buitenlandsche politieke nieuwstijdingen in de Staats courant verlangd heeft. Bij dezen wensch sluit ik mij aan, doch met éen voorbehoud: ik zou wenschen dat het buitenlandsch nieuws in de Staats-courant anders werd geredigeerd dan vroeger het geval was. Gelijk men zegt verbande de tegenwoordige minister dat nieuws, omdat bij herhaling door ultramontaansche tweede kamerleden over de wijze van bewerking werd geklaagd. Die klachten nu kwamen mij niet geheel ongegrond voor. Misschien lag het aan te weinig personeel bij de redactie, maar het maakte op mij altoos den indruk alsof terwijl de berichten uit Engeland, Frankrijk, Ame rika enz. met zorg en vooral, niettegenstaande vele moeilijkhedenmet groote gematigdheid en on partijdigheid bewerkt en medegedeeld werdende bearbeiding van andere rubrieken en met name Duitschlandwerd overgelaten aan personenniet geheel vertrouwd met de eigenlijke politieke geschiedenis van dat land, en voor wie de geheele beweging in Duitschland zich oploste in de vaak ruwe en onhebbe lijke, en altoos hoogst partijdige polemiek tusschen de officieele en officieuse regeeringsbladen en de organen van de ultramontaansche partij waarbij dan de bewer kers voor de eerstgenoemde strijders groote sympathie voedden. Indien door uitbreiding van de redactie, bijaldien hier wellicht het bezwaar schuilen mocht in dit opzicht verbetering ware aan te brengen, zou het politieke nieuws in de Staats-courant, met dezelfde zorg en onpartijdigheid bewerkt, als vóór des hee- ren Heemskerk 's optreden voor de landen buiten Duitsch land het geval was, niet alleen bij niemand aanstoot geven, maar in eene stellige leemte der Nederlandsche journalistiek kunnen voorzien. Vroeger bij voorbeeld gaf dat blad nauwkeurige vertalingen of overzichten van gewichtige staatsstukken, die men in de andere dagbladen, ten gevolge van gebrek aan personeel en aan tijdin het geheel niet of slechts gebrekkig vinden kon. „De nieuwe berichten die in de tegenwoordige Staats-courant het verlies van het buitenlandsch nieuws schijnen te moeten goedmaken, over het algemeen uiterst onbeduidende, onvolledige en onbe langrijke binnenlandsche statistieke opgaven, met welker jnzending de provinciale en plaatselijke besturen nutte loos worden geplaagd, kunnen daarentegen uitstekend worden gemist, evenals het zeer onvolledige en vaak van fouten krielende beursberichtdat men alleen waardig schijnt te hebben geacht om uit de oude elementen ter opvulling te worden bewaard". Benoemingen en beslatten. schutterijen. Benoemd tot 2e luitenant bij de dienst doende schutterij te Vlissingen m'. F. N. van der Bilt. leger. Gedetacheerd voor den tijd van 3 jaren bij de landmacht in West-Indië de 2e luitenants F. W. G. Nieuwland en J. D. ten Bosch, beiden van het 7e regi ment infanterie. Benoemd bij het personeel van den geneeskundigen dienst van het leger in Oost-Indië tot officier van ge zondheid 2e klasse de studenten voor genoemden dienst (artsen) R. A. J. Snethlage, H. van Dam en J. A. Lodewijks. Op pensioen gesteld, ten bedrage van 1095 'sjaars, de kapitein der artillerie op nonactiviteit H. A. Schnei ders van Greyffenswert. Tijdelijk op pensioen gesteld de le luitenant D. Spree van het 7e regiment infanterie, en de 1" luitenant der infanterie op nonactiviteit W. A. Aeyelts, en dat pen sioen verleend voor den tijd van vijf jaren voor ieder van hen ad 3C0 'sjaars. Gemengde berichten. Binnen weinige dagen, van 12 tot 11 November, zal des nachts weder het gewone jaarlijksche ver schijnsel van den regen van vallende sterren te zien zijn. In 1833 werden door Olmsted en Palmer in Noord-Amerika gedurende den nacht van 12 op 13 No vember in den tijd van 9 uren minstens 240,000 val lende sterren gezien. Het andere tijdstip van dezen sterren regen is de nacht van den 10en Augustus. Beide komen sedert vele jaren zeer regelmatig jaarlijks terug. De gemeenteraad van 's Gravenhage is wel een model-gemeenteraad, en de burgemeester van 's Graven hage een model-burgemeester, getuige het volgende wonderlijke extract uit het verhandelde over het ont werp begrooting voor 1876 in de zitting van 28 Octo ber 1875. „Yolgnr. 