"buitenland.
De Turksclie opstand.
De heer Schimmelpenninck kwam op tegen de nieuwe
organisatie van het toezicht op de invordering der be
lastingen, van grooten invloed op de belastingen zelve
en door de bevolking zeker niet met genoegen te ont
vangen. Eerst wenschte hij dus een grondig onderzoek.
De minister voerde aan dat het toezicht onvoldoende
bleek en daaföm nu aanvulling werd voorgesteldmaai
de heer Schimmelpenninck wenschte de zaak niet zoo
plotseling te doen beslissen en stelde in dien zin een
amendement voor op artt. 20 en 20a. De minister be
streed dit, de voorsteller hield het staande, als betref
fende alleen de apportuniteitdaarop werd het
amendement met 30 tegen 26 stemmen verworpen.
Ook een amendement van den heer van den Berch
van Heemstede, om den post van overneming van be
lastingen op Sumatra's Oostkust slechts voor memorie
uit te trekken, in afwachting van gunstiger omstan
digheden op Sumatra, werd met 51 tegen 3 stemmen,
verworpen.
Daarna vorderde de kamer tot art. 32.
STAATSBEGKOOTING 1876.
Het regeerings antwoord is verschenen op het verslag
over hoofdstuk III (Buitenlandsehe zaken.)
De minister bevestigtdat de vertegenwoordiger
van Nederland uit Caracas teruggeroepen is en Venezuela
bereids verlaten heeft. Op afdoening in der minne der
bestaande moeielijkheden blijft de regeeri .g grooten
prijs stellen.
De quaestie van het sluiten van uitleveringstraetaten,
die op koloniën toepasselijk zijn, is nog in overweging
bij de departementen van koloniën, justitie en buiten-
iandsche zaken en ook met het Nederlandsch Indisch
bestuur wordt geraadpleegd. De bezwaren die aanvan
kelijk tegen het aangaan van uitleverings verplichtingen
voor onze koloniën gerezen zijn, mogen echter niet
gering geteld worden en zullen misschien ten slotte
van overwegenden aard blijken te zijn.
Meer bijzonder sedert de invoering der jongste wette
lijke maatregelen tegen onzeewaardige schepen in
Engeland, houdt de regeering voortdurend hare aandacht
gevestigd op hetgeenniet alleen in dat rijk maar
ook in andere landen met betrekking tot deze zaak
geschiedt. Eeeds te voren evenwel was dit belang
niet aan hare oplettendheid ontgaan. Tegen het gevaar
dat schepen, in Engeland als onzeewaardig afgekeurd,
onder Nederlandsche vlag zouden gaan varen, moet
naar het oordeel der regeering zeer zeker gewaakt
worden. Wanneer er aanleiding bestaat om dergelijke
praktijken te vermoeden, doet zij dan ook steeds door
den betrokken consul een onderzoek naar de redenen van
den eigendomsovergang en de al of niet-afkeuring van
het schip in Engeland instellen. Dat onderzoek heeft
tot nogtoe geen feiten aan het licht gebracht, die tot
het nemen van wettelijke maatregelen tegen het bedoelde
misbruik hier te lande zouden nopen. De meeste kamers
van koophandel in de zeesteden, in het voorjaar van
1875 door de regeering ter zake geraadpleegd, hebben
zich tegen het invoeren van wettelijke bepalingen als
in Engeland verklaard, in welke zienswijze ook dooi
de commissie van enquête omtrent den toestand der
Nederlandsche koopvaardijvloot schijnt gedeeld te wor
den. Daar voorts het brengen van Éngelsche schepen
onder Nederl. vlag ook in de laatste jaren betrekkelijk
zelden voorkomt (in 1874 werden in het geheel voor
11 en in 1875 tot dusver voor 12 dergelijke schepen
Nederlandsche zeebrieven uitgereikt) meent de regee
ring vooralsnog zich te kunnen bepalen tot het boven
aangeduide onderzoek. Mocht hieruit de wenschelijk-
heid blijken om het voorbeeld van andere mogendheden
te volgen, dan zal zij niet dralen, daartoe de noodige
stappen te doen.
