MIDDELBURGSCHE F £62. Donderdag 1875. COURANT. 4 November. Middelburg 3 November. Bit Wad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2™ Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen. De prijs per 3/m., franco is f 3.5Ö. Het voorloopig verslag der tweede kamer over hoofdstuk I der staatsbegrooung (zie onze nommers van 27 en 28 October jl.) met de daarin voorkomende, in vele opzichten afkeurende beoordeelingen van het beleid der tegenwoordige regeering, heeft tot eenige beschouwingen in de liberale pers aanleiding gegeven. De Arnhemsche courant ontrafelde, zooals zij met kamer stukken meer gewoon is te doen, het geheele verslag en kwam tot de slotsom dat het niets anders bevatte dan eene tamelijk overbodige aantooning en herkauwing der oude waarheid, dat zich eene ministo- rieel-gezinde partij in de tweede kamer bevindt, bene vens eene andere, die anti-ministerieel gezind is. Dat echter in het slot van het verslag te verstaan werd gegeven dat de anti ministerieelen wel een paar stoelen in het kabinet-Heemskerk zouden willen bijzetten om op die manier een werkelijk „kabinet van zaken" te helpen vormen, dat vond de Arnh. Ct. treurig, dewijl het veel had van parasitische politiek. Het komt ons voor dat de Arnh. Ct. in deze afkeu rende slotsom niet zeer consequent met haar vooraf gegane stellingen is. Indien het voorloopig verslag zulk een onbeteekenend stuk is, indien het publiek er „niets" uit leeren kan, dan is het ook ongerechtvaar digd aan een paar volzinnen zulk een gewichtige be teekenis te hechten, alsof eenige liberalen wel gezind zouden zijn om naar den vijand over te loopen. Wij houden ons liever aan de eerste opvatting der Arnh. Ct. Het verslag is geschreven omdat er nu eenmaal een verslag moest zijn en de algemeene beschouwingen zijn er in opgenomen omdat dit eenmaal de gewoonte is. Al resumecrende wat aan weerskanten door „men" vóór en tegen het ministerie is ingebracht, hebben de stellers den door de Arnh. Ct. gewraakten volzin uit hun pen laten vloeien, waarin gezegd wordt dat „een kabinet van zaken, waarmede alle partijen vrede zouden kunnen hebben, anders samengesteld zou moe ten zijn dan het tegenwoordige, waarin de talrijkste en machtigste partij in den lande in 't geheel niet verte genwoordigd is." De „talrijkste en machtigste partij" zalwij zijn er van overtuigd, haar vaandel niet ontrouw worden alleen voor het genoegen van op de pas verlatene ministerszetels weer plaats te nemen. De volzin in het verslag, waar de Arnh. Ct. zulk een kwade bedoeling in ziet, kan de uitdrukking niet zijn van een eenigszins beduidend gedeelte der liberale partij en heeft bij nauwkeurige lezing in verband tot het ge heel ook niet de beteekenis welke de Arnh. Ct. er aan hecht. Het Handelsblad komt in zijne critiek over de „kamer-eritiek" ongeveer tot dezelfde slotsom. In normale tijden zou de in het verslag uitgesprokene krachtige afkeuring der „vele" tegenover den be scheiden steun der „verscheidene" leden voor het kabinet een wenk moeten wezen om heen te gaan. Blijkbaar is dit echter de bedoeling niet. Want men vindt in het verslag geen enkele zinsnede, die kan doen gelooven dat de liberale meerderheid besloten is het conservatief kabinet den voet te lichten en voor een ministerie van de eigen richting den weg te banen. De oppositie van het verslag is louter negatief. Van eensgezindheid onder de liberale partij, door gemeenschap pelijk overleg verkregengeen spoor. Hadde men die verkregen, „men zou minder woorden besteed heb ben aan het ophalen van oude, bijna vergeten zaken, maar zich bijzonder gespitst hebben op eene schets van den toestand des landsop de uiteenzetting der noodzakelijke hervormingen en van de beginselen, die volgens de meerderheid daarbij behoorden voor te zitten." Het Handelsblad betreurt het voortdurend bestaan