MIDDELBURGSCHE
COURANT.
F 226.
Donderdag
1875.
23 September.
J 6
r7
Middelburg 22 September.
Een stoomgemaal in bet waterschap Schouwen,
in.
Dit blad Terschijnt dagelijks met uitzondering Tan den Zondag, den 2en Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen.
De prijs per 3/m., franco is f 3.50.
Wij achten het niet overbodig onzen lezers den raad
te geTen zich zeiven en hunne kinderen zooveel moge
lijk verwijderd te houden van de hier en daar in deze
stad staande kastanjeboomen, zooals op de Balans,
hoek Bogardstraat, het Hofplein, de Abdijenz. Op
al die plaatsen wordt bijna den ganschen dag met
steenen, latten, stukken hout enz. door de boomen
gesmeten, zoodat men steeds gevaar loopt een halven
baksteen of iets dergelijks op zijn hoofd te krijgen.
Waar de politie niet bij machte is om voldoende voor
de veiligheid der ingezetenen te zorgen en de hand
te houden aan de artt. 29 en 48 der verordening van
algemeene plaatselijke politie, is het best, dat ieder,
althans zooveel mogelijk, voor zich zeiven waakt.
H. M. de koningin heeft zich gisteren uit 's Hage naar
Duitschland begevenvoorloopig naar Montreuxwaar zij
prins Alexander gaat afhalenom met hem naar Stutt
gart te reizen tot bijwoning van de onthulling van het
monument ter eere van wijlen haar vader Z. M. den
koning van Wurtemberg.
Zaterdag der volgende week wordt H. M. in de resi
dentie terugverwacht.
Den 15en dezer heeft te Berlijn de uitwisseling plaats
gehad van de akten van bekrachtiging der conventie,
den 31en Juli jl. tusschen Nederland en Duitschland
gesloten, betreffende den spoorweg van Winterswijk
naar Borken en Bocholt.
De heer P. T. W. Pels is erkend en toegelaten als
vice-consul der Yereenigde staten van Amerika te
Batavia.
De Staats-courant van heden bevat de wetten van
den 8e" dezer tot wijziging van hoofdstukken II, Vllé
en IA. der staatshegrooting voor het dienstjaar 1874,
alsmede die houdende bekrachtiging van twee kredie
ten, door den gouverneur-generaal van Nederlandsch-
Indië geopend boven de begrooting van Nederlandscli-
Indië voor het dienstjaar 1875vastgesteld bij de wet
van 3 December 1874 (Staatsblad n° 195).
Naar aanleiding eéner oproeping van de heeren
J. Hoogenboom, M. Bolle en J. H. C. Heijse, vergader
den Zaterdag in het hotel „de Weerd" een groot getal
ingelanden en eenige belangstellenden, ter bespreking
van een stoomgemaal in het waterschap Schouwen.
Ofschoon pas na de kermis, wanneer de stoute spron
gen van de twee witte kleppers en de bruine hit van
Dassie, de verrassende toeren van den heer Basch,
met en benevens menig bont tafereelnauwelijks uit
onzen geest zijn verdwenener voor een correspondent
zeker leutiger dingen zijn dan van zulk een bijeen
komst verslag te geven, wil ik echter trachten er een
dragelijken brief over te schrijven.
Nadat de heer Heijse de vergadering geopend en
wijselijk bepaald had dat niemand, zonder toestemming,
meer dan driemaal en langer dan tien minuten mocht
praten, gaf hij als het doel der oproeping te kennen
de wenschelijkheid eener breede, maar niet plechtige
bespreking van de landbouwbezwaren en het laten
rusten der technische. Daar er nu in Schouwen veel
practici maar weinig technici zijn, werd er van de
laatste ook niet gerept, hoe geneigd een mensch vaak
is om te spreken over dingen, waar hij geen verstand
van heeft.
