HIDDELBUMSGHE €01 HAM
33Ï J"V OIEC3rS3B3Lj
Middelburg 9 November.
VAN DE
ran Woensdag 10 November 1875. N° 267.
Omtrent de werkzaamheden in de najaarszitting van 1
den geneeskundigen raad in Zeeland, die gisteren
namiddag onder het voorzitterschap van den inspecteur
voor het geneeskundig staatstoezicht alhier gehouden
werd, deelen wij het volgende mede.
Onder de ingekomen stukken kwam voor eene van
het ministerie ontvangen kennisgeving met daarbij
gevoegden catalogus aangaande eene in het volgende
jaar te Brussel te houden internationale tentoonstelling
van hygiënische en reddingshulpmiddelen {exposition
internationale et congres cf hygiene et de sauvetage), waartoe
de medewerking van het geneeskundig staatstoezicht
door den minister wordt ingeroepen ten behoeve van
hen die op die tentoonstelling mochten willen inzenden.
De voorzitter noodigde de leden uit voor zooveel
noodig zich tot hem te vervoegen, waarna de missive
voor kennisgeving aangenomen werd.
De voor de leden als handschrift gedrukte „mededee-
ling van de handelingen van het geneeskundig staats
toezicht" werd weder niet voorgelezen. Zij gaf tot slechts
een paar opmerkingen aanleiding. Een daarvan betrof
de gevallen van hondsdolheiddie zich dit jaar in
deze provincie zouden voorgedaan hebben. Dr. Goemans
weersprak het in de „mededeeling" gerelateerde feit,
dat te Zierikzee een dolle hond zou zijn doodgeschoten.
Wel is er aldaar een hond aangetoffen dien men van
dolheid verdacht, doch in plaats van zich te laten
doodschietenis hij weggeloopen en heeft-men later niets
meer van hem vernomen. De heer Nauta van der Grijp
deelde mede, dat hij bedoelden hond is tegengekomen,
doch het dier maakte volstrekt geen geluid alsof hij dol
was, veeleer gaf het den indruk alsof het een haas
nazat. Later heeft men den hond echter niet weêr
gezien. De veearts meende te moeten denken óf aan
hondenziekte öf aan ingewandsziekte, maar niet aan
hondsdolheid.
Laatstgenoemde spreker vroeg voorts, of er, hoezeer
hier en daar verdachte honden om het leven gebracht
zijn, in dit gewest geen enkel geval van hondsdolheid
is geconstateerd? De voorzitter antwoordde hierop
ontkennend, doch verwees tevens naar hetgeen verder
in de „mededeeling" voorkomtnamelijk dat de veearts
te Oostburg, de heer Mazurebij de lijkschouwing van
honden te Groede, Heille en Sluis, die onder verdachte
verschijnselen gedood zijn, hier een scirrheus gezwel in
de maag, ginds do bewijzen der zoogenaamde honden
ziekte als pathalogische afwijkingen heeft aangetroffen.
Volgens den voorzitter is evenwel het vermoeden ge
rechtvaardigd, dat daaraan lijdende honden eu in
kwaadaardige stemming een beet toebrengende, even
gevaarlijk zijn als zij die aan echte dolheid lijden.
Ook de verslagen van de gecommitteerden voor de
winkelvisitatiën gaven tot eenige .bespreking aanleiding.
Onder anderen werd door den voorzitter gereleveerd,
dat niet is gelet kunnen worden op de klacht van een
geneeskundige wegens het milligrarpmen gewicht. De
heer van der Grijp deelde mede dat bedoelde genees
kundige meentdat het niet te pas komt om de genees
kundigen te verplichten een dubbel stel van dat gewicht
aan te schaffen en voorhanden te hebben voor het geval
het eene stel naar elders voor den ijk moet opgezonden
wordendaarin behoorde het gouvernement te voorzien.
