Natuur- en hotel-indrukken uit Zwitserland, ning een overschot van verscheidene millioenen bestaan. Maar in het even mogelijk geval dat de koffieprijzen een gevoelige daling ondergaan, zou bij een raming op de tegenwoordige hoogte een te kort van millioenen kunnen ontstaan, hetgeen voor de Indi sche financiën een vrij wat bedenkelijker verschijnsel zou zijn dan het bestaan van overschotten. Thans is men bij de raming tegen misrekeningen gewaarborgd. Zij is vastgesteld na raadpleging van de Nederlandsche Handelmaatschappij. Evenmin is de Levantsehe opium opbrengst kunstmatig opgevoerd. De minister is een tegenstander van veelvuldige nieuwe organisatiën en acht het een gulden regel om met weinig menschen veel te doen. Zonder noodzake lijkheid zal de minister geen nieuwe organisatiën van personeel voordragen. Het dezer dagen ingediend wetsontwerp houdende nadere bepalingen omtrent de heffing en verzekering van den accijns op de binnenlandsche suiker strekt om uitvoerig te geven aan art. 1 van het suikertractaat, volgens hetwelk de beetwortelsuikerfabrikanten in Ne derland te rekenen van 1 Sept. 1876 algemeen aan de exercice worden onderworpen. De bevoegdheid bij art. 1 der wet van 7 Juli 1867 aan de fabrikanten gegeven om den aanslag voor een vaste hoeveelheid suiker in verhouding tot de dichtheid der verwerkte sappen (het abonnement) te verkiezenmoet dus met genoemd tijd stip vervallen. Hiertoe strekt het wetsontwerp. Provinciale staten van Zeeland. In de zomervergadering der staten van 1874 werd in handen van gedeputeerde staten gesteld een adres van C. G. J. Pietersen ingenieur te 's Gravenhageom ondersteuning zijner aanvraag om concessie voor den aanleg en de exploitatie van een tramway van Middel burg naar Vlissingen en van Middelburg naar Domburg. Gedeputeerde staten hebben gemeend, alvorens een voor stel te doen den loop der zaak bij de regeering te moeten afwachten. Daar de minister van binnenlandsche zaken thans, bij beschikking van 24 Augustus jl.de verlangde concessie voor den aanleg en de exploitatie van een tramway van Middelburg naar Vlissingen heeft verleend, geven gedeputeerde staten in hunne gedrukt aan de leden der staten toegezonden mededeeling te kennen, dat naar hun oordeel geene termen bestaan, om aan het verzoek, voor zooveel dit nog noodig mocht zijn, gevolg te geven. Den 9en Juli jl. besloten de staten tot inwilliging van het verzoek van het bestuur der Zeeuwsche spoorbootmaatschappijom wijziging van eene der voorwaarden waarop aan die maatschappij subsidie is verleend, in dier voege dat geen korting op die sub sidie worde toegepast wanneer de opbrengst 18,000, maar eerst dan wanneer zij 24,000 heeft bereiktin verband met het voornemen om door aanschaffing eener tweede boot den dienst tot Vlissingen uit te breiden. Bij brief van 8 September jl. heeft voornoemd bestuur echter aan gedeputeerde staten kennisgegeven, dat voorloopig van de gunstige beschikking geen gebruik kan worden gemaaktdaar eene meerderheid der vennooten zich wel met het plan tot uitbreiding van den dienst vereenigde, maar eene vereisehte wijziging der statuten door de tegenstanders is afgestemd. Binnen 24 uren, schrijft Max Schlesinger in de Kölnische Zeitung, uit Engeland te Bazel aangeko men, spoedde ik mij voort met den spoortrein, om nog denzelfden dag Luzern en verder met de stoomboot, Stanzstadt aan het Vierwaldstatter meer en den Bür- genstock, het doel mijner reis, te bereiken. Daar schoot weder de kleine heftige rivier de Reuss uit het meer te voorschijnalsof zij naar het einde van haar jeugdig