gaan. Als' lid der eerstgenoemde commissie wordt de heer Kleijnhens bij eerste stemming herkozen met 7 van de 9 stemmen, en als lid der laatstgenoemde com missie na twee vrije stemmingenmede gekozen de heer Kleijnhens met 5 stemmen, in herstemming met den heer Verkuyl Quakkulaar, die 3 stemmen verwieri, terwijl 1 biljet oningevuld was. Nog werd voorzien in eene vacature in de commissie voor het belastingstelsel, ontstaan door het ontslag van den heer van der Hij den als raadslid. Bij tweede stem ming word de heer Callenfels benoemd mei 5 stemmen, terwijl de heer Quakkelaar 4 stemmen op zich ver- eenigde. Blijkens het door de commissie van finaneiën uitge bracht rapport heeft zij geen bekenkingen tegen de vaststelling der volgende rekeningen. a van het algemeen armbestuurmet een batig saldo van f 1,183.09; b van de schutterijmet een batig saldo van 238.87*, c van de kamer van koophandel, met een batig saldo van '70.20; d van het gasthuis, met een batig saldo van f 4,661.94* e van het burgerweeshuis, met een batig saldo van f 957.98* van den Vlissingen-Koudekerkschen weg, met een batig saldo van f 529.68* g die van de gemeente over 1874 met een kwaad slot van 2,942.08*bedragende de ontvangsten f 338,760.02* en de uitgaven 341,702.11. De sub b en <r genoemde rekeningen zullen op voorstel van de heeren Schraver en Ockers alsnog naar' de commissie worden teruggezonden. De overige rekeningen worden goedgekeurdde laatste met algemeene stemmen van de tot medestemmen gerechtigde leden. De voorzitter legt over de gemeentebegrooting voor 1876, bedragende in ontvang en uitgaaf 158,525.66. De begrooting wordt gedrukten zal ter inzage gelegd en in 'afschrift naar de commissie van onderzoek verzonden worden. Op voorstel van burgemeester en wethouders wordt goedgekeurd eene met den heer M. Simon G-z.eerst aanwezend ingenieur der staatsspoorwegen, te sluiten ontwerp overeenkomst wegens het beheer en onderhoud van een gedeelte kunstweg benoorden het havenstation te Vlissingen. Bedoeld gedeelte is het door den staat omgelegde gedeelte van den MiddelburgVlissingschen straatwegaanvangende bij den overweg van dien straatweg aan het eind van het havenstationsterrein en loopende over 325 M. lengte oostwaarts tot aan de grens van onteigening der staatsspoorweggronden op den ouden MiddelburgVlissingschen straatweg. Voor zoover daartegen volgens het oordeel van den minister van binnenlandsche zaken geen bezwaar be staat, zal de gemeente langs het bij haar in beheer en onderhoud gekomen gedeelte weg beplantingen mogen doen. Tot vergoeding van het onderhoud zal de staat aan haar betalen 1600. De staat behoudt aan zich de bevoegdheid om buiten bezwaar der gemeente door of over het in de overeen komst genoemd gedeelte weg sporen te leggen en te gebruiken. Is ingekomen een brief van het parochiaal Roomsch- katholiek armbestuur, houdende verzoek om te doen vervallen eene, na beta'ing van 200resteerende schuld aan het arm-gasthuis ten bedrage van 178.001. Burgemeester en wethouders stelden voor, dit verzoek in te willigen. De heeren Ockers en Callenfels hadden hiertegen evenwel bezwaar. De eerste zag daarin eene niet gewensehte begunstiging van het eene armbestuur tegenover het andere. De heer Callenfels wees er op, dat de genoemde schuld geldt verplegmgskosten en warme spijzen, zoodat bij inwilliging van het verzoek eene vermomde subsidie zou worden verleend, niette genstaande tot afschaffing der subsidiën besloten is bovendien is de som ook op de begrooting