der verdeeldheid onder de liberalen maar verwondert er zich niet over. De laatste jaren hebben maar al te zeer bewezen hoe dikwijls de liberalen lijnrecht tegenover elkander staan als het er op aankomt hun hervormings plannen in toepassing te brengen. Wanneer ieder soldaat voor generaal wil spelen, wanneer de kern niet bijeen blijft en ieder als een vrijbuiter zijn eigen weg bewan delt „dan moge men zich meerderheid heeten en zich allen liberaal noemen, regecreu kan men niet". Zoolang deze verhouding blijf-» zoo'ang wij een tweede kamer hebben, waarvan de meerderheid liberaal is maar toch geen liberale p a r t ij vormt, heeft het kabinet weinig te duchten. Het ministerie moge nog zooveel „stóf tot ernstig bezwaar" geven, de heer Heemskerk kan nog vele travers-quaestiën oproepen, vele verkiezings circulaires schrijvenhij kan nog langen tijd de „toover formule" in den zak honden, die hij in zake de onderwijs-quaestie beweert gevonden te hebben, waardoor alle partijen tevreden gesteld zullen worden, hij kun eindelijk nog tienmaal zich op 's konings „stellig wei gerend antwoord" beroepen, dat alles zal hem niet doen vallenzoolang de meerderheid tegenover die handelingen niet een programma weet te stellen en zich niet aan strenge partij-tucht onderwerpt. Dan eerst zal het „laatste conservatieve ministerie te gronde gaan" en enkel de vraag worden: liberaal of clericaal? De bedoeling om in het conservatieve ministerie, met of zonder den heer Heemskerk, eene plaats te gaan innemen, schijnt echter ook het Handelsblad, tot ons genoegen, bij geen liberalen te onderstellen. De eerste kamer der staten-generaal is gisteren avond bijeengekomen. Onder de aan hare goedkeuring onderworpen wetsontwerpen behoorenbehalve de spoorwegenwet, dat tot opheffing der provinciale gerechts hoven; dat tot intrekking van de wijziging, in de wet op de rechterlijke organifetfci# gebracht bij de wet van 4 Juni 1874 (Stbl. n° 90); dat tot aanvul'ing der bepalingen op de consulaire rechtsmacht, benevens een'ge wetsontwerpen van meer plaatselijk belang, waaronder dat tot bekrachtiging der dading, betrek kelijk normaal tiendrecht gesloten met de erven de Geep onder Bergen op Zoom en Halsteren. De heeren jhr. P. Damas van Citters, G. J. Spren- ger m'. J. C. R. van der Bilt, M. Mazure en H. G. Hammacher vieren bij de tegenwoordige bijeenkomst der provinciale staten van Zeeland het feest van hun onafgebroken 25jarig lidmaatschap dier vergade ring. Eerstgenoemde, de heer Damas van Citters, had den 4en September van dit jaar gedurende 25 jaren zit ting in het college van gedeputeerde statenvan welk college de heer van der Bilt sedert 9 Juli 1851 deel uitmaakt. Gisteren is door het ministerie van financiën aan het domeinbestuur van Zeeland den last verstrekt om een daartoe aangewezen gebouw te Ylissingen, ten dienste der aldaar gestationeerde marine, af te staan. Daarin zullen verschillende lokalentot den dienst benoodigdworden in gereedheid gebrachtwaartoe een som van p. m. 500 is aangewezen. Den 9!n dezer zal de tweede kamer der staten- generaal hare werkzaamheden hervatten. Het antwoord der regeering op het jongste voorloo pig verslag over het gewijzigd wetsontwerp tot herzie ning der kiestabel is verschenen. De regeering bestrijdt het voorstel der commissie van rapporteursdoch brengt nog enkele wijzigingen in het ontwerp. De regeering vindt in deze herziening der tabel geenerlei aanleiding tot ontbinding der kamer. De Staats-courant van heden bevat koninklijke besluiten: van 19 October jl. betreffende het verleenen van een aanvullings-tractement tot een maximum van f 800 aan de brievengaarders, tevens belast met het beheer van een telegraafkantoor; van 20 October jl. betreffende de uitloting en aflossing van 3| percents schuldbekentenissen ten laste van het voormalig Amor tisatie Syndicaat