schillende juridieke gronden ook dit ontkend te hebben, concludeerde hij tot vrijspraak, of tot ontslag van rechts vervolging, maar voegde er den wensch bij, dat van dit oogenblik af alle verdenking ten aanzien van deze besch. zal ophouden en dat ieder die op eenigerlei wijze heeft medegewerkt om hem hier op de bank der schande te brengen nu ook de hand moge leenen om hem te rehabiliteeren en te zorgen dat hij de vroegere achting van alle zijne medeburgers, en zoo mogelijk ook zijne verloren betrekking, weder terug krijge. Na een korte re- en dupliek werd van beide zijden bij de genomen conclusiën gepersisteerd. Het hof begaf zich onmiddellijk in raadkamer en sprak eenige oogenblikken later het arrest uit waarbij de besch. werd vrijgesproken, op grond dat het hof niet overtuigd is dat de besch. de persoon is die de post zegels verduisterd en door anderen vervangen heeft, zoodat zijne schuld niet bewezen is. Gemengde berichten. Aan een brief in het Vaderland uit Atchin ont- leenen wij het volgende: Voor een paar dagen is hier een hoofd aan boord geweest met den titel van Toekoe (waarschijnlijk Toe- wankoe) en heeft bij ons aan tafel gegeten. De man was tamelijk wellevendnatuurlijk zijn betrekkelijk geringe beschaving in acht genomen. Hij keek ons af, hoe wij vork, lepel en mes gebruikten, en deed het vrij handig na. Hij rookte ook een sigaar met veel smaak. Wij bedankten allen voor zijn inventatie om hem eens aan den wal te komen opzoeken, daar zulks met levensgevaar gepaard gaat. Niet dat hij zelf vijandige bedoelingen had, maar men heeft maar eens een'Atchinees tegen het lijf te loopen, die onder den in vloed staat van een of anderen hadjidie hem het hoofd op hol bracht, en dan zou men best op onaangename ma nier kennis kunnen maken met zijn klewang of kris Koningins verjaardag hebben wij ter reede van Pa- sangan gevierd met een saluut van 21 schoten en eenige feestelijkheden onder de equipage, zooals prijs- roeienmastklimmenzakloopenstroophappen etc. t die door ons beloond werden met sigarenwijnbier en andere versnaperingen, 's Avonds werd er vuur werk ontstoken, bestaande uit eenige blikvuren, vuur pijlen, Romeinsche kaarsen etc. Op eenigen afstand van het schip, in een sloep drijvende, aanschouwden wij het. Het was een doodstille heldere avond de donkerblauwe tropische hemel weerkaatste zijn ster renpracht in het spiegelgladde watervlakdat een phosphorisch licht van zich gaf en als een vuurregen omhoog spatte bij de slagen der riemen. Het vuurwerk, hoe eenvoudig ook, verhoogde het effect, en in het verschiet vertoonde zich de kust met haar bergen in een flauwen schemer gehuld. De vin van een haai rimpelde den waterspiegel. Het was een eenvoudig feest, dat toch op de meesten van ons indruk maakte, vooral wanneer men daarbij bedacht, hoe wij hier als het ware van alle verkeer met de beschaafde wereld uitgesloten en het land der barbaarschheid in het ver schiet, de eenige vertegenwoordigers waren der bescha ving op deze eenzame kusten aan den noordoostelijken hoek van Sumatra Volgens officieuse berichten heeft de Duitsche gezant bij het hof van Italië aan prins Bismarck te kennen gegeven dat het hof en het ministerie vurig wenschen hem in het gevolg van den keizer op Ita- liaanschen bodem te kunnen begroeten. Aanvankelijk moet hij zelf grooten lust hebben gehad om Italië te bezoeken, doch in den laatsten tijd wordt hij niet meer als lid van het keizerlijke gevolg genoemd. Nogmaals zijn proeven genomen met het luiden van de keizersklok te Keulen, doch zonder het gewenschte resultaat. De klepel sloeg slechts onregelmatig aan. De Kölnische Zeitung betoogt, dat het hoog tijd is om krachtige pogingen aan te wenden de zaak ten einde te brengen daar men in de buitenwereld reeds mooi den spot begint te drijven met de zwijgende keizersklok te Keulendie reeds als eene curiositeit wordt vermeld. Alles wat de familie Bismarck betreft wekt in Duitschland algemeen groote belangstelling. Zoo wor den thans in de Duitsche bladen een menigte bijzon derheden medegedeeld omtrent de verloving van de oudste dochter van prins Bismarck, de gravin Maria Johannamet graaf Wend Botho Zu Eulenberg, luite nant bij de reserve van het eerste Rijnsche huzaren- regiment en regeerings-assessor. Zelfs wordt gemeld hoeveel aanzoeken de gravin reeds heeft gehad en af geslagen. De internationale tentoonstelling te Keulen trekt tot nogtoe een menigte bezoekers; op sommige gewone dagen was hun aantal tot 15,000 geklommen. Den 12e" dezer was het een zoogenaamde „volksdag" waarop slechts 1 Mark (60 cents) entrée werd geheven; van die gelegenheid hebben 19,000 a 20,000 bezoekers ge bruik gemaakt. 