leven verl ngde, en als in toorn haar golven togen de brugpijlers deed breken om zich in het dal te storten. Daar lag het meer, altijd schoon, nimmer genoeg wedergezien, met zijne groene weiden, sierlijke huisjes en met ijs bedekte bergtoppen. Daar lag Luzern met zijne vestingmuren, zijne kerktorens en zijne schrik aanjagende ho'els. Daar lag ook de stoombootpas weer opgeverfd en altijd nog naar de verf ruikende, precies als voor jaren, toen ik het meer bevaren had. Niets was veranderdgeen van de berg toppen was van plaat3 veranderd en de Pilatus ver toonde zich nog juist met- zijne scherpe kant-m als weleer terwijl zooveel andere dingen op onze wereld aan taf- slijpen zijn. Aan den Rigi kon men, met een verre kijker gewapend, iets zien van het spoorwegjulc dat men hem op de schouders gelegd heeft. Deze was trouwens ten allen tijde de allemans-vriend onder de Zwitsersche bergen en hoeft er zich nooit tegen verzet dat menschen of locomotieven tegen hem opkrabbelden. De Pilatus ziet er daarentegen uit alsof hij zich met kracht tegen het menschengewoel wil verzetten. Ernstig, grootsch en somber blikte hij op den slaafschen Rigi neer. De wolkenmuts, die hij gewoonlijk draagt, had hij voor heden afgezet en met ongedekten hoofde stond hij daarals om den pleizierreizigers goede dagen te voorspellen. Het was een Zondag en het scheen dat ieder zijn zinnen op een tocht over het meer gezet had. De stoomboot was propvol en de zon brandde heet. Het was waarlijk niet verkwikkelijk eenige uren lang tus- schen de geuren die uit de keuken en den stank van de machine in dc menschenmenigte opeengepakt te staan. Toch rookten velen hier hun pijpje, lustig onder elkan der pratende en over het algemeen opgeruimder ge zichten toonende dan de meeste reizigers eerste klasse, die onder de tent zaten. Wat wel de oorzaak mag zijn dat zoovele menschen, die zoogenaamd voor hun genoegen op reis zijn, er dikwijls zoo ontevreden uit zien? Komt het door het verlangen naar huis, dooi de ongewoonte van volstrekt niets te doen te hebben, door het gemis van vele dagelijksche geriefelijkheden, of door het gewicht der hooge hotel rekening? Ik weet het niet, maar telkens dringt zich weder de op merking aan mij op dat menschen, die tehuis tot de tevredenste stervelingen behcorcnop pleizierreizen met een vervelend, bedrukt gezicht rondloopen. Dat is niet alleen het geval met Engelschen, maar met mannen van alle natiën. De vrouwen, die geen rekeningen te betalen hebben en van de eeuwige huiselijke zorgen ontslagen zijn, zien er daarentegen op reis gewoonlijk hoogst tevreden en opgeruimd uit. Ik geloof daarom dat mannen, die tehuis hun handen vol werk hebben, beter deden daar stil te blijven en hunne vrouwen en dochters alleen op reis te sturen. Daarmede zou vrij wat kwaad uit de wereld geholpen worden. De zon stond hoog aan den hemel toen iknauwe lijks 32 uren na mijn vertrek uit Engeland, boven op den Bürgenstock aankwam, waar ik door goede vrienden gewacht werd. Een week lang rustte ik daar van de niet noemenswaardige vermoeienissen der reis uit. Zonder mijne vrienden zou ik er mij spoediger verveeld hebben. Niet dat het hotel of zijne omgeving iets te wenschen overliet; beide zijn uitmuntend. Maai er ontbreekt aan den Bürgenstock iets dat aan het ver blijf in de bergen zijn grootste bekoorlijkheid verleent, namelijk waterlevend kristalhelder bergwaterdat zich van de hoogten stort, over rotsen en steenen springt en de stilte van het woud met zijn geklater verstoort. Dat vindt men op den Bürgenstock niet. Het meer, dat aan den voet des bergs