128. Vuur en licht in de scholen f 4000. „De heer Mouton. Bij dezen post neem ik de vrij heid de aandacht te vestigen op de omstandigheid, dat n de meeste scholen de ventilatie in zeer gebrekkigen toestand verkeert. Wel zijn er in de plafonds van de nieuwe scholen gaten aangebrachtmaar zij zijn gere geld weêr dichtgestopt, omdat de tocht zoo sterk was, dat zij meer na- dan voordeel deden. „De voorzitter. In de scholen, die nieuwgebouwd zijn, werd het ventilatie systeem volgens de jongste wetenschappelijke vinding aangebrachtmaar nauwelijks in gebruik werden de gaten weêr dichtgestopt, omdat het te veel tocht gaf. „De heer Mouton. Deze waren echter niet naar de voorschriften van de wetenschap ingericht, mijnheer de voorzitter, want juist omdat zij tocht geven deugen zij niet. Om die reden geloof ik dat verbetering in dit opzicht hoog noodig is. „De voorzitter. Ik hoop, dat wij datzelfde ongemak niet zullen ondervinden, wanneer wij ons te eeniger tijd ook in eene ventilatie van deze zaal zullen mogen verheugen." Hiermede was de discussie uit; het artikel werd daarop aangenomen. (Arnh. Ct.) De firma van den Bergh en Verwaeijen te Arnhem zal op de tentoonstelling te Philadelphia eene fontein tentoonstellen van „Eau d'Arnhem" dat eene welgelukte navolging van Eau de Cologne moet zijn. Het merk waardigste dezer inzending is echter de fontein zelve, vervaardigd in de Arnhemsche zinkfabriek van den heer van der Made. Deze fontein is zes meters lang, terwijl het voetstuk met de drie bekkens ruim vijf meters breed is. Het geheele stuk is onder groen en bloemen bijna verborgen en schittert van goud en email. De fontein kap 300 liter Eau d'Arnhem bevatten, welke hoeveelheid zij ,,een geheelen dag kan uitspuiten, terwijl het welriekende water in de bekkens opgevan gen wordt. Staten-gcineraal. eerste kamer. Zitting van Dinsdag 9 November. {Per telegraaf.) De kamer heeft heden de wet tot aanleg van spoor wegen aangenomen met algemeene stemmen op twee na, die van de heeren Viruly en Villers de Pité. Zitting van Maandag 8 November. {Nader venlag.) De kamer heeft heden de drie rechterlijke wetten na uitvoerig debat aangenomen. De heeren Geertsema, Carsten en Cremers spraken ten voordeele der vestiging van het hof te Groningen de heer Schot vóór Leeuwarden, terwijl de heeren Dumbar, Duymaer van Twist, Huydecoper en Borsius, zich in dien strijd niet mengende, aan het regeerings- ontwerp, met de vestiging te Leeuwarden, de voor keur gaven. Tegen de bezwaren ten behoeve van Groningen merkte de minister zijnerzijds op, dat hier van geen bevoorrechting sprake was. De toestanden van 1861 zijn wel veranderdmaar pleiten thans nog sterker ten voordeele van Leeuwardende minister meende dan ook dat de bezwaren uitsluitend van lokalen aard warenhet belang der justiciabelen was z. i. niet door deze wet benadeeldintegendeelde keus van Gronin gen zou dit hebben gedaaü. Want geldt het afstands- bezwaardan moest men al de elf hoven behouden. Moeten er vier of zes raadsheeren in de hoven zitting hebben Die vraag, betreffende de intrekking der wet van 1849, beantwoordde de heer Dumbar in eerstgemelden zin, daar z. i. gemakkelijker een klein aantal lechtsprekenden te vinden was. De heer van Twistdie geen reden vond om vast te houden aan het oude stelsel noch aan het