De heer M. L. de Bruijne bepleitte daarop uit een
landhuishoudkundig oogpunt de voordeelen van een
stoomgemaal. Licht, lucht en warmte, de levensvoor
waarden van den landbouw, moeten den bodem diep
doordringenkoesteren en vruchtbaar maken. Dit
kunnen ze, hoe vermogend ook, niet bij een hoogen
waterstanddaar de grond dan natkoud en onvrucht
baar blijft, langen tijd nadat het water gezakt is. De
meststoffen krijgen gelegenheid tot doorspoeling, ver
liezen hare voedende eigenschappen, en het zout dat
het water achterlaat werkt nadeelig op den planten
groei. Wanneer men nu baas over het water is en 't
altijd op hetzelfde peil kan houden, dan zullen die
drie factoren onze vruchtbare gronden dieper doortrekken
en veel winstgevender maken, er altijd hunne onmis
bare werking op kunnen oefenen; de bodem zal zijn
voedende eigenschappen bewaren; veel weiden zullen
geschikt worden voor bouwlanden slikken en blinkers
tot weide aangelegd kunnen worden. De klaver, waar
voor onze gronden zoo geschikt zijn, zal men met beter
gevolg als voedergewas kunnen telen, daar men nu
daarvoor de weiden gebruikt. Men zal nieuw bouw
land, maar ook nieuwe weiden maken. Men moet,
zooals onze vriend Corten zeide, niet trachten naar
vermeerdering van bezittingen door uitbreiding van
grondgebied, maar door verbetering van hetgeen we
reeds bezitten.
De heer Bevelander, wiens eigendommen voor een
groot deel aan gene zijde der Nieuwe Haven liggen,
en daardoor van Schouwen afgedijkt, vermeende, of
schoon geen tegenstander, dat het bezwaarlijk zou gaan
die te doen bijdragen in de oprichtingskostendaar zij
van een stoomgemaal nooit een cent voordeel zouden
hebben. Dit onderwerpzei de heer Cau, zou de be
spreking op financieel terrein en tot geen resultaat
leidendaar de beslissing daarover niet aan deze, maar
aan eene hoogere vergadering behoort. Hij stelde
daarom voor ook de financieele ouaestie op zij te zetten
en zich alleen met de landhuishoudkundige te bemoeien.
Vingerwijzingen naar de geldkas vinden weinig men-
schen pleizierig. Door een applaus hechtte de vergadering
aan zijn voorstel hare goedkeuring. Deze spreker, voor
zitter van het waterschap, verlangde alsnu te vernemen
of het waar waszooals een boer hem verzekerd had,
dat de schadelijke gevolgen van den hoogen waterstand
van 1872 nu nog aan de weiden zichtbaar waren.
Volgens den heer I. Hoogenboom is het bij eenige ge
deelten wel, bij andere niet het geval. Lage gronden
lijden door te langdurig onder 't water bedolven te
zittenmaar een stoomgemaal zal dit niet verbeteren.
Het is niet zoo zeer het water als wel het ijs, dat
de schade veroorzaakt. Hij vergat echter te zeggen,
dat er bij een stoomgemaal ook op de lage weiden
geen water meer zal staan, en de winterkoning ze
dus ook niet met ijs zal kunnen bevloeren en bescha
digen. Zekere boer had nooit zooveel hooi gehad als
in 1872, hetgeen hij beschouwt als de vrucht van den
hoogen waterstand. Meer hooi dan in de jaren '16 en
'17, die bijzonder nat waren, is er nooit gewonnen.
De heer M. Bolle verklaarde dat er nu vele weiden
waren die slechts 30 a 40 opbrengendat te weinig
isomdat er dan niets voor den boer overschiet. Een
stoomgemaal zal daarin verandering brengeu en de op
brengst verhoogen. De wegen zullen droog blijven en
men zal ten allen tijde bij de gronden kunnen komen.
Weidendie nu bij hoogen waterstand niet te bereiken
zijn, zullen met goed gevolg in bouwland herschapen wor
den. Het delven zal gemakkelijk en minder kostbaar ge
schieden, het onkruid vrceg gewied kunnen worden. Nu
is men vaak genoodzaakt te gaan wieden als de vuilte
reeds de overhand heeftdat meer arbeid en dus meer
uitgaven vordert, en bovendien nadeelig voor het
gewas is. De grond in Schouwen is misschien, met
uitzondering van enkele streken in Belgiëde beste in
geheel Europa voor den vlasbouw. Het is bekend dat
zijdie dit vroeg kunnen zaaiengrooter opbrengst en
betere qualiteit hebben, dan zij die door het water
genoodzaakt zijn, het laat te zaaiën. Na eene kleine
gedachtenwisseling zei de heer van den Bos dat ook
hij nooit meer hooi van zijne weiden gehad had, dan
in het jaar 1872, en de heer Beije dat het voordeelig
was als de weiden onder water stonden, in den winter
wel te verstaan. Van al dat hooien en zaaien werden
we moedeen we gingen met onze gedachten naar de
drinkensputteneen punt van overwegend bezwaar
voor menschendie geen juist denkbeeld hebben van
een vast peil. Gaat menzooals de heer Bolle zeide,
daarbij uit van het denkbeeld, en ik geloof dat dit
juist is, dat het water in de putten in gemeenschap
staat met het water in de slooten en in de watergan
gen en dus daarmee rijst of daaltdan kunnen deze
nooit anders dan verbeteren. Spreker zag ook nog te
veel greppen en slcotenwaar niets op of aan groeit
dan vuilte. Deze moeten weg en door buizen vervan
gen wordenen hoe dieper men die kan leggenhoe
beter. De heer den Boer was het als ik hem goed ver
staan heb, hij praatte wat binnensmonds nopens de
putten met den laatsten spreker eens, op grond van
enkele door hem aangevoerde bewijzen. De heer Hoo
genboom h ad van de putten een slechter denkbeeld, en
geloofde ook niet dat de lage weiden door een stoomgemaal
verbeteren zullen. Sedert onheugelijke jaren groeit
daarin zulke uitmuntende hooi, dat er plaatsen zijn,
waar de boeren hun hooi verkoopen, om in Schouwen
ander te kunnen halendoch de heer Cau zeide dat
deze spreker zich vergist. De heer Blom heeft bij zijne
hofstede weiden onder, en weiden boven water. De
eerste geven eene goede, de laatste een slechte opbrengst.