ligt, is niet in staat dat gemis te vergoeden. Daartoe ligt het te ver in de diepte en een meer, uit de hoogte gezien, is niet grootsch maar bezit integendeel iets popperigs. Alleen de zee verliest niets van hare majesteit wanneer men uit de hoogte op haar nederziet. Want naarmate men liooger stijgt, wijkt ook de horizon terwijl daaren tegen een meerdoor hooge oevers omgeven en van een bergtop gezien, schijnt in te krimpen. Daardoor krijgt men er eindelijk genoeg van, wat nooit het ge val is wanneer men aan den oever kan zitten, er op kan spelevarennaar hartelust in de golven kan plas sen en naar haar geklots luisteren kan. Dit gebrek van den Bürgenstock hebben bijna al de hooggelegene plekken aan het Vierwaldstiittermeerop welke overal prachtige hotels gebouwd worden, die met elkander wedijveren in bluffende advertentien waarin ieder eigenaar zijn etablissement ophemelt ais het best voor eene lucht-kuur geschikt. Daartegen valt niets- in te brengenwant dat de lucht op bergen dunner, zuiverder en frisscher is dan in de dalen en nog meer dan in de nauwe stadsstratenis eene waar heid zoo oud als de bergen zelve n. Alleen moet ik bescheiden eenige bedenking maken tegen het gewicht, dat men aan een honderd of wat meer of minder voe ten hoogte tracht te hechten. Wanneer Liebig dorst te beweren dat het bier slechts voor eene soort van menschen voedende stoffen bevat, namelijk voor de brouwersmag men even goed van de lucht zeggen dat hare dunheid het heilzaamst is voor de hotelhou ders. Hoe lichter de luchtzooveel te zwaarder wor den hunne rekeningenen zooveel te corpulenter hun persoon. Hiervoor bestaat nu wel eenige grondwant het aanvoeren van het benoodigde voor een groot hotel wordt inderdaad veel' kostbaardernaarmate het ge bouw booger gelegen is. Maar men moest van een klem verschil in hoogte niet zooveel ophef maken, en hij die zich wat hooger genesteld heeft, moest niet met zulk een verachting op den roofridder nederzien, dis een weinig lager zich een hol heeft uitgekozen Water vindt men op den Bürgenstock niet, maar de wijn is er goedhetgeen niet van alle luchtkuur-eta blissementen gezegd kan worden. Ook het gezelschap - was er aangenaam. Een tijdlang vond men er een troepje Dnitsche professoren, hooggeleerde en wijdbe- roemde hecren van de meest verschillende faculteiten, die op opgewekten toon over de geheele schepping met den Schepper er bij philosopheerden. Als ik ze aan de table d'höte zoo bij elkander zag zittendeden ze mij altijd denken aan den 'poefs corner in de West- minster-abdij te Londen, waar zooals men weet niet alleen beroemde dichters maar ook andere vermaarde dooden begraven liggen. Onze professoren waren ech ter alle springlevend, hadden hunne vrouwen en kin deren bij zich en lieten zich aan het ontbijt den honig op hun boterham goed smaken, niettegenstaande een hunner verzekerde er 98 percent gemeene stroop in ontdekt te hebben. Ook toonden zij volstrekt geen begeerte naar al te vroege onsterfelijkheid, en konden zij met het grootste genoegen een grap vertellen of helpen uitvoeren, evenals gewone, niet-geleerde menschen. Over de dames zwijg ik met verschuldigde besehei- denheid. Alleen moet ik een woord zeggen over een kind, het bekoorlijkste, levendigste schepsel dat ik in langen tijd gezien hadeen meisje van tien jaren, het dochtertje van eene beroemde Duitsche schilderes, die ook op den Bürgenstock logeerde. Ieder die het kind zag, raakte er dadelijk verliefd op, en ook de melkkoe van de naburige melkerij scheen verrukt te zijn als het kind haar den hals streelde en