bezuinigingsargument, achtte toch ook vier leden beter, krachtens de ondervinding en omdat niet het getal maar het gehalte de hoofdzaak moet zijn; hij zou echter voor de derde wet stemmen, als de minis ter aantoonde dat haar verwerping de beide anderen onuitvoerbaar zou maken. Omtrent deze quaestie merkte de minister in de eerste plaats op dat na de invoering der nu besproken wetten verschillende andere regelingen zouden volgen. Maar hij drong verder vooral en ten sterkste op de aanneming dezer derde wet aan; de intrekking der wet van 1849 achtte de regeering dringend noodig. Voor bezuiniging is nu geen noodzaak meer, terwijl er ook, al behield men de wetgeen bezuiniging uit zou voort vloeien. Zoozeer was de minister overtuigd van het noodige van deze derde wet, dat hij haar toch zou hebben voorgedragenal ware de hoven wet verworpen. Verschillende opmerkingen voegden zich bij deze twee hoofdvragen. Zoo drong de heer Dumbar aan op groote humaniteit bij het toepassen van art. 8 der eerste wet (verplaatsen van ambtenaren), waar de heer Borsius ook op aandrongen die de minister toezegde. Het recht van advokaten om in het geheele land te pleiten, door de heeren Borsius en Cremers voorgestaan, erkende de ministeronder toezegging van maatregelen te dien aanzien. De heer Borsius had voorts opgemerkt dat de be schuldigden in strafzaken, die, tot het vonnis, als onschuldig worden beschouwd en ook de onschuldigen, door de vergrooting der afstanden moreel en materieel schade zouden lijden, daar men de behoeftigen meer en meer provisioneel in arrest zou moeten nemen, om dat zij de reiskosten niet kunnende betalen niet kunnen opkomen ter terechtzitting. Hij gaf daarom in overwegingwaarmede de heer Huydecoper instemde, behoeftige beschuldigden kosteloos te vervoeren. Gaarne verklaarde de minister, zou hij te dien op zichte met de praktijk te rade gaan. Nog had de heer Huydecoper inlichting gevraagd omtrent de financieele gevolgen der wet, waar de minister echter nog niets over kon mededeelen, daar de kamers eerst nog te cordeelen zouden hebben over de indeeling der rechtbanken en kantongerechten. Nadat de minister nu ten slotte nog had doen uit komen dat deze wetten sneller, beter en goedkooper recht zouden verschaffen, en een eerste schrede zijn tot verbetering van het rechtswezen, wanneer de nieuwe wetboeken kunnen volgen, werd de hovenwet met 31 tegen 4, de traktementsverhooging voor den hoogen raad met 34 tegen 1 en de intrekking van de wet van 1849 met 28 tegen 5 stemmen aangenomen. De spoorwegwet werd daarop tegen den volgenden oohtend aan de orde gesteld. TWEEDE KAMER. Per telegraaf). De kamer heeft heden hare werkzaamheden hervat7 De heer van Heemstra heeft zitting genomen. Aanstaanden Donderdag is de Indische begrooting aan de orde gesteld. Spoorwegbegrootlng. In zijtl antwoord op het verslag der tweede kamer over de spoorwegbegrooting voor 1876 deelt de minister van binnenlandsche zaken o. a. het volgende mede. Met den onderbouw voor een groote kraan te Vlissingen staat het zeer goed. De onderbouw is ge lijktijdig met den aanleg der havens gemaakt. De werken voor den spoorweg ZevenbergenZwaluwe zijn nagenoeg gereed. De spoorweg is niet voor het verkeer geopend. Dit zal waarschijnlijk in December geschieden. Sneltreinen zullen waarschijnlijk daarop gedurende den aangevangen winter niet worden georga niseerd, omdat het niet mogelijk is tusschentijds de geheele dienstregeling, ook op de spoorwegen in een naburig rijk, te veranderen. Gemeenteraail van CSocs. Zitting van Maandag 8 November. Voorzitter de heer Blaaubeen. Afwezig de heeren van Renterghem, Del Baere en den Boer. De notulen goedgekeurd zijnde, wordt medegedeeld, dat eenige gebaggerde modder uit de haven