BUITENLAND. De zitting van den Duitsclien rijksdag. Jnpamden atufta. Na een tijd van rust en feestelijkheden heeft de poli tiek in Duitschland hare rechten weder hernomen, nu de zitting van het parlement geopend is. De omstan digheden, waaronder dit is geschied, zijn niet bijzonder gunstig; de pas aangevangen zitting belooft kort en storm achtig te wezen. Al dadelijk heeft het een onaange- namen indruk gemaaktdat noch de keizer noch de rijkskanselier de opening van den rijksdag hebben kunnen bijwonen. Dit moge het gevolg van toevallige ongelukkige omstandigheden wezen, het neemt niet weg dat het invloed uitoefent op de algemeene stemming, terwijl men reeds ontevreden was over de late bijeen roeping van het parlement. Bij de grootste inspanning toch kan de rijksdag met zijne werkzaamheden niet vóór het einde van Januari gereed zijn, doch zooveel tijd is hem niet gegund, daar de regeeringen der verschillende landen met Pruisen aan het hoofd, den winter willen aanwenden voor de zittingen van de landdagen. Het gevolg hiervan is dat de rijksdag in deze zitting waarschijnlijk niets zal kunnen behandelen dan de begrooting en verscheidene oude en nieuwe zaken zullen moeten blijven leggen. Von Bismarck echter heeft een afkeer van voorjaarszit tingen omdat de heeren dan den tijd hebben en hunne discussies tot in den zomer rekken. Hij zou daarom gaarne zien, dat behalve de begrooting ook nog andere zaken in korten tijd werden afgedaan. Ziedaar de oor zaak van zekere spanning tusschen den rijkskanselier en het parlement. Daarenboven hebben sommige bepalingen in het wets ontwerp voor de strafwetgeving een zoo ernstige oppo sitie in het leven geroepen, dat men voor een breuk met den rijkskanselier vreest en reeds spreekt over een nieuwe partijformatie in het parlem ent. Men beweert dat von Bismarck weder door den „demon der reactie'' wordt bezield maakt zich allerlei schrikbeelden over den invloed van Wagener, die tegen de ministers von Camphausen en von Delbriick moet intrigeeren, en be twijfelt of het den premier zal gelukken de nationaal- liberale partij nog langer onder zijne banier geschaard te houden. Eindelijk en ziedaar niet den geringsten grond tot ontevredenheidis eene vermeerdering van belas - tingen in het vooruitzicht gesteld. De begrooting van 1876 wijst een deficit aan van 15 tot 20 millioon Mark, gedeeltelijk een gevolg van eene verhooging der begrooting voor oorlog met 6 millioen Mark. De regee ring wil eene belasting op de transactiën aan de beurs invoeren en die op het bier verhoogenterwijl zij zorgvuldig- iedere verhooging van de bijdrage der afzonder ijke landen aan de rijksschatkist wil vermijden. Bleek de noodzakelijkheid tot belastingvermeerdering duidelijk, dan zou de oppositie waarschijnlijk niet zoo groot wezen, maar het tegendeel is waar. In 1874 hebben de inkomsten 49 millioen meer opgebracht dan geraamd was; daarvan zijn reeds 17 millioen aange wezen voor den dienst van 1875, zoodat nog 32 miilioen beschikbaar blijven, waarmede de dienst van dat jaar waarop trouwens was gerekend bijna geheel kan wor den gedekt, zoodat nog slechts dekking voor ongeveer 6 millioen op dien dienst moet worden gezocht, bene vens het noodige voor meerdere uitgaven in 1876. De verschillende bronnen van inkomsten vloeien echter voortdurend milder, zoodat men steeds op hooger ont vangsten mag rekenen, en toch wil de regeering nieuwe bronnen openen. Het is zegt de Volks-Zeitung een bekende taktiek van de regeering om juist in de gunstigste tijden de inkomsten zoo laag mogelijk te stellen ten einde geen aanleiding te geven tot de meening dat de regeering geen nieuwe middelen noodig heeft. In goede tijden heeft zij nog nooit toegegeven, dat de inkomsten overvloedig waren, maar steeds op de noodzakelijkheid van nieuwe inkomsten aangedrongen, die men gemakkelijk betalen kon. In slechte tijden haalt zij de schouders op en zegt dat men haar helpen moet, omdat haar inkomsten ver minderen. De begrooting levert steeds eene afwisseling op tusschen kunnen en moeten, maar het refrein i8 telkens wederverhooging van belasting en ver meerdering van uitgaven. Dat ooit het oogenblik zou aanbreken, waarin de regeering, evenals die van Engeland, in goede jaren zou verklarendat zij inkom sten te veel beeft en de belastingen kan verminderen, behoort in Duitschland tot de idealen, die een goed burger