HLDDELBIRGSCUE COURANT
BIJVOEGSEL
VAN DE
van Donderdag 28 October 1875. N° 256.
Staten-generaal.
TWEEDE ïtBEB,
Zitting van Dinsdag 26 October.
(Nader verslag
Art. 1 der spoorwegwet werd heden ten einde ge
bracht.
De lijn Sleeuwijk—Waalwijk—Tilburgdoor den
heer Begram voorgesteldwerd door dezen en den heer
Verheijen verdedigd als van lokaal- en nationaal belang,
onmisbaar omdat die streek door inundatiën des win
ters meermalen geheel geïsoleerd is; daarentegen dooi
den heer Stieltjes uit een defensieoogpunt en dooi
den minister op grond dat aan deze lijn niet in de
eerste plaats behoeite was, bestreden.
De lijn Gorinchem—GoudaAlphen werd door den
voorsteller den heer Kuyperverdedigd als een erkend
nuttige lijn, die hoogstens 3 millioen kosten zou en
noodig was opdat in Zuid-Holland niet nieuwe villes
mortes zouden verrijzen, te meer daar die provincie zeer
slecht met spoorwegen bedeeld is in verhouding tot
haar aandeel in de belastingen. De minister be
streed de lijn als zijnde het belang van bepaald lokalen
aard en zeer zeker overschat; de heeren BichonStiel
tjes en Fabius verklaarden er zich tegen, de eerste als
tegea elke uitbreiding der wet, de tweede wegens de
hooge kosten voor bruggende laatste omdat hij spoor
wegen geen voordeel voor de moraliteit kon achten,
met het oog vooral op de pleiziertreinen.
De lijn Weert—SittardHeerlenAken, door den
heer Lambrechts allerbelangrijkst genoemd voor het
kolendistrict, was z. i. beter verzekerd door staatsaan-
leg dan door een twijfelachtige concessie, welk betoog
de heer van Baar ondersteunde. De heeren Fransen
van de Putte en Heijdenrijek bestreden daarop deze
lijn, laatstgenoemde op grond dat zij een greep was in
het stelsel der wet, daar rijkssubsidie aan een conces
sie was toegezegd; eerstgenoemde omdat hij een
lijn TilburgWeertRoermond beter achtte, die onze
havens met den Rijnoever verbinden zou, en den af
stand voor Rotterdam en Vlissingen met 20 kilometers
verkorten.— - - -
Dit plan vond echter bestrijding bij den heer Heij
denrijek, die er een omverwerpen van de grondgedachte
der wet in zag, als batende alleen Rotterdam met uit
sluiting der N. Oostelijke provinciën, waarmede de
heer Insinger instemde, onder opmerking dat de ver
korting slechts 5 kilometers zou bedragen, terwijl de
heer Arnolds het denkbeeld bestreed, als brengende
de lijn NijmegenVenlo in gevaar.
De minister bestreed het amendement als praema-
tuur, daar de koleuindustrie, ofschoon een schoone toe
komst hebbende, nog niet in bloei was, terwijl daarbij
het rijkssubsidie voor de concessie zou worden verleend
zoodra de noodige 70 van het kapitaal bijeen waren.
Over het denkbeeld van den heer van de Putte zoude
minister niet debatteeren zoolang het Diet in een amen
dement was geformuleerd, ofschoon de minister het
vreemd noemde dat in dit stadium der zaak nog zulk
een ingrijpend denkbeeld ter sprake werd gebracht.
De heer van de Putte hield vol dat de verkorting 20
kilometer zou dedragen, maar zou geen amendement
voorstellen, omdat hij zelfs den schijn wilde vermijden
van politieke oppositie te voeren; hij adviseerde dus
slechts, te stemmen tegen de lijn AmersfoortNijmegen.
De heer de Bieberstein trok ten slotte dit amende
ment in.