De voorzitter wees er opdat de nalatige zich natuurlijk
blootstelt aan het opmaken van proces-verbaal als hij
tijdens de opzending geen stel van dat gewicht voor
handen heeft. De heer van der Grijp noemde het een
vreemde bepaling, maar volgens den voorzitter heeft
men zich voor het oogenblik over dat al of niet vreemds
niet te bekommeren, en is er niets tegen te doen. Het
is een voorschrift de jure consütiito, niet de jure eonslitucndo.
Dr. de Man merkte opdat het hem getroffen heeft,
dat, Middelburg en Ylissingen uitzonderendevolgens
het oordeel der gecommitteerden in den eersten ring
alle apotheken, op een zeer geringe uitzondering na,
als goed zijn gequalificeerd, en die in den tweedenen
vooral in den derden ring voor het grootste deel als
voldoende. Dit leidt hem tot het vermoeden, dat
er bij de gecommitteerden nog geen vast denkbeeld
omtrent de te geven qualificatie heerscht. De heer van
der Grijp gaf te kennendat hij en zijn medegecom
mitteerde de heer Martin van het denkbeeld zijn uit
gegaan dat, als in eene apotheek geen middelen aan
wezig zijn die bedorven of niet goed zijngeen mid
delen ontbreken die voorhanden behooren te zijn en de
inrichting er netjes uitziet, dergelijke apotheek als goed
behoort gequalificeerd te worden. Hij gelooft dat dit
de eenvoudigste voorstelling der zaak is. De heer
Goemans verklaarde dat hij en zijn medegeeommitteerde
vrij wel met het gevoelen van den heer van der Grijp
overeenstemden. Was er echter geen reden tot afkeu
ring van geneesmiddelenmaar bleek de plaats der
inrichting om een-of andere reden minder geschikt te
zijn, dan luidde de qualificatie niet goed, maar vol
doende. Hierop vroeg dr. de Man of hij dan mag
aannemen, op grond van de drie lijsten der gecommit
teerden, dat de geneeskundige raad verklaart, dat de
apotheken, die in den derden ring ten platten lande
zijn onderzocht, over het algemeen minder goed zijn
dan die welke in den eersten ring zijn gevisiteerd De
voorzitter achtte het moeilijk den gecommitteerden een
bepaald voorschrift te geven omtrent de qualificatie
van goed of voldoende. Ook kon hij zich niet ver
eenigen met een daarop door dr. de Man uitgesproken
wensen, dat de gecommitteerden vóór den aanvang van
het onderzoek zouden samenkomen om vooraf een vas
ten mratstaf voor de qualificatie aan te nemen. Het
bezwaa; hiertegen isdat de gecommitteerden niet voor
vast, maar slechts tijdelijk benoeind worden, alsmede
dat bij voorkeur pharmaceuten met de winkelvisitatiën
belast wordenterwijl de geneeskundige raad is samen
gesteld uit geneeskundigen en pharmaceuten beiden,
zoodat het niet wenschelijk zou zijn, vooral in verband
met hetgeen vroeger hieromtrent reeds is voorgevallen,
een afzonderlijke vergadering van de pharmaceutisehe
leden van den geneeskundigen raad te doen houden.
De heer Adam deelde mede, dat hij verleden jaar
met dr. Verschoor de winkelvisitatiën in Walcheren ver
richt heeft en hem toen is opgevallen het groot verschil
tussehen de apotheken in Walcheren en die in den der
den ring. Zijns inziens is het voor de gecommitteerden,
altijd lastig onderling een juisten maatstaf aan te nemen.
D1. Goemans sloot zich bij den heer Adam aan, waar
na dr. de Man verklaarde geen bepaald voorstel te
willen doen eu vervolgens de verslagender gecommit
teerden voor kennisgeving werden aangenomen.
Daarna weid door den secretaris voorlezing ge
daan van een uitvoerig rapport van d>'. A. P. Fokker,
uit Goesbetrc ffende de door hem naar aanleiding van
het in de vorige vergadering daartoe genomen besluit,
overwogen vraag: of het Avenschelijk en mogelijk zou
zijn in Zeeland een krankzinnigengesticht op te richten?