De heer K. Koole had getrachteen en ander te lezen,
om aan de hand van wetenschappelijke mannen op de
hoogte der zaak te komen en verwees naar een woord
in 1874 gesproken in de Hollandsche maatschappij van
landbouwbij de oprichting van een stoomgemaal. De
planten verdrogen niet in een goed verwarmden grond,
maar ieder gleufje, ieder scheurtje brengt lucht en leven
aaD.
Hoewel de heer m'. J. A. Bolle het groote voordeel
van een stoomgemaal erkende, bleef bij echter onder
de tegenstanders behooren, te meer omdat er ontzaglijk
veel gronden aan zullen moeien betalenzonder er voor
deel van te trekken. 3/5 zal er eer nadeel dan voordeel
van hebben; 1/5 zal er veel door verbeteren en 1;5 er
voordeel van hebben. Als die feiten zoo waren, ant
woordde de heer Cau, zou hij onmogelijk de oprichting
van een stoomgemaal durven aanbevelenhet is echter
gemakkelijker gezegd dan bewezen. Nauwkeurige water
kaarten toonen aan dat verreweg het grootste gedeelte
van Schouwen nog geen el boven 't zomerpeil ligt,
waardoor de verhouding, door mr. Bolle opgenoemd,
juist omgekeerd wordt, dewijl men den waterstand in
zijn macht heeft. De heer Groeneveld de Kater betoogde
ook dat een stoomgemaalin meerdere of mindere mate,
ten voordeele van alle gronden zal komen. Men kon
echter, gelijk de heer de Bruijne opmerkte, niet stellig
vooruit zeggenvoor welke gronden een stoomgemaal
voordeelig en voor welke het nadeelig zal zijn. De
een is er voor, de ander er tegen; men kan beiden
vertrouwen; het algemeen nut neemt hij aan, ofschoon
het nog niet bewezen is, en hij blijft als zeker stellen
dat vruchtbaarheid van den bodem door hemel- en niet
door slootwater bevorderd wordt. De heer de Glopper
betwijfelt de urgentie der zaak, en beschouwt een stoom
tuig slechts voor 1/5 van den polder nuttig, daarom
zou hij er een van minder vermogen willen. Zijn de
baten, die een stoomtuig zal geven, zei de heer Cau,
gelijk, of minder, dan er van afgezien; zijn ze hooger
dan hoe eer hoe beter het gestichtdan is er urgentie.
De polderbelangen mogen niet naar een enkel perceel
geschat worden. De exploitatiekosten van een stoom
gemaal van 60 paardekrachten zullen echter niet de
helft bedragen van dat van 120. Van het laatste wor
den die op f 18,000, van het eerste op 15,000 be
groot. Dit zou bovendien geen vermogen hebben om
het waterpeil te beheerschen. Het groote voordeel ligt
in het vaste peil. Dan kan de landbouwer met zeker
heid zeggen, ik kan deze of gene vrucht nu reeds op
dit perceel zaaien, want ik ben zeker dat het niet
onder water zal geraken. Men moet bij een goed be
heer nu en later voor het stoomtuig geld negotieeren;
er elk jaar een som voor afzonderen, is verboden. De
zaak, zooals de heer Bouman wilde, om die redenen
uit te stellen, ware dwaasheid, daar de plaatsing in
1876zoowel als in 1886met eene verhooging van
geschot moet gepaard gaan daar we geen machines