MIDDELBURGSCHE COURANT F 269. Vrijdag 1875. 12 November. BIJ DEZE COURANT BEHOORT EEN BIJVOEGSEL. Middelburg 11 November. Tafereelen uit de Fransche revolutie. Dit Wad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2™ Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen. De prijs per 3/na., franco is f 8.50. De staats-courant van heden bevat het volgende Bulletin. 's Gravenhage, 10 November, des morgens 10 ure. Hare majesteit heeft den ganscben nacht over zeer gerust geslapen. De hoest vermindert, de koorts wijkt. De koningin gevoelt zich veel beterhoezeer de vermoeidheid blijft aanhouden. Heden wordt ons per telegraaf gemeld, dat de toestand van H. M. de koningin voortdurend gunstiger wordt. In de Staats-courant van heden is opgenomen het koninklijk besluit van 27 October jl.waarbij het tarief vastgesteld bij art. 1 der wet van 18 April 1874 (Staatblad n°. 65). regelende de eonsulaatrechten, ten aanzien van vaartuigen gemeten volgens het ko ninklijk besluit van 21 Augustus 1875 (Staatsblad n°. 146) wordt gewijzigd, en zulks ter uitvoering van de slotbepaling van art. 4 der wet van 3 Juni 1875 (Staatsblad n°' 101), tot afschaffing van vuur-ton en bakengeld, en nadere regeling der meting van zee schepen. Den, 20™ dezer zal van Nieuwediep naar Indië ver trekken het stoomschip Holland, van de maatschappij Java. Behalve voor Batavia zal met deze gelegenheid mede eene brievenmail naar Padang verzonden worden. De Staats-courant behelst weder een nominatieve opgave van Europeesche officieren, onderofficieren en minderen, overleden na evacuatie uit Atehin, voor zooverre daaromtrent tot op den 6™ October bij het departement van oorlog in Nederlandsch Indië bericht was ingekomen. Daarop komen voor R. SprietsmasergeantA. Miider, C. F. Leps, J. M. Ribot, A. C. Mersseman en C. E. Luthard, fuseliersH. Tensen, kanonier 2e klasse J. Kniefs en A. A. Houpin, fuseliers; J. Schouten, kanonier 2e klasse en R. Bakker, fuselier. De heeren mr* J. P. Rethaan Macaré, rechter-commissa- ris, mr. C. W. J. J. Pape substituut officier, mr. H. van Adrichem, waarnemend griffier, en dr. A. W. van der Starp zijn tot het doen van een gerechtelijk onderzoek op 9 dezer van Zierikzee vertrokken naar Oud-Vosse- meer alwaar een kinderlijk is gevonden. Tengevolge van dat onderzoek is gisteren namiddag in het huis van arrest te Zierikzee overgebracht Cornelia Marina Lindhoudt, oud 23 jaar, ongehuwde dienstbode te Oud-Vossemeer, verdacht van het kind, waarvan zij Zater dag avond 23 October 11., ten huize van den predikant van Maaren aldaar, bij wien zij als noodhulp m dienst was heimelijk bevallen was, moedwillig van het leven te hebben beroofd door met de hand den mond toe te houden en het ademen te beletten, en van het voorts den volgenden morgen in den welput te hebben gewor pen. De verdachte heeft hare misdaad bekend. Te Driewegen zijn benoemd tot gemeentesecretaris de heer W. Lotsy, commies ter secretarie te Oegst- geest, en tot gemeente-ontvanger de heer J. Prumcrs, ontvanger der gemeente Ellewoutsdijk. De leden van de eerste kamer zullen weder wor den bijeengeroepen tegen 23 dezer, ter behandeling van de Indische begrooting voor 1876. Honderd en dertien ingezetenen van 's Gravenhage, belanghebbenden en belangstellenden bij de spoorweg verbinding 's HageScheveningenhebben zich bij breedvoerig gemotiveerd adres tot den raad gewend, met verzoek dat het den raad moge behagen het 4fcr gestelde plan van aanleg van een spoorweglijn ^fer den Scheveningschen weg naap '"'et Badhuis niet go' te keuren, maar om, in het weit-egrepen algemeen be lang, te trachten een verbinding van den Hollandschen spoorweg met Scheveningen te verkrijgen, doormiddel eener lijn, loopende ten Z. W. van den Scheveningschen weg, met een station zoo na mogelijk aan het bedrijvig gedeelte van