De conclusie van dit rapport luidt dat niet alleen de
wenschelijkheidmaar zelfs de noodzakelijkheid van
zoodanig gesticht z. i. vaststaat en dat evenzeer de
mogelijkheid behoort aangenomen te worden, terwijl
het eenige daartegen aan te voeren argument, degeld-
quaestie, op <len achtergrond moet treden en in allen
gevalle, bij goede gezindheid en medewerking, niet van
overwegenden aard kan geacht worden.
De voorzitter merkte op, dat in de Geneeskundige
courant een gelijksoortig betoog voorkomt van d'. Don
kersloot, op grond dat verschillende personen in de
bestaande krankzinnigengestichten niet kunnen opgeno
men worden wegens gebrek aan plaatsruimte. Hij stelde
overigens voor, en dienovereenkomstig werd besloten,
om het voorgelezen rapport ter overweging en prae-
advies te stellen in handen eener commissie van drie
leden. Daar de vergadering de keuze der leden dier
commissie aan den voorzitter overliet, noodigde deze
daartoe uit de heeren dr. de Man, dr. Dobbelaer de
Wind en m'. Snouck Hurgronje.
Tot leden van commissiën zijn benoémd
a tot het nazien der rekening de heeren d". Callen-
fels, de Wind en Hazenberg;
b tot het geven van advies aan den inspecteur in
spoedeischende gevallende heeren dr. de Man en de
Ligny (bij continuatie)
e tot het resumeerén der notulen de heeren dr!. de
Man en de Wind.
Daarna was aan de orde een voorstel van het bureau
voor scheikundige onderzoekingen tot het laten onder
zoeken ten koste van den raad van voorwerpen, wier
analyse door de gemeentegeneesheeren in het belang
van den openbaren gezondheidstoestand wenschelijk
geoordeeld wordt.
Uit de toelichting van den voorzitter en van den
secretaris bleek, dat de bedoeling is kostelooze analyse
ten behoeve van onvermogenden, bijv. van drinkwater,
eetwaren enz.door wier invloeden ziekten kunnen
teweeggebracht worden maar dat men geen ziekte
toestanden op het oog heeft.
Na eene korte bespreking werd dit voorstel met
algemeene stemmen aangenomen.
Vervolgens bracht de voorzitter in herinnering, dat
in de vergadering van 31 Mei 1872 eene losse bespre
king heeft plaats gehad over de faecaliën-quaestie,
waaraan de heeren Vogelvanger en van der Grijp deel
namen. Het is toen echter bij die bespreking die
Liernur's stads-reinigingsstalsel betrof, gebleven. Volgens
den voorzitter ligt het evenwel op den weg van den
geneeskundigen raad om die zaak eens meer 'au fond
te bekijken en eene studie te maken van de wijze van
afvoer van faecaliën in de provincie en omtrent het nut
dier faecaliën voor den landbouw in Zeeland. De land
bouwers schijnen namelijk de voorkeur te blijven geven
aan dierlijke mest boven faecaliën, die zij te heet noe
men. Hij stelt' daarom vooren zonder hoofdelijke
stemming wordt dienovereenkomstig besloten, eene com
missie te benoemen tot onderzoek en rapport omtrent
de volgende vragen: a Hoe geschiedt de afvoer van
faecaliën in Zeeland? en b Welke waarde hecht de
landbouwer in Zeeland aan die faecaliën?
Tot leden dier commissie worden, daar de vergadering
de benoeming niet zelve verlangt te doen, door den
voorzitter uitgenoodigd de heeren dr. Verschoor, de
Visser en Martin.
Ten slotte vestigde cb. de Man de aandacht op eene
zaak die wel niet bepaald tot den werkkring van den
geneeskundigen raad behoort, maar zijns inziens toch
belangstelling verdient, als in verband staande met het
redden van menschenlevens. Hij heeft namely k het oog
op het feit, dat we hier in Walcheren eene reddings
boot hebben, die veel geld gekost heeft en te Zoutelande
gedeponeerd is, doch nooit dienst heeft gedaan en naar
men wil ook niet zou kunnen doen, omdat de lokaliteit
niet geschikt is om haar in zee te brengen en ook de
kennis 'van hen die met de behandeling belast zijn onvol
doende geacht wordt. Daarom stelde spreker voor, den
voorzitter uit te noodigen om bij het gewestelijk bestuur
pogingen aan te wenden om daarin verandering te
brengen. Werd de boot van Zoutelande bijv. naar
Veere of Vlissingen verplaatst, waar zij altijd te water
zou kunnen gebracht worden, dan zou zij ongetwijfeld
meer nut doen dan nu te Zoutelande.
