MIDDELBÜRGSCHE F 241. Maandag 1875. COURANT. 11 October. BIJ DEZE COURANT BEHOORT EEN BIJVOEGSEL. Middelburg 9 October. MBSR. LICHT. Dit blad verschijnt dagelijks met nitzondering van den Zondag, den 2m Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen. De prijs per 3/m., franco is f 3.SO. De jongste berichten omtrent de moeilijkheden onzer regeering met Venezuela luiden niet gunstig. Een eskader van vijf oorlogschepen, zoo wordt be richt, zal afgezonden worden om voldoening te vragen over de onwettige handelingen door de regeering der republiek tegenover Nederlandsche onderdanen gepleegd. Een ultimatum, zoo heette het eenige dagen later van andere zijde, is door den gezant van Venezuela aan onzen minister van buitenland- sche zaken overhandigd. Wat van de zaak op het oogenblik te verhalen is, zullen wij onder de oogen onzer lezers brengen. Veel is het niet, daar de grieven van Venezuela tegen Curasao en omgekeerd zoozeer van persoon lijke veeten en van allerlei tusschen-quaestiën door trokken zijn, dat wij nauwelijks uit een enkel der plaatselijke dagbladen durven putten, en ons zullen bepalen tot het weinige officiëele, dat tot dusverre over de zaak gezegd is. Wat Nederland betreft zijn wij daarmede spoedig gereed. Wij hebben niets anders dan een paar regels uit de troonrede. „De handel van Curasao ondervindt den invloed van de moeilijkheden, ont staan uit de herhaalde onlusten in de republiek Venezuela; onderhandelingen worden gevoerd om die bezwaren uit den weg te ruimen." Welke die moeilijkheden zijn, leert ons een be richt van den Nederlandschen consul-generaal en zaakgelastigde te Caracas, opgenomen in de Staats courant, van den 20en Maart 1875, waarbij werd medegedeeld dat de tolkantoren la Vela de Coro en Maracaibo, gelegen in de republiek Venezuela, op de Caraïbische zeekust, het eene vlak tegenover het andere een weinig bewesten ons eiland Curasao, voor den buitenlandschen in-, uit- en doorvoerhandel gesloten waren. De beteekenis van dien maatregel voor Curagao meenen wij te mogen doen kennen uit een plaatse lijk blad, la Civilisado. „De handel en de scheepvaart van Curasao, schreef het Curagaosche blad den 24™ Maart, worden met een geheelen ondergang bedreigd. Aan den doorvoerhandel, waarvan Curagao steeds veel voordeel heeft getrokken, en die jaarlijks aanzien lijke sommen in de koloniale kas deed vloeien, zal nu een einde komen. De Curagaosche handel, die hoofdbron van ons bestaan, zal langzaam kwijnen, totdat hij geheel zal ondergaan. Onze scheepvaart te gronde gericht, want zij had slechts leven door de naburige republiekVerwikkelingen met Neder land die, men weet niet wat, tot uitkomst zullen hebben!" Zie hier thans weder een officieel stuk, waarin het hoofd der Venezuelaansche regeering het sluiten der havens rechtvaardigde entevens zijn grieven tegen Nederland opsomde. De president der repu bliek, Guzman Blanco, opende den 5e Mei jl. het congres met eene boodschap, waarin hij het vol gende zeide: De algemeen bekende en bewezen deelneming- van een groot deel der ingezetenen van Curagao in den opstand «van October jl. en de toelating door de autoriteiten van het eiland van al de vijandelijke handelingen, welke den vrede van Venezuela in gevaar brachten, hebben mij in de pijnlijke ver plichting gesteld van de Nederlandsche regeering eene schadeloosstelling te vorderen, minstens ten bedrage van de kosten van den oorlog. En daar ik van de billijkheid van de regeering van Z. M. den koning der Nederlanden verwachten moet dat zij aan Venezuela recht zal doen wedervarenzijn onze betrekkingen vooralsnog in goede termen. Middelerwijl is het mij geraden voorgekomen het land tegen aanrandingen van Curagao te vrijwaren door middel van fiscale maatregelenwelke den han del van het eiland met onze kusten verhinderen en ik hoop daardoor niet alleen Venezuela van de aan raking van zulk een lastigen nabuur te bevrijden maar ook den handel in het westelijk gedeelte van ons kustland te verbeteren en te bevorderen." De kosten van dien October-oorlogafzonderlijk door de leger-administratie aangeteekend, bedroe gen volgens diezelfde boodschap op dat oogenblik 1,700,000 Venezuelano's of ruim vier millioen gul den, waaronder echter niet gerekend waren eenige nog niet afgesloten rekeningen en de waarde der oorlogsbehoeften in de arsenalenverbruikt tot het onderdrukken van den opstand „waarvan Curagao het bestendig arsenaal was en gelijkertijd het hoofd kwartier der leiders en onruststokers." In de bijzonderheden van dien in October 1874 te Coro uitgebroken opstand behoeven wij ons niet te verdiepen. Burgeroorlogen en opstanden zijn in de Venezuelaansche rqpobliek schier dagolijksch werk. Alleen diene nog tot opheldering dat ons eiland Curagao bij die onlusten geacht wordt, zoo als men 'tnoemt, zijde te spinnen. Iedere onder drukte opstand, elke door het geweld tot gezag verhevene staatspartijlevert zijn contingent bal lingen en politieke vluchtelingen, die veelal eene toevlucht zoeken op onze nabijgelegene