~RT.T"\7" OIBC3-SIEjXJ
MIDDELBUBGSCHE COURAJ\T
Middelburg 18 October.
Staten-gcneraal.
VAN DE
van Dinsdag 19 October 1875. N° 248.
Naar aanleiding van de door den heer mr. J. de
Witt Hamer in „de Coöperatie" geschrevene opwek
king aan ouders van ambachtslieden om hun kinderen
toch gebruik te doen maken van de te Goes opgerichte
ambachtschool, heeft een werkman in dat weekblad
geantwoord met het gewone bezwaar dat de ouders het
loon, dat hunne kinderen verdienen, niet missen
kunnen.
De heer de Witt Hamer antwoordt hierop door uit
te rekenen hoeveel een jongen van 12 tot 16 jaren ver
dienen kan. Hij stelt het hoogstens op een gulden per
weekwaarvan dan nog de kosten voor het aanschaf
fen der gereedschappen betaald moeten worden. Al neemt
men nu aan dat de vader dit geheele loon gebruiken
kan en de jongen geen cent zakgeld behoeft te houden,
zou het dan nog niet mogelijk en niet beter zijn
vraagt hij, dat het huisgezin zich gedurende dien
tijd nog wat meer bekromp en de jongen daardoor
later een knap werkman werd? Intusschen heeft de
heer H. voor die enkele ouders voor wie het gemis
van het loon hunner kinderen gedurende drie jaren
een ernstig bezwaar oplevert om deze op de ambachts
school te doen gaan, een fonds beschikbaar, dat hem
is toevertrouwd teneinde hun daaruit eene jaarlijksche
bijdrage te verleenen. Ouders die daaraan behoefte
hebben kunnen zich dus tot hem wenden, hunne namen
zullen onbekend blijven.
Inmiddels hebben zich weder twee leerlingen voor
de ambachtsschool aangemeld. Het bestuur heeft be
sloten met het thans aanwezige vijftal den cursus te
beginnen, daar het aantal leerlingen wel zal toenemen.
Tevens is het ontwerp-reglement voor de school goed
gekeurd en bepaald dat leerlingen, die niet in staat
zijn zich gereedschap aan te schaffen, dit van de school
in bruikleen kunnen bekomen.
Het Handelsblad bevat den eersteling eener reeks
zeer belangrijke brieven, door den luitenant ter zee
Koolemans Beijnen, die aan boord van het Engel-
sche stoomvaartuig Pandora eene reis naar de Noord
pool medemaakt, aan den staatsraad M. H. Jansen,
lid van het bestuur van het Nederlandsch aardrijks
kundig genootschap, gericht.
Wij ontleenen daaraan het volgende
Den 28en Juni ging het schip te Plymouth onder
steven.
„De Pandora was van alles voor bijna 2 jaar voor
zien en had 125 ton steenkolen aan boosd, dat is
voor circa 30 etmalen.
„'t Is een rankfijnéendeks vaartuigje44 meter
lang, 7,7 meter breed, en voorzien van een barkstuig,
geheel voor de ijsvaart gereed gemaakt, geheel nieuw
getuigd en voorzien van nieuwe, sterke zeilen. IJsza-
gen, ijsboren, ijssleden, tenten, ladders, vischgereed-
schappen, whalebooten met toebehooren, fijne instru
menten, in éen woord, voor alles aan boord is zooveel
mogelijk gezorgd, en de uitrusting, ook vooral wat
kleêren betreft, is uit een ruime beurs in orde gebracht.
„Volgeladen is de diepgang 36 docimeter, dat voor
zoo'n klein vaartuigje van 243 Eng. tonnemaat, meer
dan genoeg is. Het dek is dan ook bijna een meter
hoog beladen met zakken steenkolenplanken voor
winterhuis, watervaten, enz. enz., 8 sloepenwaaronder
een stoombarkasje en 3 volkomen whalebooten. De
machine is een van 80 paardenkracht nominaal.