wel kan wenschen maar nooit kan eischen. Vooral tegen de verhooging der bierbelasting trekt de Volks-Zeitung te Velde. Ongetwijfeld zouden de inkomsten daardoor zeer kunnen toenemenmaar zij grijpt diep in de levensbehoeften van het volk dat zich de belasting op de transactiën aan de beurs niet zal aantrekkenwant het bier kan vooral in Duitschland werkelijk tot de levensbehoeften worden gerekend. Juist in het tegenwoordige oogenblik is de verhooging van die belasting bedenkelijk. In Berlijn b. v. is de vraag aan de orde om de hulpkassen voor arbeiders te ontbinden omdat zij niet meer in staat zijn allen die zonder werk zijn te ondersteunen. Niet minder dan 12,000 werklieden van fabrieken van werktuigen loo- pen ledig. De verhooging eener belasting op een artikel van genotdat een behoefte voor de arbeidende klasse is geworden, is onder dergelijke omstandigheden ge vaarlijk. Op grond daarvan maant de Volks Zeitun g de volks vertegenwoordigers dringend aan wel te weten wat zij zullen doenernstig rekenschap te houden met den toestand van het volken de oppositie van genoemd orgaan tegen de bedoelde belasting is niet zonder be- teekenis, daar het in den regel de politiek der regee ring krachtig ondersteunt en als een van de meest verlichte Berlijnsche organen mag gelden. Het voor uitzicht op voortdurenden vrede, door de regeering geo pend, is een argument te meer om zich tegen verhoo ging van den druk der belastingen te verzettenom dat het hoop geeft, dat de otnstandigheden weldra beter zullen worden. Van andere zijden komen nog krachti ger aansporingen tot den rijksdag om uit eigen oogen te zien en zich niet door de regeering te laten mede- sleepen die waarschijnlijk een alles behalve aangename zitting in het vooruitzicht heeft. Open twief" aan HH, afschaffers van li on «3 en-krachtsgebruik. Ik houd het er voor dat er geen karn-honden gebo ren zijn vóór de uitvinding van den honden-karnmolen. Eerst die hond die voortgebragt is door een paar karn honden (d. w. z. door een paar honden dien men het karnen geleerd had) eerst die hond kan karn-hond geboren zijn. Slaat, zoo noodig, uw Darwin op, blz. 122, ende Middelburgsche courant van 19 Febr. 1874 n° 43, als 't u niet te veel moeite iswaar ik iets schreef over den hond al3 trekdier. Ik houd er niet van mij met andermanszaken te be- moeijen; maar als 't waar is wat ik hoor, nam. dat ook de Gemeenteraad van Serooskerke van plan is om te verbieden dat men zich in zijn gemeente van honden kracht bediene tot vervoer van vrachten, dan voel ik mij verplichtals Burgemeesternog eens op deze zaak terug te komen. Alphonse Karr sloeg ook dikwijls op hetzelfde aan beeld en kreeg somtijds gelijk. Zoo heeft hij jaren lang volgehouden te klagen (in geschrift) over het verkoopen van ponds-broodjeshij wilde dat men zou verkoopen ponden broods. De Fransche regeering heeft hem ten laatsten gelijk gegeven en verordend dat men 't brood moot verkoopen per pond (en onderdeelen er van) en dat bij iederen broodvorkooper op den toonbank een geijkt weegwerk- tuig moet staan ('n bascule) waarop de kocper zijn gevraagde kwantiteit zich ziet voorwegen en 't regt heeft die zelf na te wegen. Als Burgemeester van Domburg, zeg ik: Mijne gemeente zou dan, denkelijk, gaan missen een concurrerend middel van vracht-vervoer; ik schat con currentie hoog. Ook als mensch; nam: tegenover die minder bemid delden die, per hondenkracht, hier en verder-op, hun vracht aanvoeren en niet in staat zijn om paard en wagen zich aan te schaffendie alzoo hun, met honden gedreven, zaakje aan den kant zouden moeten doen; hun broodwinning zouden verliezen. En niet minder als dieren-vriend voel ik mij opge wekt tot spreken. Ziet wat er gebeurt daar waar volgens verbodsbepaling de honden moeten afgespannen worden. Ik heb hier op 't oog het geval dat tusschen Mid delburg en Domburg (twee der vele gemeenten waar goedgevonden wordt dat men honden-trekkracht ge bruikt niet m i sbruikt één of meer gemeenten dit zouden verbieden. De honden-karmanaan de grens van de gemeente gekomen waar honden-kracht niet mag gebruikt worden doet daar zijn' honden den halsband aan (die halsband is soms een dun, snijdend stuk touw) en maakt ze vast, met touw of ketting, aan het voertuig. 