De voorzitter achtte de opmerking van dr. de Man
juist, doch hij meent gehoord te hebben dat het plan
bestaat de reddingsboot van Zoutelande te verplaatsen.
Hij verklaarde zich evenwel bereid een onderzoek in
te stellen en in een volgende vergadering het resultaat
daarvan mede te deelen.
De verdere werkzaamheden hadden in gesloten zitting
plaats.
Op verzoek van het bestuur van het Nederlandsch
Aardrijkskundig genootschap, plaatsen wij het
volgend bericht.
Euim 20 der aanzienlijkste ingezetenen te Enkhuizen,
hebben zich als leden van het Aardrijkskundig genoot
schap ingevolge art. 11 van het reglementtot een
departement vereenigd. Het doel, waaraan het depar
tement zich voornamelijk wil wijden, bestaat in de
oplossing der vraag: in hoeverre middelen kunnen
aangewend worden, „om de Noordpool-visscherij in ons
land te doen herleven", en, in geval het tot gunstige
uitkomsten geraaktdeze zaak ook ten bate der weten
schap aan te wenden. Wij vestigen met ingenomen
heid de^ aandacht op 't ontstaan van dit departement.
Het bewijst zoo duidelijk dat de ondernemingsgeest in
Nederland nog niet is uitgestorven, en dat het Aard
rijkskundig genootschap 't welk de mannen der praktijk
en van de wetenschappij te zamen brengttot het her
leven van dien geest krachtig medewerkt. Moge het
voorbeeldte Enkhuizen gegevenanderen tot navolging
opwekken
Gemengde berichten.
Vrijdag morgen heeft kapitein Boyton te Ant
werpen eene eerste voorstelling op de Schelde gegeven,
die met uitstekend succes werd bekroond. Iu een half
uur heeft hij een afstand van 3000 meters, van het
zwembassin te Antwerpen naar Kattendijke afgelegd,
onder het rooken van een sigaar en het blazen op zijn
trompet. Eene talrijke menigte was bij dit zeldzame
schouwspel tegenwoordig.
Het bericht dat de Duitsche kroonprins voorne
mens zou zijn een bezoek te brengen aan de tentoon
stelling te Philadelphia heeft in Amerika groote opge
wondenheid gebracht, vooral onder de aldaar wonende
Duitschers, die terstond plannen hebben gesmeed voor
eene luisterrijke ontvangst. Zij hebben er zich reeds
op verheugd „onze Frits" eens recht hartelijk te ver
welkomen- Intusschen schijnt de reis van „onze
Frits" slechts in de verbeelding van een of anderen
dagblad-correspondent te hebben bestaan.
In het fort n° 2 te Wommelghem nabij Antwerpen
zijn Donderdag jl. vier steenen gewelven ingestort
terwijl er een 12tal werklieden in bezig waren, die onder
de puinen werden bedolven, waarvan zes werden gedood,
terwijl de andere-meestal ernstige wonden bekwamen.
Van de overledenen waren vijf getrouwd. De minister
van oorlog is den volgenden morgen in persoon op de
plaats van het ongeluk gekomen.
De brand van het Theater Bellecour te Lyon,
waarvan niets dan vier muren is overgebleven, heeft
een schade van 300,000 franken veroorzaakt.
De in aanbouw zijnde landbouwhal op het terrein
der wereldtentoonstelling te Philadelphia, die reeds
voor 1/3 gereed was en geheel uit hout bestond, is den
12e° October door een heftigen orkaan ingestort. Acht
arbeiders; waarvan drie zijn gestorven, werden daarbij
gewond.