„Zooveel mogelijk is alles aan boord op gelijken voet
ingericht. Van den kommandant af tot den minsten
aan boord zijn de rantsoenen dagelijks gelijkbestaande
uit zout vleesch, beschuit, aardappelen, chocolaad,
thee, drinkwater, meel en rum, waar ik mij ook al
met genoegen aan gewend heb; alleen bevordert het
ongewone van 't vele zoute vleesch mijne spijsvertering
niet bijzonder, terwijl de weinig voorspoedige reis ons
noodzaakt spaarzaam te zijn met drinkwater, zoodat
wij ons met zout water moeten behelpen voor wasch-
water. Mais ct lit (jubttb co/h'/ib u Iü qucttg en mij kunnen
die zaken natuurlijk niet schelen.
„Onze gemeenschappelijke longroom voor 7 personen
is 2.8 vierk. meter grooten behalve dat hebben wij
nog ieder met ons tweeën een hut, zoodat ik plaats
voor alles genoeg heb. De Pandora loopt onder zeil
bij den wind p. m. 5 mijl en onder stoom p. m. 7 mijl.
Van of voor den wind weet ik nog nietdaar wij nog
niet zoo gelukkig zijn geweest de Pandora in die posi
tie te mogen bewonderen."
Omtrent de officieren schrijft de heer Koolemans het
volgende:
„Captain Young is, hoewel een stil, bedaard menseh,
toch altijd even voorkomend. Bij slecht weer dag en
nacht op dek, en alleen in staat kalm te zitten lezen,
als er een gunstige wind is. 't Is iemand, waar ik het
volste vertrouwen in stel.
„De 1"officier, luitenant Lillingston, is een alleraan
genaamst vroolijk zeeman van den ouden stempeleen
practisch man.
„Parie is meer wetenschappelijk en met de observatiën
belast, doch onze Hollandsche zeeofficieren hebben er
meer zorg voor en zijn zeker niet minder goed opgeleid.
„De dokter is voor 't eerst a/b. en een nieuweling in
meteorologische waarnemingen, en daar de andere effi
eieren weinig hieraan gedaan hebben, komt hij mij nog
al eens raadplegen over de namen der wolken, helderheid
der lucht enz. enz. Hij is vol ambitie in al die zaken
en niets is hem te veel. Overgelukkig als hij een kwal,
pipe fish of eenige sea cruslacea kan machtig worden,
om die dan met al het genot van een kenner te bestu-
deeren. Hij leest veel en zal zeker van veel nut gedu
rende de reis zijn. 't Is ook een zeer aangenaam
mensch, evenals mr. Mac Gaham, correspondent van de
New-York Heralddie tot nn toe echter zijne
reisbeschrijving niet begonnen is, doch welwillend
de redactie op zich genomen heeft van ons week
blaadje genaamd the Pandora Box. De artist en
photograaf mr. de Wilde is de eenige aan boord,
die zich maar niet tehuis kan maken aan boord van
een schipzoodat hij nog al eens de lachspieren der
overigen in beweging brengt. Hij is echter de voor
komendheid zelve. Van de bemanning zijn er 7 voor
heen in de Poolzeeën geweestwaaronder Old Florence,
die de oudste a/b. is en reeds 61 jaren achter den rug
heeft. Hier aan boord heeft men mij vereerd met den
naam van Old Tromp, naar onzen grooten admiraal,
die in Engeland nog zeer gerespecteerd en populair
schijnt te zijn; doch Mac Gaham heeft voorgesteld
mij Young Tromp te noemen, omdat ik de jongste
tochtgenoot aan boord ben, en dus genoodzaakt ben
volgens Lillingston om, als de gezondheid van eene
dame gedronken wordt, op te staan en uit haar naam
te bedanken."
In de Staats-courant van Zondag 17 en Maandag 18
dezer is opgenomen het koninklijk besluit betreffende
het examen, vereischt om te worden benoemd tot
gouvernements-veearts in Nederlandsch-Indië.