kolonie, daar hunne verteringen maken en o. a. de huurwaarde der huizen sedert de laatste tien jaren tot het vier- a vijfdubbele hebben doen stijgen. Ernstiger is echter het verwijt, door den president tot de kolonie gericht, dat zij de burgeroorlogen recht streeks bevordert; dat zij „als de meest opbrengende zaak voordeel tracht te doen met het vergieten van Venezuelaansch bloed, en den burgeroorlog in Vene zuela als een winstgevenden kolonialen handel be schouwt." De naar Curagao uitgewekene politieke overwonnenen stoken namelijk van daar het oor logsvuur weder aan en de Curagaosche handelaren en reeders, in dat opzicht gelijk aan hunne Amster damsche voorzaten, van wie prins Mauritseenmaal klaagde dat zij ter hel zouden varen als zij meen den daar winst te kunnen behalen, ontzien zich niet om door het leveren van kruit en andei-e oorlogsbehoeften en het overvoeren van soldaten zich aanzienlijke voordeelen te bezorgen. Ziedaar tevens den sleutel tot de verbeurdverklaring van den schoener Midas, over de mishandeling van wiens bemanning wij in ons nommer van 24 Sep- stember jl., uit de klacht van den gezagvoerder een en ander mededeelden. Onnoodig te zeggen dat de Venezuelaansche offici- euse en andere bladen de aanhouding van de Midas als rechtmatig en zijne verbeurdverklaring als door de bevoegde rechterlijke macht, met inachtneming van alle wettige vormen geschiedvoorstellen en de mishandelingen over welke de opvarenden zich beklagen, als zoovele verdichtselen beschouwen. Ook hieromtrent onthouden wij ons, zoolang onze regeering niet zelve gesproken zal hebbenvan iedere gissing. De klacht van den gezagvoerder Schoonewolff heeft voor ons evenveel waarde als de tegenspraak der Venezuelanen; die namelijk van getuigenissen van gelijkelijk bij de zaak geïnteres seerde partijen. Men ziet, wat ons in de eerste plaats ontbreekt om een oordeel uit te spreken, is licht. Wij kennen uit officieele stukken de grieven zooals Venezuela ze voorstelt, doch wij weten niet wat onze regeering er tegen inbrengt. Misschien zal het haarzelve moeielijk vallen dat licht te ontsteken, daar uit alles wat men onder de oogen krijgt schijnt te blijken dat zoovele getuigenissen als men over de zaak vernemen kan, er ook juist zoovele partijdige voorstellingen bestaan. Daarom zou het wellicht wenschelijk zijn een schrander en onafhankelijk man, vrij van alle plaat selijke betrekkingen, naar Curagao te zenden om den toestand te onderzoeken. Kwam deze tot de overtuiging dat de autoriteiten van het eiland niet alles gedaan hebben wat zij hadden kunnen en moeten doen om schending der neutraliteit van onze zijde te voorkomen, dan zouden wij onze waardigheid zeker niet te kort doen door eene re delijke voldoening te geven. Werden wij daarentegen overtuigd van ons goed recht, dan zouden wij zonder vrees de verwikkelingen te gemoet kunnen gaanwelke in midden-Amerika zich bij onze nog niet opgeloste moeielijkheden op Sumatra dreigen te voegen. Men heeft bij deze gelegenheid gesproken van eene beslissing door scheidsrechtersdoch wij zijn daar geen voorstanders van. Wij zien niet in waarom Nederland, dat geen veroveringen en geen inmenging in de zaken van anderen beoogtniet in staat zou zijn zich zeiven een onpartijdig oordeel te vormen over een geschildat tusschen een zijner koloniën en eene vreemde mogendheid aan het andere einde der wereld ontstaan is. Heelt de kolonie ongelijk, dan is het beter de laver son linge sale en familie. Is het recht aan onzen kantdan hebben wij zeker geen arbiters noodig om dat recht te doen gelden tegenover de zwakke re publiek Venezuela. De regeering van Venezuela heeft voor eenigen tijd als buitengewoon gezant naar Nederland afgevaardigd dr. José M. Kojas, een man van groote bekendheid op letterkundig gebied in zijn vaderland en o. a. lid der Spaansche academie te Madrid. Hij ging vergezeld van dr. A. Parra Bolivar als secretaris, die sedert vele jaren als consul in eene voorname Fransche havenstad gevestigd is geweest. Beide heeren hebben heden 's Gravenhage verlaten en de betrekkingen met Venezuela zijn afgebroken, daar onze regeering niet aan de eischen der republiek wilde toegeven. De heer mr. J. H. L. van Buren, sedert 1868 kantonrechter te Tholen en als zoodanig benoemd te Zierikzee, werd den 5en dezer ter terechtzitting der arrondissements rechtbank te Zierikzee in laatstbedoelde betrekking beëedigd. De heer M. J. de Witt Hamer schrijft in „de Coöpe ratie" een warme opwekking aan mingegoede ouders te Goes om hun kinderen toch gebruik te doen maken van de aldaar opgerichte ambachtsschool. Tot dus verre hebben zich slechts drie leerlingen aangemeld. En dat voor een stad van ruim 6000 inwoners „De hooge- en middelbare scholenzegt de heer H., zijn overbevolkt door de zonen onzer gegoeden, die wel inzien dat de daar opgedane bekwaamheden hunne kinderen een goed bestaan zullen doen verwer ven. Begrijpen de ouders der mingegoeden dan niet

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1875 | | pagina 1