De lijn AlkmaarHoorn werd door de heeren de
Bruijn Kops, van der Kaay en Stieltjes als zeer noodig
voorgesteld en verdedigd, terwijl de minister er tegen
aanvoerde dat Noord-Holland reeds voldoende werd
bedacht en de kosten van 2 millioen z. i. niet door
de behoeften gewettigd werden.
De lijn Sneek- Bolsward verdedigde de heer Idzerda,
om Bolsward in elk geval niet te vergeten.
De lijn BarneveldOosterbeek stelde de heer Stiel
tjes voor als nuttig en niet kostbaar, waartegen de
heer van Kerkwijk opmerkte dat een kostbaar station
noodig zou zijn (hij verklaarde zich tevens tegen alle
amendementenbehalve die der rapporteurs), terwijl
de heer Vening Meinesz verklaarde dat de lijn Amers
foort—Nijmegen van veel meer nut waswaarmede
de minister zich vereenigde terwijl de minister van
oorlog het amendement uit een defensie-oogpunt be
streed. Bij deze discussie deelde de minister mede,
dat het tot stand komen der lijn AntwerpenGladbach
nog niet verzekerd is, en op een vraag van den
heer van Wassenaer dat hij niet kan verklaren of
deze lijn met de lijn DordtEist door éen hand zou
den worden geëxploiteerd.
Nu volgden de stemmingenwaarvan het resul
taat was
Regeeringslijn ZwolleAlmelo.
AmendementSmidt om te lezen Meppel naar Almelo.
Verworpen met 51 tegen 21 stemmen.
Sud-amehdement-Schimmelpenninck van der Oije op
het amendement-Blussé om te lezenAlmelo over Raalte
naar Zwolle, met een zijtak van Raalte naar Deventer,
naar Apeldoorn.
Verworpen met 63 tegen 10 stemmen.
Amendement-Blussé om te lezenAlmelo over Raalte
naar Zwolle, met een zijtak van Raalte naar Deventer.
Verworpen met 62 tegen 11 stemmen.
Amersfoort—N ijmegen.
Amendement Gratama tot weglating der lijnver
worpen met 38 tegen 35 stemmen.
Vóór: de heeren van Kerkwijk, Sandberg, Idzerda,
van de Putte, Bastert, Gevers, Kops, Cremers, Bredius,
Smidt, Mirandolle, Bergsma, de Roo, Lenting, van
Harinxma, Zylker, Viruly, Kappeyne, Tak, van Houten,
Blom, SchimmelpenninckMoens, Schepel, Kuyper,
van Zinnicq Bergmann, Mees, de Jong, Gratama, Blussé,
van Eek, Rombach, van den Berch, Hingst, Stieltjes
en Wintgens.
Amendement-Heydenrijck-van Nispen om te lezen:
Amersfoort langs Rhenen naar Nijmegen.
Aangenomen met 46 tegen 27 stemmen.
Stavoren langs Hindelopen en Sneek
naar Leeuwarden.
Sub-amendement-Bergsma-van Harinxma om het
amendement-Brediu3 te lezenHarlingen langs Bolsward,
Sneek en Joure naar Heerenveen en van Veenwouden
naar Dolckum.
Verworpen met 58 tegen 15 stemmen.
Amendement-Bredius om de lijn te lezen: Harlingen
langs Bolsward, Sneek en Joure naar Heerenveen.
Verworpen met 57 tegen 16 stemmen.
Amend.WybengaIdzerdaMoens om te lezen:
Stavoren —Hindelopen Workum SneekBolsward
Leeuwarden.
V er worpen met 57 tegen 16 stemmen.
Amend. Begram—van Harinxma om aan de voorgestelde
lijn toe te voegen: en Dokkum.
V erworpen met 45 tegen 28 stemmen.
Nijmegen naar Venlo langs den linker Maasoever.
Amend.Bastert om de voorgestelde lijn te doen
vervallen.
Verworpen met 46 tegen 27 stemmen.
Vóór de heerenBergsmaGeertsemaLentingv.