voor 1876, en van den 23en October jl. houdende regeling van het port der brieven, der ge drukte stukken en der monsters van koopwaren, die tusschen het rijk en de Nederlandsche koloniën in Oost- Indië in gesloten brievenmalen over Duitschland, Oos tenrijk en Italië, langs den weg van Napels, en verder met de stoomschepen van de Maatschappij „Nederland", en omgekeerd worden verzonden. Blijkens de Staats-courant van heden is, tengevolge van het afbreken der diplomatieke betrekkingen met de Nederlandsche regeering door den Venezolaanschen gezant bij het Nederlandsche hof, de vertegenwoordi ger van ZMa. regeering uit Caracas teruggeroepen- Hij heeft Venezuela bereids verlaten. De commissie voor de tentoonstelling verzoekt ons het volgende bericht te plaatsen: Te Brussel zal in 1876 gehouden worden eene „Exposition internationale et Congrès d'bygiène et de Sauvetage", die zeer belangrijk belooft te worden. Het programma omvat 10 klassen, tot onder werp hebbende: de voorbehoedmiddelen tegen- en de middelen tot redding uit gevaren, de gezondheidsleer in hare verschillende takken, en de instellingen tot ver betering van den toestand der arbeidende klasse. Evenals in bijna alle landen van Europa heeft zich in Nederland eene commissie gevormd ter behartiging van de belangen der Nederlandsche inzenders. Deze commissie is samengesteld als volgt: Jhr. mr. C. J. A. den Tex, burgemeester van Amster dam, voorzitter. J. van Vollenhoven, burgemeester van Rotterdam, vice-voorzitter. L. M. Beels van Heemstede, te Amsterdam, penningmeester. Mr. F. H. van Notten, te Amsterdam, secretaris. Dr. G. A. N. Allebé, te Amsterdam. Dr. B. Carsten, te '«Gravenhage. Jhr. S. Dedel, te Amsterdam. Jhr. mr, F. G. A. Gevers Dey- noot, burgemeester van 's Gravenhage. Dr. J. van Geuns Jr., te Amsterdam. Mr. D. J. baron Mackay, te 's Gravenhage. J. C. van Marken Jr., te Delft. P. W. Steenkamp, te Amsterdam. Luit.-generaal F. V. A. Ridder de Stuers, te 's Gravenhage. Dr. I. Teixeira de Mattos, te Amsterdam. De commissie verzoekt ons ter kennis van belang hebbenden te brengen d it de leden de werkzaamheden onder zich verdeeld hebben, en men diensvolgens wordt uitgenoodigd zich te wenden: Voor de zaak van het brandwezen: tot den heer W. P. Steenkamp, kommandant der brandweer, te Am sterdam. Voor de zaak van redding uit zeegevaar: tot den heer jhr. S. Dedcl, of den heer L. M. Beels van Heem stede, te Amsterdam, voorzitter en secretaris van de Noord- en Zuid Ilollandsche reddingmaatschappij. Voor de zaak van hulp in oorlogstijd: tot den luit.- generaal F. V. A. Ridder de Stuers, of den heer dr. B Carstenadjunct inspecteur voor het geneeskundig staatstoezicht in Noord-IIolland, te 's Gravenhage, voor zitter en secretaris van het hoofd-comité voor de ver- eeniging „het Roode Kruis." Voor de zaak der hygiënetot den heer dr. I. Teixeira de Mattos, adjunct-inspecteur voor het geneeskundig staatstoezicht in Noord-Holland, den heer dr. G. A. N. Allebé, lid van de gezondheids-commissie, of den heer dr. J. van Geuns Jr., allen te Amsterdam. Voor de zaak van de instellingen tot verbetering van den toestand der arbeidende klasse: tot den heer mr. D. J. baron Mackay, lid van de tweede kamer der staten-generaal, te 's Gravenhage, of den heer J. C. van Marken Jr., industrieel, te Delft. De Nederlandsche Stoombootmaatschappij (te Rot terdam gevestigd) zal naar men aan het Utr. Dagblad schrijft voortaan iederen Woensdag en Vrijdag een stoomboot, de Batavier of de Maasstroom, van Harlingen op Londen en terug doen varen. De zaak vindt in Friesland veel ondersteuning; de Maasstroom ging Maaandag jl. naar Londen met 140 runderen, 140 schapen en verschillende andere ladingterwijl de stoombooten tot dusverre nog altijd volgeladen zijn geweest.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1875 | | pagina 1