't Is een lust om te zienneen 't is ergerlijk om te zien hoe nu die dieren met de keel trekken. Want trekken doet de hond, doet iedere hond gaarne als men 'them geleerd heeft; als men 'them geleerd heeft met zachtheidmet overlegals 't hem geleerd is door een hondenvriend. Ja 'tis een lust om te zien hoe gewillig, hoe ijverig de trekhond voor zijn goeden meesterwerk, zwoegt soms. Beknopte uiteenzetting van de theorie van Darwin door Julius Dub. Naar 't Hoog-Duitsch door R. E. da Haan Nieuwe uitgaaf) Blommert Timmerman, Nijmegen. Maar die goede meester past wel op dat zijn wagen (op twee wielen) zóó beladen is dat zijn hond weinig of niet te dragen heeft; hij, honden-karman-dieren vriend, als hij (zijn vracht kwijt) zich zei ven bedient van zijn vervoermiddel, zal zich wel zóó plaatsen (op de as) dat zijn hond geen drukking ondervindt. Dragen kan de hond niet goed; niet veel wil ik zeggen; maar ziet nu weer eens hoe lief die sterke Newfoundlander zijn jongste meesteresje draagt, met inspaning Waar, in welk land is 't ook weer dat harddrave rijen zegge: hardzwemmerijen gehouden worden met ganzen (of zwanen ik meen te Chicago. Daar spant men die dieren aan tobbenwaarin zich een man plaatst die dan zóó die dieren met zweep of'stok aanzet. Als ik de beschrijving van dat volks-feest kanterug vinden geef ik 't hier in een noot aan. Wie zou, vóór hij dat gelezen had (misschien gezien) kunnen denken dat ganzen of zwanen dan trek dieren waren (te water)? Maar wat is een trekdier? Elk dier dat kan geleerd wordentrekkenelk dier dat er aanleg toe heeft enkan praesterenmenig jong paard heeft minder aanleg dan de hond. Ik heb een haas zien trekken (te Parijs). Dat haas was trekdier; men bedient zich van die dieren niet (als trekdieren) omdatomdat ze niet praesteren m. a. w. omdat ze geen beloonend werk kunnen verrichten als zoodanig. Geeft mij een hond, een hondje van twee maanden, van welk ras gij wilt, een schoothondje, een hazewind hond en ik wed dat ik hem leer trekken in 2 X 24 uren nadat hij mij als zijn meester heeft leeren kennen. Geeft mij een hond die maar drie pooten tot z' n dis positie heeft enaan zijn (in gewonen zin) onbruik- baren achterpoot mits die goed genezen zij en het dier er geen pijn meer aan heeft zal hij voor mij trekken. De hond is, ik herhaal het, het trekdier „par excel lence" (betrekkelijk altoos). Zóó denken de Laplanders, de Noormannen er óók over. Gelukkig voor de wetenschap dat de aanvoerders van de Noordpool expeditie er óók zóó over denken en er zich van voorzien hebbenanders zou 't er min der goed uitzien met de uitkomsten van die zeer ge waardeerde wetenschappelijke reizen. H.H. afschaffers van hondeu-krachtsgebruik een woordje s. v. p. Uw verbod gaat uitniet waar?, van uw medelijden met m i s bruikte honden. Welk goed menschwelk ontwikkeld mensch is geen dieren-vriend? Gij wilt den hond beschermen tegen de domheid, de onhandigheidde gevoelloosheidde wreedheid dus van den honden karman. Dat wil i k ook met U. Zien wij dan eens welke maatregelen er zouden kun nen ja behooren genomen te worden tegen het m i s- bruiken van die voor de hand liggende kracht door onverstandige, niet fijngevoelige wreede honden hou ders. Verordening op enz. Art. 1. Onderwijs (neen dat komt hier niet te pas. jammer Art. 1vierwielige voertuigen (dus alleen trekken). Art. 2lastbepalinglastbeperking voor één twee of meer honden Art 3 .'drinkbakkengevuld met frisch water, in iedere tusschenliggende gemeente met verplichting de onder weg zijnde trekhonden daarbij te doen stil houden en ze zóo in de gelegenheid te stellen zich te laven. Art. 4 muilbanden (misschien.) Art. 5 Art. 20 (als 't moet). Ik ben bereid een' concept-verordening op te maken en uwe gewaardeerde op- en aanmerkingen te bespreken. Zeer vereerd zou ik mij gevoelen als ik, even als A. Karralthans gehoord werd. Ten slotte nog een woord. Ik vrees (voor mij zeiven) den muilband niet. Ik betwist de hoogere magten het regt om goed te keuren, en zóo als wet te doen erkennen, elk besluit van gemeente-besturen dat inbreuk maakt op het gebruik van krachten van onze dierenhoe die heetentenzij dit onzen medeburgers schade ofonuitstaan- baren hinder aanbrenge moraliter ofte anders. Domburg Oct. 1875. Uw onderdanige dienaar VAN DEN BR0ECKE. Moraliter slaat hier op het zien van mishandeling; deze moet tegengegaan worden. «EDRUET BIJ DE GEBROEDERS ABRAHAMS XS MIDDELBURG.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1875 | | pagina 6