Harinxma, Zylker, Viruly, Blóm Moensv. Naamen
Mees, Blussé, Rombach, Hingst, Wintgens, v. Kerk
wijk, Sandberg, Idzerda, v. d. Putte, Bastert, Gevers,
Kops, Cremers, Bredius, Smidt, v. d. Kaay, Miran
dolle en de voorzitter.
Schiedam of Rotterdam langs Vlaardingen en Maas
sluis.
Amend.-Comm. van rapporteurs om te lezen: „van
Rotterdam of Schiedam langs Vlaardingen en Maassluis
naar den Hoek van Holland."
Aangenomen met 42 tegen 31 stemmen.
Breda langs Oosterhout en Waalwijk naar 's Her
togenbosch.
Amend.-v. Harinxma om de lijn weg te laten.
Verworpen met 48 tegen 25 stemmen.
Vóór de heeren Hingst, Stieltjes, v. Kerkwijk, Sand
berg, Idzerda, v. d. Putte, v. Loon, Kops, Cremers,
Smidt, Mirandolle, Bergsma, de Roo, Lenting, van
Harinxma, Zijlker, Viruly. Kappeyne, Tak, v. Houten.
Mackay, Blom, Kuyper, Rombach en de voorzitter.
Amendement van Wassenaer om te lezenZwaluwe
naar 's Hertogenbosch.
Aangenomen met 51 tegen 22 stemmen.
Amendement Verheijen-Borret, om te lezen: Breda
langs Oo3terhout, Geertruidenberg of Raamsdonk en
Naaldwijk naar 's Hertogenbosch.
Met 49 tegen 23 stemmen wordt beslist, dat dit
amendement is vervallen.
GroningenDelfzijl.
Amendement Bredius om te lezen: Delfzijl langs Gro
ningen, Drachten en Heerenveen naar Sneek.
Verworpen met 57 tegen 16 stemmen.
Nieuwe lijnen
1° HarlingenSalzbergen (Gratama),
Verworpen met 60 tegen 13 stemmen.
2° WinschotenAssen (Zijlke).
Verworpen met 42 tegen 31 stemmen.
3° SneekBolsward (WybengaIdzerdaMoens).
Verworpen met 60 tegen 13 stemmen.
4° AlkmaarHoorn (de Bruijn KopsStieljes).
Verworpen met 50 tegen 23 stemmen.
5° LeidenUtrecht (v. d. Berch van Heemstede).
Verworpen met 67 tegen 6 stemmen.
6° UtrechtBreda (Bastert).
Vervallen door de verwerping van een vroeger
amendement.
7° UtrechtGorinchem (Begram.)
Verworpen met 62 tegen 11 stemmen.
8° SleeuwijkTilburg (Begram).
Verworpen met 57 tegen 16 stemmen.
9° GorinchemAlphen (Kuyper).
Verworpen met 65 tegen 8 stemmen.
10° BarneveldOosterbeek (Stieltjes.)
Vervallen door de verwerping van het amendement
Gratama.
Hierna komt art. 1 (gewijzigd door de aangenomen
amendementen) in stemming.
Het wordt aangenomen met 68 tegen 5 stemmen.
Tegen de heeren: Bergsma, van Harinxma, v. Eek,
Stieltjes en van Kerkwijk.
Staatsbegrooting 1§76.
Vervolg van gisteren.)
Met het oog op de omstandigheden, waaronder het
tegenwoordig bewind is opgetreden, kan het geen eigenlijk
parlementair ministerie zijn, steunende op een bepaalde
meerderheid in beide de kamers. Het moest veeleer
beschouwd worden als een cabiw-i d'affaheswelks eigen
lijke roeping was om zonder zich met groote politieke
quaestiën bezig te honden, zooveel mogelijk zaken af
te doen. Aan die roeping was het niet ontrouw gewor
den. Het had veel werkzaamheid aan den dag ge
legd verschillende meer of minder belangrijke zaken
tot afdoening gebracht, terwijl andere rijp voor
beslissing waren of spoedig in staat van wijzen zouden
zijn. Men wees daarbij o. a. op hetgeen door den
minister van justitie is of wordt verricht. Was het
dus niet wenschelijk dat men met dit ministerie, het
welk dan toch verscheidene bekwame mannen in zijn
midden telt, bleef voortwerken zoolang dit mogelijk
bleek te zijn? Was het zoo zeker dat als het kabinet
aftrad, het mogelijk zou zijn een bewind te vormen,
geheel in den geest der meerderheid van de beide
kamers?