het dorp. Aan d'. F. Kessel, eersten assistent aan het chemisch laboratorium te Leiden, zal met 1 Dec. eervol ontslag uit die betrekking verleend worden; hij ontving nl. een beroep naar het buitenland en wel als „private assistant at the Royal Institution of Chemistry" te Londen. Het Middelburgsch departement der maatschappij tot Nut van 't Algemeen hield gisteren avond zijne eerste samenkomst met dames, waar de heer mr J. D. Vee- gensvan 's Gravenhage een opstel over een tijdvak uit de groote Fransche omwenteling voorlas. In het jongste Aprilnommer van het tijdschrift „Vragen des tijds", dat den heer Veegens onder zijne redacteuren teltkwam een artikel van zijne hand voor, waarin een ander gedeelte derzelfde weh»ld£ebeji»tfèjiw> beschreven werd. Die arbeid verplaatste oi in Maart 1792. Het koningschapsedert kbrt-"Cf>nsti- tutioneel gewordenstond toen nogal waggelde het onder de mokerslagen die beifi, Augustus zouden doen bezwijken. Danton en zijne helpers dachten nog pas aan het moordenaarswerkdat zij in September in de gevangenissen zouden gaan verrichtenRobespièrre sloeg nogmeer op den achtergrondden loop der gebeurtenissen gadein afwachting dat hij zelf, met meer methode en taaier volharding het beulswerk uit de hand zijner op zijde gedrongene vrienden zou overne men. De Girondijnen, edele dwepers die zij waren, vleiden zich nog met de hoop van de republiek buiten het bloedige spoor te kunnen houdenhaar door de man nen des gewelds aangewezen. In hun midden, ten huize van mevrouw Roland, in 't gezelschap van haar gemaalvan BuzotPétion, Guadetmet Robespièrre er bij als tegenstelling, voerde de heer Veegens in die vorige studie zijne lezers. Het opstel dat de spreker gisteren avond voordroeg, schilderde eenige tafereelen uit den toestand van Parijs in Mei 1795. Een groot jaar was toen voorbijgegaan sedert de Dantonisten het schavot bestegen hadden, waarop Lodewijk XVI, door hen veroordeeld hen was voorgegaan. Robespièrre en zijne geestverwanten waren hen opgevolgd, eerst in de dictatuur, vervolgens, na op hunne beurt eenige duizende tegenstanders of „ver dachten" gedood te hebben, almede op het schavot. De mannendie op den 9™ Thermidor (27 Juli) 1794 hunne plaats aan het hoofd van het staatsgezag inna men BarrasFouché Fréron Legendre Tallien enz., waren van niet beter gehalte dan hunne voorgangers. Een tijdgenootlid der nationale conventie, Thibaudeau, zegt in zijne Mémoires van hen: „Het doel van hun strijd was geenszins de vernietiging der tirannie, maar bloot eene verwisseling van den persoon der tirannen." Het „Memorial de St. Heléne" getuigt: „Deze lieden waren nog gemeener en bloeddorstiger dan Robespièrre, dien zij ten val brachten en op wien zij alle schuld wierpen." Een geschiedschrijver, de Barante, bevestigt dit strenge vonnis in hoofdzaak, wanneer hij schrijft; „Het tijdvak, dat op het schrikbewind volgde en dit ten einde bracht, behoort feitelijk zelf nog tot het schrikbewind." Ook was hun vroeger leven niet minder door bloed bezoedeld dan dat van Marat of Robespierre. Michelet j verhaalt van Tallien, die in 1793, op 24jarigen leef- j tijd, te Bordeaux het werk verrichtte dat Fouquier- Tinville te Parijs deed: „De guillotine, die vlak vóór zijne woning was opgericht, leverde hem ruime winst op. Daar Bordeaux eene handelsstad was, dreef Tal lien er handel in menschenlevens." Zoo was hij ook kan zijne vrouw, de toen 18jarige, beeldschoone mar kiezin de Fof.tpnaygeboren Theresia Cabarrus, geko- en. Zij bevond zich te Bordeauxinet andere konings- gezinden en adellijken, in de gevangenis. Tallien gaf haar te kiezen tusschen de guillotine en hemzelven. Zij koos het laatste. In 1794, kort vóór Thermidor, zat zij te Parijs weder gevangendaar zijmisschien alleen reeds omdat zij schoon wasden haat van zede lijke en lichamelijke