is ver kocht; dat het model der ton voor de faecale stoffen ter bezichtiging op het raadhuis aanwezig is; dat de uitloting van obligatiën in de gevestigde schuld heeft plaats gehad, en dat zoowel de aanvrage der sociëteit „van Ongenuchten vrij," om grond, als het suppletoir kohier van den hoofdelijken omslag, den 23en October aan de betrokken commissie zijn verzonden, doch nog niet terugontvangen. Als ingekomen stukken wordt ter tafel gebracht, de correspondentie over het raadsbesluit tot het aan gaan eener geldleening voor de vernieuwing der gebou wen van het gasthuis, waarbij de heeren de Witt Hamer en van Hoek van oordeel zijD, dat burgemeester en wethouders de bedenkingen van gedeputeerde staten aan den raad hadden moeten mededeelen, en ten slotte constateeren, dat het besluit niet is goedgekeurd, welk een en ander door den heer Fransen van de Putte en den voorzitter met kracht wordt bestreden. De stuk ken worden voor notificatie aangenomen. Voorts worden gelezende goedkeuring van gedepu teerde staten op den verkoop van boomen en hun bericht nopens de vraag, of ook voor de bevelschriften van betaling gebruik mag worden gemaakt van het model, voorkomende in Hartinan's bestuur en admini stratie zooals door jhr. van Swinderen was gewenseht, hetgeen gedeputeerde staten niet geschikt voorkomt; het verzoek van P. Conradi om ontslag als leeraaraan de inrichtingen voor middelbaar onderwijs, waarop het advies van het schooltoezicht zal worden ingewonnen; eene aanvraag van M. A. Stieger, om afstand van grond achter de Korenbeurs, dat met een voorstel van burgemeester en wethouders wordt gesteld in handen van de financieele commissieen de ontwerp-verordening op de invordering van den hoofdelijken omslag inge zonden door jhr. van Swinderen, die ter visie gelegd zal worden. Het kohier van den hoofdelijken omslag voor 1875 wordt, tengevolge van door gedeputeerde staten ge no men beslissingen op de reclames van M. J. Soutendam en S. de Meulenmeester, gewijzigd en op nieuw vast gesteld op /'26972.46i. Tot leden der commissie van classificatie der min vermogende schoolkindêren worden achtereenvolgens benoemd de heeren J. A. A. Fransen van de Putte, jhr. M. J. de Marees van Swinderen, B. M. den Boer, I. Wessel, J. F. J. Knitel en F. L. A. Knitel. Overeenkomstig het advies van den inspecteur en voorstel van burgemeester en wethouders wordt goed gevonden de benoeming van P. Goedbloed tot leeraar in het teekenen in te trekken, met 1 Januari 1876, omdat hij niet heeft deelgenomen aan het examen, zooals hem als voorwaarde was opgelegd. Vervolgens worden drie voorstellen van burgemeester en wethouders aangenomen, betrekkelijk de begrooting voor 1875, tot af- en overschrijving, tot aanvulling en tot machtiging van betaling uit den post voor onvoor ziene uitgaven. Op een adres van den heer W. L. Kakebeeke, om restitutie der gestorte bijdrage voor de nommerverwis seling bij de schutterij, sedert hij burgemeester van Hoedekenskerke is, wordt afwijzend beschikt, en het gevoelen van burgemeester en wethouders dat de bij drage ook voor het vervolg nog verplichtend is, gesteid in handen eener commissie, bestaande uit de heeren pompe van Meerdervoort, Del Baere en van Hoek. De voorwaarden, waaronder het subsidie aan dever- eeniging „de Ambachtsschool" is toegekend, worden gewijzigd, zoodanig, dat de vereeniging het subsidie zal ontvangenofschoon slechts f 1000 in het geheel per jaar verzekerd is. Op een adres van J. A. J. Freeze en M. de Bree, om twee woningen vroeger te mogen betrekken, dan bij de verordening op het bouwen is bepaald, verklaart de raad zich onbevoegd eene gunstige beschikking te nemen.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1875 | | pagina 2