sprookjes in het oor scheen te fluisteren. Wat de koe daaibij dacht, kan zijzelve alleen geweten hebben, maar wij menschen zagen het tooneel met innig genoegen aan. Als dat kind niet tot eene buitengewone vrouw op groeit blijft zij in tegenspraak met hare oogenmet haar geheele uiterlijk. In ieder geval belooft zij een wezen van zeldzame bekoorlijkheid te worden een, bestemd om mannenharten te breken. Ik zou niet gaarne haar moeder willen zijn. Eigenlijk zou ik in 't geheel geen moeder willen wezen. Onze dagen gingen in aangenaam nietsdoen voorbij, doch zij waren geteld. De tweede helft van September was namelijk aangebroken en omstreeks dezen tijd begint het publiek in de hoogere luchtlagen op te breken. Wie dan nog komenworden met een schuinsch oog aangezien. Voor weinige gasten de groote hotels open te houdengeeft geen rekening de logementhouders en hunne bedienden hebben tegen dien tijd elders plaatsen gezocht en de later komende reizigers zijn dus minder welkom. Men slaat hun de deur nog wel niet voor den neus toetot die onbe leefdheid gaat men eerst over in 't begin van Octo ber maar men laat hun toch merken dat zij niet meer op" de hoogte van hun tijd zijn. Ook wij begonnen in te zien dat men over ons af scheid geen heete tranen meer zou storten. Het brood, dat vroeger in het hotel gebakken werd, moest van den 15en September af uit Luzern den berg op komen, waardoor het wel iets meer van de wereld te zien kreegmaar ookévenals menschen die veel ondervon den hebben, in zijn binnenste droger werd. De bakker had reeds zijne winterkwartieren betrokken, zoo werd aan ons, die naar versch gebak hunkerden, medege deeld. De beste wijnsoorten verdwenen langzamerhand van de wijnkaart. Een kwaadaardige scheur in het laken van het biljard belette ons daarop te spelen, en vóór het aanstaande voorjaar verzekerde men ons dat aan eene reparatie niet te denken viel. De melk werd iederen dag rijker aan water, het menu van de table d'hote armer aan verscheidenheid. Toen hield een onzer professoreneen physioloog van zijn vak, op een schoonen morgen de volgende aan spraak „Geen zielssterkte, maar ijdele vermetelheid zou het zijn, langer tegen onverwinbare machten te strijden. Met snoode list doet men uit onze melk de voedende- kaasstof, uit de wijnkaart het heerlijke Moaelblümchen uit het Smandelgebak het amygialine verdwijnen. Uit de eieren kan men het dojer of het eiwit niet wegne men, maar daarentegen brengt men producten van het hennengeslacht te voorschijn van zoo eerbiedwaardige oudheid dat het twijfelachtig is of zij beter geschikt zijn tot voeding der menschen dan tot voortplanting der diersoort zelve. In plaats van voedingsmiddelen, geschikt om bloed en spieren te versterkenbekomen wij voor ons avondeten stikstof houdendeonsmakelijke mengsels en nietswaardige pruimen. Gisteren werd ons reeds het gezicht op het meer benomen door boosaar dige wolkgordijnen; morgen raken misschien ook de Titlis en de Buochser-Horu uit het gezicht. Laat ons dien smaad niet afwachten, mijne edele lotgenooten, maar den wandelstaf opnemen." Den volgenden morgen was er werkelijk van den Titlis of den Buochser Horn geen spoor meer te zien. Dat was de schuld van de wolken en het vergevorderde seizoenzeide het roovergespuis. Wij wisten het echter wel beter. Onze physioloog had het ons voorspeld. Daarom pakten wij gelaten onze koffers om alle verdere plagerijen te voorkomenen rolden spoedig in rijtuigen bergafwaarts. GEDRUKT BIJ DE GEBROEDERS ABRAHAMS TE MIDDELBURG.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1875 | | pagina 6