In het voorloopig verslag der tweede kamer over de
begrooting van justitie wordt 's ministers aandacht
gevestigd op het feit, dat gelijk in zake de Haag-
sche moordgeschiedenis de ambtenaren van justitie
en vooral van politie het geheim dor instructie niet
behoorlijk in acht nemen en aan de dagbladen mede-
deelingen doen, die van hun ijver moeten doen blijken.
Men gaf zelfs in overweging dat door een aanschrij
ving aan die verschijnselen een einde zou worden
gemaakt.
Naar aanleiding vooral van dezelfde moordgeschiedenis
vroeg men 's ministers meening over het denkbeeld om
op de vroeger voorgestelde en toen algemeen gebillijkte
wijze in het wetboek van strafvordering het beginsel
op te nemen tot het verleenen van schadeloosstelling
aan personen, die ten onrechte preventieve hechtenis
hebben ondergaan.
De gevallen waarin laatstelijk art. 7 der wet op de
kerkgenootschappen (vergunning tot de oprichting van
kerkgebouwen in de nabijheid van andere) werd toe
gepast, gaven aanleiding tot de opmerking, dat op die
wijze bedoelde bepaling niets is dan eene mystificatie.
Een dergelijke wetsbepaling worde dus opgeheven, daar
het niet anders kan of zij kweektgelijk zij nu wordt
gehandhaafd, wrevel bij de in het ongelijk gestelde
partijwelkemet beroep op de geschiedenis van het
artikel, recht had een andere toepassing te verwachten.
In meer dan een afdeeling werd de aandacht bepaald
bij het feit, dat tengevolge van de opheffing der kloos
ters in Pruisen vele kloosterlingen in ons land komen
en bezit nemen van vaste goederen. Door de meests
jeden, die aan deze gedachtenwisseling deelnamen, werd
de uit een oeconomisch oogpunt schadelijke zijde van
het toenemen der goederen in de doode hand in het
licht gesteld, en o. a. aan de regeering in overweging
gegeven een wetsvoorstel in te dienen tot het belasten
dier goederen om de dertig jaren met een successierecht.
In eene afdeeling trad men in een meer algemeene
beschouwing omtrent de vraag, of de verhouding van
staat en kerk, wat betreft de rechtspersoonlijkheid aan
kerkelijke vereenigingen toekomende, en de voorwaar
den waaronder zij die genieten, wel behoorlijk is om
schreven.
De opheffing der vroegere besluiten omtrent het be
heer der kerkelijke goederen bij de hervormden heeft,
zeide men een toestand van wetteloosheid geschapen,
waarvan zich in tal van gemeenten en onder allerlie
vormea de treurige gevolgen doen gevoelen. Het eenig
middel om tot rechtszekerheid te geraken is regeling
bij de wet.
Geen mindere rechtsonzekerheid bestaat ten aanzien
der geestelijke orden en der kloosters van het K. K.
kerkgenootscliap. In ieder geval moest uit den aard
der zaak en volgens art. 4 der grondwet de burgerlijke
wet dat punt voor Nederland regelen.
Komen tengevolge der gebeurtenissen van elders
vele verdreven kloosterlingen zich onder ons nederzetten
en koopen zij in ons land omoerende goederen, wij
moeten zoowel voor ons zelvtn weten wat recht is,
als indien zulks gevraagd wordt, dit aan het buitenland
kunnen zeggen.
In afwachting der gewenschte regeling werd van de
regeering een opgave gevraagd:
a van de autorisatiën in de jongste tien jaren krachtens
art. 947 van het burgerlijk wetboek verleend;
b van de kloosters en dergelijke gestichten, waarvan
het feitelijk bestaan op dit oogenblik bij de regeering
bekend is.