uitgetrokkken. De heeren Pot en van Uije Pieterse verdedigden daarentegen het voorstel van burgemeester en wethou ders. Eerstgenoemde ondersteunde dat met het oog op den loop der bekende zaak van de weezen quaestie en ofschoon er geen recht bestaat, wilde hij het ver zoek als gunst inwilligen. De heer van Uije Pieterse ontkende de door den heer Callenfels volgehouden meening dat het toestaan van het verzoek gelijk staat met het toekennen eener vermomde subsidie. Zijns inziens is er alleen sprake van kwijtschelding eener vordering door het arm-gasthuis. Ten slotte werd het voorstel van burgemeester en wethouders in stemming gebracht en aangenomen met 5 tegen 4 stemmen. Tegen s emden de heeren Callen fels, de Kruijff, Laernoes en Ockers. De voorzitter legt over de ingekomen voorwaarden van verpachting der tollen op den Middelbu.ig—Vlis singschen rijweg, onder mededeeling dat zij gelijklui dend zijn met die voor het loopende jaar. Zonder hoofdelijke stemming worden zij goedgekeurd. Vervolgens wordt voor kennisgeving aangenomen de mededeeling van den voorzitter, dat met den ingenieur Ch. G. J. Pieterse, uit 'sHage, het contract is ge sloten voor het leggen van een tramway naar Middél- burg. Deze vangt aan bij de Tonnenbrug over de voormalige marinehavenlangs die haven en vervolgens over den straatweg tot aan de brug over het kanaal door Walcheren. De concessie loopt over 30 jaren, eindigende 24 Februari 1906. Evenzeer wordt voor kennisgeving aangenomen de mededeeling des voorzitters, dat de heer C. J. van der Hijden de betrekking van regent over het gasthuis heeft aangenomen. Wordt gelezen een adres van Jan de Voogd, land bouwer te Vlissingen, buitenwijk M n°.51, die te ken nen geeft dat hij in de laatste drie jaren zich mondeling tot den burgemeester heeft gewend met verzoek dat hem een bestaan hebbend voetpad worde teruggegeven, om zich naar de stad te kunnen begeven, waartoe bij nat weer in den winter geen mogelijkheid bestaat. Daar de ingezetenen der gemeente alle mogelijke gemakken genieten waarvan hij is uitgesloten, en daar hij evenals ieder ingezeten alle rechten moet betalen en in den hoofdciijken omslag ook nog wederrechtelijk in de 2" klasse is aangeslagen, wat hij zich tot hiertoe lijdelijk heeft getroost, verzoekt hij dat aan zijne klacht gevolg gegeven en hem de verlangde uitweg verleend worde. Burgemeester en wetnouders geven in overweging om, op grond dat er geen termen aanwezig zijn om thans weder tot de herstelling van dien toestand over te gaan, aan den belanghebbende te kennen te geven dat zijn verzoek niet voor inwilliging vatbaar is. Met algemeene stemmen wordt aldus besloten. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot wijziging van het havenreglementin overeenstemming met de nieuwe scheepsmeting volgens art. 3 der wet van 3 Juni jl. is aangenomennadat vooraf met 6 tegen 3 stemmen beslist was dat bij de verandering van „scheeps- ton" in „kubieken meter" de vergelijkende becijfering 4 cent per M° voor zeeschepen zal zijn als het naastbij komende aan de breuk van 3°/10 cent, en niet 5 cent, zooals door burgemeester en wethouders was voorgesteld en waarmede zich alleen de heeren Laernoes, van Uije Pieterse en Kleijnhens vereenigden. Op voorstel van burgemeester en wethouders wordt met algemeene stemmen besloten aan den agent van politie lp klasse J. C. Fanoy eene gratificatie van 5 toe te kennen, als belooning voor zijne in de vorige maand betoonde goede plichtsbetrachting tijdens eene inbraak bij den heer