Van den anderen kant ontkende men het karakter
van cabinet d'affaires van het kabinet, aan welks hoofd
een man staatdie gedurende geheel zijn staatkundige
loopbaan getoond had de „politiek" niet buiten de
„zaken" te kunnen houden. De talrijkste en machtig
ste partij in den lande was in dit kabinet ook niet
vertegenwoordigd. Er waren bovendien wetten van groote
politieke beteekenis zooals die op het hooger onderwijs
in behandeling. En wat den ijver en de bekwaamheid
van sommige leden van het kabinet betreft, vorige
ministeriën hadden niet minder werkzaamheid aan den
dag gelegd. Onder de belangrijke zaken, die in den
laatsten tijd afgedaan of in staat van wijzen gebracht
zijngold het in hoofdzaak de nalatenschap van een
vroeger bewind. Waar het openbare werken betrèft
was bij het ministerie een neiging merkbaarom meer
door vertoon van allerlei in de lucht zwevendegrootsehe
plannen de verbeelding te treffen, dan wezenlijk i.-ts
nuttigs ten dienste van den lande tot stand te brengen.
Men wees op hoofdstuk V en op de quaestie der Zui
derzee.
Verscheidene leden intusschen van hendie in vele
opzichten het regeeringsbeleid niet konden goedkeuren,
wildon evenwel de ministers tijd en ruimte laten om
hunne plannen en bedoelingen nader te ontwikkelen.
De zaak van den vooruitgang zou daarbij slechts win
nen. Overtuigend zal dan blijken dat de conservatieve
richting op het gebied van het onderwijs en met op
zicht tot het koloniaal regeeringsbeleid niets anders
kan doen dan de liberale. Eerstgenoemde richting zal
dan alle reden van bestaan, alle beteekenis verliezen
en de steun der clericale partij zal haar ontvallen. De
conservatieve richting zal, als politieke partij m t dit
laatste conservatieve ministerie te gronde gaan. Slechts
twee partijen beide met scherp afgebakende beginselen,
zullen dan overblijven: de libeiale en de clericale. Tus-
schen deze zal de groote strijd van beginselen gestre
den moeten worden, die nu reeds geheel Europa in
onrust houdt en die waarschijnlijk in de naaste toe
komst nog in omvang en hevigheid zal toenemen.
In de schatting van andere dezer leden was het
voortduren van den tegenwoordigen politieken toestand
niet vrij van bedenking. De liberale richting heeft de
meerderheid en is niet aan het bewind. De conserva
tieve richting met liberale aspiratiën heeft bij de jongste
verkiezingen het onderspit gedolven en het ministerie
mist dientengevolge nagenoeg allen reehtstreekschen
en blijvenden steun in de vertegenwoordiging; mist
dus de noodige kracht en het noodig moreel gezag
kan niet anders volgen dan een zwakke en dubbelzin
nige politiekeven schadelijk voor het prestige
van het gezag als voor den goeden loop der zaken.
Een ministerie ookdat geen vasten steun heeft in de
vertegenwoordiging, zal licht geneigd zijn dien steun
elders te zoeken en zich door een beroep op het
persoonlijk gezag van de kroon te handhaven. Wat
omtrent de gedragslijntot nu toe door het kabinet
gevolgd, reeds in 'tmidden is gebracht, bewijst, dat
de aangeduide gevaren niet denkbeeldig zijn.
Wat de financieels politiek betreft, zeer vele
leden spraken daarover een ongunstig oordeel uit. De