarissen Otlet en Wilmart, en van waar
komt het kapitaal om hun groot plan uit te voeren?
Vroeger heette het dat de heer Phiiippart te Brussel
de man was, die het geld zou verschaffen, doch het is
van publieke bekendheid, dat de heer Phiiippart niet
meer op financieel gebied de man iswaarvoor hij vroe
ger gold. Zal bij de behandeling der onteigeningswet
de regeering eenige zekerheid kunnen geven dat. men
te doen heeft met eene soliede maatschappij. Bij de
beraadslaging over de spoorwegwet in de tweede kamer
is gebleken, dat de minister geen onderzoek schroomt
naar het gehalte der buitenlandscbe firma's die in spoorweg
ondernemingen hier te lande betrokken zijn. Men mag
dus onderstellen, dat hij ook goed op de hoogte zal
zijn van de financieele omstandigheden der maatschapij
op wier naam thans de onteigening wordt gevraagd, niet
voor eene compleete lijn, maar slechts voor een brokje
lijnwelks voltooiing op zich zelf voor eene afzonder
lijke maatschappij weinig belang kan hebben."
Benoemingen en besluiten.
onderscheidingen. Ter zake der krijgsverrichtingen
tegen Atchin, voornamelijk gedurende het tijdvak tus
sehen medio Augustus 1874 en ultimo Februari 1875
zijn de volgende belooningen toegekend
Benoemd tot ridder der Militaire Willemsorde 4' kl.
de luitenant ter zee le kl. H. A. Sirksde officier van
gezondheid le kl. J. J. Postma; de l6 luitenants der
infanterie H. E. Munniks de Jongh, R. G. J. Suther
land A. W. K. ter BeekP. van Lawick van Pabst
en H. Heeresde officier van gezondheid 2e kl. J. C. P.
Kats de 2e luitenants der infanterie W. J. Philips
(sinds bevorderd tot len luitenant), J. B. van Heutsz
en H. F. V. M. Schwing; de van het leger hier te
lande gedetacheerde 2P luitenant van het korps inge
nieurs mineurs en sappeurs C. J. Snijders (sinds be
vorderd tot len luitenant)de sergeant-ziekenvader
C. van Putten (sinds bevorderd tot ziekenvader-majoor);
de sergeant der infanterie J. G. F. Angenent; de ser
geant der artillerie K. Geigesde fuseliers C. W. 't Hooft
(sinds bevorderd tot korporaal) en D. Portier.
Benoemd tot ridder der orde van den Nederiandschen
leeuw; de dirigeerende officier van gezondheid le kl.
L. J. de Roock, en de officier van gezondheid le hl.
G. A. P. van Steenvelt.
Begiftigd met de eeresabel, met het gebruikelijk
opschrift: de majoor der artillerie T. J. A. van Zijll
de Jong; de kapitein der infanterie F. van Ilaaften
de kapitein der artillerie G. F. W. Borci, en de le
luitenant der infanterie H. G. J. van Hoogstratende
de beide laatstvermelden gedetacheerd van het leger
hier te lande.
Eervol te vermelden bij afzonderlijke dagorders, zoo
in Indië als in Nederland: de majoor der genie W. J.
Leers; de kapiteins der infanterie J. C. van Blokland,
A. HamakersG. A. H. van SteenveltP. P. H. van
Ham en D. H. P. Andreae (iaatstvermelde gedetacheerd
van het leger hier te lande); de kapitein der artillerie
H. J. G. Souman; de kapitein der genie J. F. Kanne-
mans de luitenant ter zee 2e kl. C. J. de Jongde
le luitenant van het korps mariniers J. L. Cadetde
le luitenants der infanterie J. van BennekomJ. H. de
Bruyn en J. Bartelds; de P luitenants der artillerie
K. E. Reck G. A. IvuskijJ. H. van Blommestein
en H. van Gelsdorp (iaatstvermelde gedetacheerd van
het leger bier te lande)de officier van gezondheid
2e kl. L. B. E. Ledeboer, gedetacheerd van het leger
hier te lande de 2e luitenant der infanterie J. H. B.
Jager, sinds bevorderd tot 1" luitenant; do adjudanten-
onderofficier der infanterie J. H. Nix en P. M. Meu-
wessende adjudanten-onderofficier der artillerie P. Jon-
gepier en F. J. Teeuwende sergeant-majoor der infan-
rie D. Dreuxde sergeant-majoor der artillerie G. van
Spronsede fourrier der infanterie O. R. H. van Har-
reveltde sergeants der artillerie J. van Brakel en
K. de Boer; de sergeants der genie W. F. van der
Weijden; de sergeant-terreinopnemer E. van Acker;
de korporaals der artillerie J. T. Joost en D. L. Nieuw-
landde sinds tot korporaal bevorderde fuseliers K. H.
Stiene, B. J. A. Würseher (thans hospitaalbediende)
J. Kransde matrozen P kl. P. de Brabander en
H. Weelink; de marinier le kl. P. T. van Tol; de
marinier 2e kl. H. Jansma, sedert bevorderd tot marinier
P kl. de hoornblazer der infanterie P. T. van den Broek
do fuseliers C. van Diggelen en A. van der Bijl; de'