Verder werden bij het onderzoek dezer begrooting
weder verscheidene onderwerpen van wetgeving en andere
vroeger behandelde punten ter sprake gebracht
waaromtrent inlichtingen van den minister werden
gevraagd. O. a. werd gevraagd naar herziening der
wetgeving op de makelaardijde vennootschappen
verbetering van het militaire recht, die van de wet
geving omtrent de tucht op de koopvaardijschepen,
de rijkspolitie, de visscherijwethet stelsel van
straffen enz.
De heer van den Bergh van Heemstede heeft voor
gesteld in de ontwerp spoorwegwet een lijn van Leiden
naar Utrecht op te nemen.
Gemeenteraad van Vllulngea.
Zitting van Zaterdag 16 October.
Voorzitter de heer Winkelman.
Afwezig de heeren J. G. Hectorde Groof en J. J. P
Hector.
Nadat de notulen der vorige zitting gearresteerd wa
ren deelde de voorzitter mede, dat de heeren J. G.
Hector en J. J. P. Hector bericht hadden ingezonden
dat zij verhinderd waren deze zitting bij te wonen,
laatstgenoemde wegens ongesteldheid.
Vervolgens deelde de voorzitter mede, dat de heer
H. E. Kleijnhens zijne benoeming tot wethouder heeft
aangenomen en hij dien heer in zijn nieuwe betrekking
geluk heeft gewenscb'. Tevens gaf hij te kennen dat
zijn voornemen was geweest om ook den afgetreden
wethouder, den heer J. G. Hector, namens den raad
dank te betuigen voor zijne gedurende zeven jaren als
wethouder bewezen diensten, doch wegens de afwezig
heid van den heer Hector is hij tot zijn spijt daarin
verh inderd.
De heer Kleijnheins richtte vervolgens eene toespraak
tot den raad, hoofdzakelijk van den volgenden inhoud:
„Ik geloof dat het velen in en buiten den raad be
kend isdat ik de betrekking van wethouder niet heb
begeerd en ik de benoeming daartoe niet met onver
deeld genoegen ontving. De bemoeiingen toch, aan
mijne betrekkingen als rijks-ambtenaar verbonden, zijn
van zoodanigen omvang en van zooveel gewicht, dat
twijfel mij wel geoorloofd is of ik tijd genoeg zal over
hebben voor het gewichtig ambt van wethouder. Na
veel aarzelen en op veler aanzoek heb ik evenwel de
benoeming aangenomen en daarop do koninklijke goed
keuring gevraagd en verkregen. Toen ik dat gedaan
heb was het evenwel met het ernstig voornemen om,
wanneer het blijken mocht dat ik op eenigerlei wijze
te kort mocht schieten in de waarneming mijner
rijksbetrekking, onmiddellijk mijn ontslag als wethou
der te nemen. Afgescheiden van dat alles ben ik voor
de benoeming zeer erkentelijken ik maak gaarne van
deze gelegenheid gebruik, om hen die mij met hun
vertrouwen vereerd hebben daarvoor mijn bijzonderen
dank te betuigen. Ik zegde leden die mij met hun
vertrouwen vereerd hebben, want ik zie niet voorbij
dat er een groote minderheid in den raad is die het
wethouderschap beter aan andere handen toevertrouwd
achtte. Ik eerbiedig de overtuiging dier minderheid
ten volle, maar ik vlei mij dat ook die leden mij niet
als onwaardig zullen beschouwen en, nu het besluit
gevallen en tot uitvoering gekomen ismet mij zullen
willen samenwerken tot bevordering van de belangen
dezer gemeente. Mijnerzijds geef ik de verzekering alles
te zullen aanwenden ter bevordering en instandhou
ding van onderlinge welwillendheid."
De voorzitter bedankt den heer Kleijnhens voor de
gegeven verzekering.
Tengevolge van de benoeming van den heer Kleijn
hens tot wethouder zijn vacatures ontstaan in de com-
missiën voor de strafverordeningen en voor het belas
tingstelsel, tot welker aanvulling, ^Isnu wordt overge-