De vrijstelling van transitrecht voor de portvrijdom
genietende dienstbrieven, welke in de gesloten brieven
malen tusschen Nederland en Luxemburg worden ver
zonden, is overgenomen uit de post-tractaten van 1865
en 1851, en vindt haren grond in het verblijf van het
hoofd der Luxemburgsche regeering hier te lande. De
minister gelooft niet, dat dit tot onjuiste opvattingen
omtrent de betrekkingen met Luxemburg kan aanlei
ding geven. Onjuiste opvattingen ter zake worden
overigens, waar de gelegenheid zich daartoe aanbiedt,
steeds voorgekomen.
Inderdaad is in den loop dezes jaars bij de regeering
weder een klacht ingekomen wegens onrechtmatige
handelingen door Éngelsche visschers, ditmaal in de
nabijheid van den Amelandschen wal, tegen Wierum-
mer visschers gepleegd. De klacht bleek echter onbe
stemd. De regeering heeft evenwel door het uitzenden
van een oorlogschip maatregelen ter. beveiliging van
onze visschersvloot genomen.
De onlangs gegeven inlichtingen omtrent de werving
van vreemde militairen zijn de aandacht van het bui
tenland niet ontgaan. Door den minister is en wordt
daarenboven gezorgd, dat, waar het noodig is, met
nadruk daarop gewezen worde. De diplomatieke eA
consulaire agenten van Nederland ontvangen, waar
misbruiken plaats hadden, juiste voorlichtingen.
De opmerkzaamheid der regeering is gevestigd op
het protectionistisch streven, dat zich tegenwoordig
in meerdere landen openbaart. Zij laat niet nabij het
regelen van internationale handelsbetrekkingen, te
trachten het stelsel van vrijen handel te doen huldigen
en mede tot bereiking van dat doel in overleg te treden
met andere regeeringen, waar de gelegenheid daartoe
bestaat.
De minister heelt reeds de noodige maatregelen ge
nomen voor de vervulling van den diplomatieken post
te Lissabon, door een toevallige omstandigheid open
gevallen. Voor het opheffen van den gezantschapszetel
te Madrid bestaat thans zooveel te minder aanleiding,
nu een gezant van Spanje uitsluitend bij het Neder
landsche hof geaccrediteerd is.
De agent en consul-generaal te Alexandrië heeft
onlangs het verlangen te kennen gegeven om eervol
te worden ontslagen. Met 't oog op de uitgebreidheid
en belangrijkheid van het consulaat-generaal te Alexan
drië, moet het de zetel zijn van een consul-missuswien
hooge eischen van bekwaamheid moeten worden ge
steld en derhalve ƒ12000 wordt toegelegd.
Bij het consulaat te Bangkok zal een tolk aangesteld
worden op een traktement van ƒ2000.
Het onlangs ook door ons medegedeelde stuk van de
Russische regeering over den toestand in Turkije is
niet met onverdeelde sympathie door de Europeesche
pers ontvangen. Vooral in Duitschland heeft het een
zeker gevoel van wrevel opgewekt, waaraan de Kölni-
sche Zeitung, zij het dan ook in zeer gematigden toon,
lucht geeft. Men kan er echter voldoende uit merken,
dat de beschermende positie, die Rusland tegenover de
Slavische Christenen wil aannemen, eene ergernis is
voor hot Keulsche blad.
Geheel het Russische document is volgens de
Kölnische in strijd met den geest en de letter van
het Parijsche tractaat van 1856. En nu mogen de
officieuse organen al beweren, dat het geen afbreuk
doet aan de goede verstandhouding tusschen de drie
groote mogendheden, het is toch niet te loochenen dat
Rusland, wanneer het over eene positie spreekt die het
aan het verbond der keizers niet wil opofferen, zich
eene positie aanmatigt, die de Europeesche mogendheden
het voor 22 jaren nog niet wilden toekennen.