monsters als Marat, Robespierre of Couthon niet ontgaan kon. Toen schreef zij aan Tallien, den 7™ Thermidor, dit briefje: „Men heeft mij doen weten dat ik morgen voor het gerecht moet komen, dat wil zeggen op het schavot. Mijn droom van heden nacht komt dus niet uit. Ik droomde namelijk dat Robespierre er niet meer was en de gevangenissen openstonden. Dank zij uwe schandelijke lafhartigheid, zullen er echter spoedig in Frankrijk geen mannen meer zijn om dien droom tot waarheid te maken." Dat briefje bracht den we-felmoedigen Tallien tot handelen. Theresia kon vele jaren later, toen zij alwe der een anderen naam, dien van den prins Philippe de Caraman Chimay droeg, aan een harer beste vrien den, de Pcugens, schrijven: „De 7e Thermidor was de schoonste dag mijns levens, daar mijn kleine hand iets heeft mogen toebrengen om de guillotine omver te werpen." Dit alles werd door den heer Veegens niet verhaald, maar zijne voordracht bracht het ons in de gedachten. Hij zelf vertoonde ons verschillende tafereelen in bet Parijs van Mei 1795. Met het uitgehongerdever zwakte volk op de straat:, midden in de vechtpartijen met de jeunesse dorée, die met hunne knuppels, bij voorkeur naar het scheen, vrouwen doodsloegen. Met Fouché, den lateren hertog van Otrante en minister van Napoleon, eerst in een huurrijtuig, waar de koet sier een vermomde royalisthem eene beschrij ving geelt van het straatgevechtdat de redenaar zelf ons pas uitvoerig verhaald had; vervolgens in het Pa- lais-Royal, waar Fouché met den bankier Simon de 'everantie van slechte schoenen voor de soldaten der republiek bekonkelt en later de maiiresse van Barras aan hem verkwanselt. Vervolgens in Tallien's hotel waar de bedienden Fouché's spionnen zijn; waar in de keukens op een avond meer voedsel verkwist wordt dan voor het onderhoud van tien uitgehongerde gezin nen noodig zou zijn; waar Barras komt om met den gastheer te overleggen op welke wijze zij een paar ontdekkers van gevaarlijke geheimen het best uit den weg zullen ruimen, en in dat gesprek door Fouché beluisterd wordt. Ook vertelt Barras er aan do dames de geschiedenis van de manier waarop hij zijne maitresse aan den bankier Simon heeft overgedaanhetgeen recht aardig gevonden wordt, en raken de gasten, in dit voornaamste salon van Parijs, bijna aan 't kibbelen over (le verdeoling van de winstdie hunne knoeierijen met de leveranciers van het leger hun opleveren. Geen enkele lichtstraal komt al deze tafereelen van zedelijke slechtheid eenigszins opluisteren. Napoleon Bonapartedie „hamer Godsdoor wien al dit roover- gespuis weldra naar zijne holen gejaagd zal werden, verschijnt in de schildering van den heer Veegens als do sentimenteele minnaar van Joséphine de Beauharnais( twijfelende in zijne uitspraak tusschen een diner of een bal, ter eere van het pas geslotene tractaat met de Bataafsche republiek! De figuren uit het volk zijn krachteloos of onbeduidend. Die van mevrouw Tal lien, lichamelijk schoon, staat zedelijk niet hoog genoeg om aan het geheele tafereel een hoogeren gloed te schenken. Bij al deze historische gemeenheid voegt de heer Veegens nog het hulpmiddel der verdichting, of althans der uiterst twijfelachtige overlevering. Volgens zijne voorstelling is de zoon van Lodelijk XVI, de dauphin, werkelijk door Barras en Tallien uit de ge vangenis weggevoerd en door een doofstom kind ver vangen. Een paar gevaarlijke getuigen zijn achter dit geheim gekomen, en ziedaar de reden waarom de twee staatslieden der republiekBarras en Tallienmet de echtgenoote van dezen, op het bal beraadslagen of en eft on- :er rd lie de ti- ;u- en ds ld n- :te an op iet rs :d r- a- i. e- L0 la en en en en en le en ift cr_ 0 Le al le 3- 5 n ft n 1 e f. a i- n e t g e

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1875 | | pagina 1