Polak. De voorzitter deelt mededat de plaatselijke school commissie in overweging geeft om voor de vacceerende hulponderwijzers betrekkingen een hoogere belooning te stellen, daar zich bij de oproeping voor f500 geen sollicitanten hebben aangegeven. Burgemeester en wet houders stellen daarom voor, de jaarwedden op ƒ550 te bepalen, waartoe zonder hoofdelijke stemming be sloten wordt. Nog deelt de voorzitter mede, dat heden van gede puteerde staten van Zeeland is terug ontvangen het suppletoir kohier van den hoofdelijken omslag, met beschikking op de daartegen door belanghebbenden ingediende reclamatiën. Daaronder komen voor de heeren P. de Bruijne, P. L. de Bruijne, W. J. Spren- ger, F. G. Spvenger en J. F. Fokker, allen te Middel burg wonende, doch tevens te Vlissingen hun kan toor houdende. Volgens gedeputeerde staten is dit laatste geen „verblijf" in den zin der wet, en daarom stellen zij de reclamanten in 't gelijk door vernietiging van hun aanslag. Burgemeester en wethouders zijn het met dit gevoe len van gedeputeerde staten niet eens, en stellen daar om voor in hunne uitspraak niet te berusten, maar zich te dezer zake op den raad van state te beroepen. Zonder hoofdelijke stemming wordt alzoo besloten, en vervolgens het gewijzigd suppletoir kohier, na aftrek der gewraakte aanslagen, vastgesteld op f 847.63. Alsnu komt in behandeling een voorstel van de heeren Pot en de Kruijff, luidende als volgt: „Ondergeteekenden muien de vrijheid, den gemeente raad voor te stellen zoo mogelijk nog in deze zitting in overweging te willen nemen de reeds betoogde wen- schelijkheid om, in het belang der gemeente en dat der ingezetenen, eene nieuwe badinrichting met den aan kleve van dien in het leven te roepen; „om daartoe eene commissie uit 's raads midden te benoemen aan welke wordt opgedragen deswege een nauwgezet onderzoek in te stellen, en later een gede tailleerd rapport met de vereischte plans, voorwaarden en kostenalsmede een bepaald voorstel dienaangaande ter tafel te brengen." De heer Pot leidt dit voorstel met een enkel woord in. Hij stelde voorop dat zoowel de leden van het gemeentebestuur als andere ingezeten als het ware gebukt gaan onder eene „drukkende alledaagschheid", die haar oorsprong vindt in het gemis van den prikkel eener leidende hoofdgedachte tot eene gewensehte krachts ontwikkeling. Die druk is ook te wijten aan vroegere toestanden, tengevolge waarvan de ingezetenen ondanks zich-zelven in een alles behalve benijdenswaardige positie verkeeren en die hen angstvallig naar betere tijden doen uitzien. Wel zijn er reeds verblijdende teekenen van vernieuwd leven te bespeuren, maar niet genoeg, want mogen zij de gemeente al voor achter uitgang behoeden, al ware de drukte daar buiten ook driemaal zoo groot als nu dan zou van vooruit komen nog geen sprake zijn. Er moet ook in andere wijken binnen de gemeente leven komen en daartoe bestaat zijns inziens gelegenheid; daarom heeft hij met samenwerking van anderen, wiens blik ruimer is dan de zijne, de aandacht gevestigd op het westelijk deel der bebouwde kom van de gemeente. Wat badplaatsen, naar de eischcn dos tijds ingericht, in verschillende plaatsen afwerpen, is volgens spreker in den laatsten tijd ook in de dagbladenmeer dan genoeg in het licht gesteld, zoodat hij het overbodig acht daarover in herhaling te treden. Hij bepaalde zich daarom tot eene eenvoudige aanbeveling van het ingediende voorstel. De voorzitter stelde voorhet voorstel van dG heeren Pot en de Kruijff in