Nu wordt wel verzekerddat het Petersburgsche
artikel niet voor Europa bestemd was, maar slechts als
een dreigement tegenover Turkije moet worden aange
merkt het is toch een feit, zegt de Kölnische, dat
sedert het bezoek van den Russischen gezant te Kon-
stantinopelgeneraal Ignatiew, aan Livadia gebracht,
de toon van Rusland tegenover Turkije, die aanvan
kelijk zoo welwillend was, geheel is veranderd. „Wij
willen wel gelooven, dat voorloopig althans niet anders
wordt bedoeld dan de invoering van de beloofde her
vormingen te verzekeren, maar het is slechts de vraag
op welke wijze de mogendheden dat willen doe* en
het is althans te hopen dat zij geen geweld zullen
gebruiken."
'Hoewel de Russische pers ontkeDt dat Rusland te
land en ter zee oorlogstoerustingen maakt, vreest de
Kölnische Zeitung toch dat het een gewapende tusschen-
komst op het oog heeft. Volgens het St. Peterburgsche
dagblad nl. bestaat er een „vrij slim plan" om de
beide in opstand verkeerende provinciën tot rust te
brengen, hetwelk ook zou worden opgenomen in de
collectieve nota, die de mogendheden voornemens zijn
tot Turkije te richten, en hierop nederkomende, dat
de Herzegowina en Bosnië tot een half onaf hankelijken
staat zouden worden vereenigd, die door een Christen-
hospodar zou worden bestuurdof bij Montenegro
zoude worden gevoegd. Dit plan stemt overeen met
de denkbeelden vervat in een klein geschrift, door een
van de leiders van den opstand uitgegeven, die, inge
val een plan als het zooeven genoemde niet mocht
kunnen worden verwezenlijkt, wenscht dat de mogend
heden mochten overeenkomen eene legerafdeeling van
een der naburige mogendheden de hoofdplaatsen der
in opstand zijn de provinciën te laten binnenrukken.
Die vertegenwoordiger der mogendheden zou dan als
rechter moeten optreden tot zoolang de aangelegenheden
der Slavische inwoners geregeld zijn, de godsdienstige
en staatkundige gelijkheid van Turken en Christenen
gewaarborgd is en het eigendom van laatstgenoem
den niet meer moedwillig kan worden aangetast. Het
Petersburgsche orgaan beweert, dat het laatstge
noemde punt dier brochure als eene bevestiging
van het bericht kan gelden dat, overeenkomstig het
verzoek der opstandelingen zeivenOostenrijksche
troepen de Herzegowina zouden binnenrukken. Van
verschillende zijden door de Nationale Zeitung ont
vangen berichten bevestigen de mededeelingen van
het Russische blad in zooverre, dat de vorming van
een of meer half zelfstandige staten op het schiereiland
van den Balkan door de groote mogendheden ernstig
wordt overwogen.
Dat zoo iets een gruwel moet wezen in de oogen van
een der groote organen van het groote Duitsche rijk is
duidelijk. Het is het tegenovergestelde van de Duit
sche politiek, die de kleine staten te vuur en te zwaard
heeft vervolgd en vernietigd. De verdeeling van Tur
kije in „hertogdommen en markgraafschappen" acht de
Kölnische de ongelukkigste oplossing van de Oostersche
quaestie, want daar de kleine halfwilde volkstammen
van den Balkan, die door afstamming en godsdienst
zoozeer van elkander verschillenniet rijp zijn voor de
vorming van zelfstandige staten, zal men eer een chaos
dan orde en regel in het leven roepenen aan Rusland
het langgewenschte voorwendsel verschaffen om zich,
in het belang dei' openbare ordevan Turkije en vooral
van Konstantinopel meester te maken. Door een ge
wapende tusschenkomst en ondersteuning van de op
standelingen zou het traktaat van Parijs ongetwijfeld
worden geschonden en aan Engeland en Frankrijk al
leszins reden tot klachten worden gegeven. De Kölni
sche meent dan ook in de door Disraëligehouden
rede, in weerwil van zijn vredelievende verzekeringen,
zekere onrust te hebben opgemerkt ten aanzien van
de Turksclie quaestie.
GEDEUKT BIJ DE" GEBBOEDERS ABRAHAMS TE MIDDELBURG.