twee deelen fe splitsen en iedere zinsnede daarvan afzonderlijk te behandelen, welk voorstel met 6 tegen 3 stemmen werd aangenomen. Tegen stemden de heeren Callenfels, Laernoes en Ver- kuijl Quakkelaar. Daarop kwam het eerste gedeelte van het voorstel in beiaadslaging. De heer Verkuijl Quakkelaar gaf zijn voornemen te kennen tot het voorstellen van een amendement, doch liet dit vooralsnog rusten. De heer de Kruijff verklaardedat de bedoeling van het voorstel niet wasdat de gemeente zelve de bad inrichting zou exploiteerenmaar alleen dat zij haar zedelijk'n invloed zou doen gelden ter ondersteuning van welke maatschappij ookdie de zaak zou wenschen te ondernemen. De heer Pot had deze definitie van het voorstel hoofdschuddend aangehoord, hetgeen den voorzitter aanleiding gaf tot de opmerking dat die uitleg geheel en al van het oorspronkelijke voorstel afweek. Hij vroeg daarom of de heer Pot met dien uitleg instemde. De heer Pot erkende, dat in zijn voorstel niet be doeld wordt eene exploitatie door de gemeente maar dat laatstgenoemde haar zedelijken en zoo noodig ook geldel ij ken steun ter bevordering der oprichting van een badhotel verleenen zal. Dit is evenwel eene zaak van later zorg. Dat er reeds andere personen wakker zijn geworden om tot de oprichting van een badhotel over te gaan, is juist een gevolg van het reeds vroeger in den raad en ook daarbuiten gesprokene, en daarom wenscht hij ook dat de zaak door den raad aangevat worde. De heeren Callenfels en Kleijnhens waren het geza menlijk eens dat, hoe meer er over het voorstel ge sproken werdhoe onduidelijker het werd wat daarmede eigenlijk bedoeld wordt, te meer daar de twee voor stellers zeiven onderling in opvatting verschillen. Beide heeren zouden dus tegenstemmen. In gelijken geest verklaarde zich de heer van Uije Pieterse, die meende dat het vooralsnog niet op den weg van den raad ligt om zich met deze zaak in te laten. Dat de raad bereid is zijn z e d e 1 ij k e n steun tot het oprichten eener badinrichting te verleenen lijdt geen twijfelmaar van het geven van gelde- lijke ondersteuning kan geen sprake zijn zoo lang de financiën der gemeente niet in een veel beteren staat dan thans verkeeren. Hij heeft de zaak goed overwogen en koestert de beste verwachtingen van de pogingen der heeren die de onderneming op touw willen zetten. Bij die overweging heeft hij ook gedacht aan den gemeenteraad van 's Gravenhago met betrekking tot de badinrichting te Scheveningen. Er hangt een floers voor de oogen als men denkt aan hetgeen de Haagsche gemeente-financiën door de badplaats Scheveningen ge leden hebben. Dit is natuurlijk buiten de beoordeeling van den gemeenteraad van Vlissingenmaar spreker zou het toch betreuren als laatstgenoemde raad hetzelfde deed als die van 's Gravenhage. De heer Pot releveert, dat zijne bedoeling is dat de raad geldel ij ke ondersteuning, eene zekere garantie verleenewant zedelijke steunbeteekent nietsdie kan men overal krijgenzelfs bij de Turken, maar welke waarde heeft hij Het einde der weinig licht verspreidende discussie was, dat het eerste gedeelte van bovengenoemd voor stel in stemming gebracht en verworpen werd met 6 tegen 2 stemmen. Voor stemden de heeren Pot en de Kruijffterwijl de heer Quakkelaar bij de stemming afwezig was. Het tweede gedeelte van het voorstel werd nu als vervallen beschouwd, en de zitting vervolgens gesloten. GEDRUKT BIJ DE GEBROEDERS ABRAHAMS TE MIDDEEBURG.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1875 | | pagina 6