't Is een aangenaam werkeene aankondiging te moe ten schrijven voor de vele boeken die bij de firma Wolters te Groningen het licht zien. De boeken zien er flink, prettig uit, ze zijn handig van formaat, net van omslag, (men leze wat over dit onderwerpschijn baar van ondergeschikt belangin het jongste nommer van den Economist tot onze uitgevers in 't algemeen gezegd wordt) duidelijk en helder van druk, dikwijls keurig geïllustreerd. Bovendien hebben ze eene eigen schap die voor eene enkele aankondigingvoor eene beoordeeling natuurlijk niet, van veel belang is. Men kan ze namelijk gerust aankondigen zonder ze gelezen te hebben. Dit laatste klinkt paradox en toch is het de waar heid. Daar ligt bij voorbeeld vóór ons een keurig boekje, „Honderdveertig kinderliederen" van Gouver neur. Is het wel noodig een woord daarbij tot aanbe veling te schrijven? De kindergedichten van Gouverneur zijn ten onzent reeds zóo bekend, dat alles wat men er over zeggen kan reeds door ieder lezer bij zichzelven veel beter gedacht en overwogen is. Een geheel geslacht is er bij opgegroeid en bezig het volgende kleine goed er bij groot te brengen. De verzen kunnen door moe ders verteld, door kinderen uit het hoofd geleerd en door vaders overdacht worden; zij allen zullen er nut en pleizier van hebben. Zij zullen er de natuur in lief krijgen; zij zullen er uit leeren wat de vogels in'tbosch en de vlinders op 't veld te vertellen hebbenzij zullen medelijden krijgen met zoo menige verborgen smart in 't menschen- en dierenlevenen ook leeren genieten van zoo menige bron van vreugdedie op de afgelegenste plekjes verborgen ligt en slechts te vinden is voor hen die er smaak in vinden en ze weten te zoeken. De moeders kunnen er, aan de hand van den dichter, in zien hoe zij het eeuwigdurende vragen der kinderen hebben te beantwoorden, die niets ontzien en de diep zinnigste vraagstukken met hun kinderhand beroeren, als ware 't speelgoed. „Hoe hoog is toch de hemel wel?", „Hoe lang toch de eeuwigheid wel zij „Hoe schoon zijn de Engelen Ziedaar een drietal van die vragen wie heeft ze niet uit een kindermond gehoord? die beter dan de diepzinnigste overpeinzing ons menschen doen voelen in hoeveel opzichten wij nog den kinderen gelijk zijn. De moeder, welke de drie gedichtjes van Gouverneur gelezen heeft, waarin haar een antwoord op die kindervragen wordt voorgezongenzal voor zich zelve misschien er niet veel wijzer door geworden zijn, maar geleerd hebben hoe op iedere vraag een bescheid te geven is, dat het kinderhoofd voor het oogenblik bevredigt en aan het kinderhart wat goeds mededeelt. Hetzelfde wat wij van Gouverneur 's Kinderliederen zeiden is toepasselijk op het tweede boekje dat voor ons ligt: „De opvoeding in huis en school." Ook hier komen wij er rond voor uit dat wij geen tijd hebben gehad het te lezen. De vier boekdeelen van den heer Wolters liggen eerst drie dagen op onze schrijftafel. Toch moeten wijwillen wij den berg niet te zeer zien aangroeien ons thans van de taak der aankondiging kwijten. Maar wanneer wij op de eerste bladzijde van het boek deze zinsneden lezen: „De moedernaam is geheiligd in hemel en op aarde, hij klinkt door alle sferen, door alle tijden en ruimten, tot der wereld einde, tot in eeuwigheid." „Eene moeder leed te doen, haar te krenken in haar moederrecht en moedergevoeldaarvoor deinst zelfs een barbaar terug. „Moederangst en moederwee breken de poorten dei- hel. „Moederliefde reikt van den hemel tot de aarde en van de aarde tot den hemel. „De moederstand is de voornaamste stand in de we reld, de heiligste, verhevenste stand. Iets grooters, iets machtigers dan eene moeder is er op aarde niet." Wanneer wij dat bij den eersten oogopslag gelezen heb ben, dan voelen wij dat het een goed en een ernstig boek is dat wij opensneden en wanneer wij dan nog weer eens den omslag bezien en ontwaren dat de schrij ver is de heer M. Leopold, directeur der kweekschool van onderwijzeressen te Arnhem, en dat het boek zijn vierden, vermeerderden druk reeds beleeft, nu, dan achten wij onsvoor het oogenblik, van den plicht van verder lezen ontslagen en stellen wij ons tevreden, dit boekdeel, over welks waarde het publiek zelf reeds uit spraak gedaan heeft door er drie oplagen van uit te lezen, eenvoudig aan te kondigen. Een derde boekgrooter en uitvoeriger dan de beide vorigenprijkt met denzelfden naam (doch met andere voorletters), en is van ernstiger, diepzinniger inhoud. Het is eene vertaling van eene verhandeling over op - voedkunde van den Engelschen filozoof Herbert Spen cer, in onze taal overgezet door den heer Joh. A. Leopold. In vier hoofdstukken: „Welke kennis heeft de meeste waarde?" „De opvoeding des verstands," „De zedelijke opvoeding" en „De lichamelijke op voeding", worden de verschillende onderdeelen van de wetenschap der opvoedingsleer, die vroeger in grooter eer was dan tegenwoordig, behandeld. Hier meer nog dan bij de twee bovengenoemde werkjesachten wij het noodig onze onbevoegdheid te belijden omna een vluchtig doorbladeren, iets over dit ernstige boek te zeggen. Deze aankondiging zij dus voldoende. Mis schien komen wij er later op terug. Een tweeden bundel kinderrijmenna dien van Gou verneur, te bespreken is gevaarlijk. Onwillekeurig komt men tot vergelijkingen. Haasten wij ons te zeg gen dat het boekje „Dit zijn Zonnestralen" van J. A. vanDroogenbroeck, allerliefst geïllustreerd is, en daar door alleen reeds een geschikt kindergeschenk mag heeten. Voor 't overige viel het ons bij de lezing wij hebben dezen bundeldie met een minder bekenden naam prijkt, wèl doorgelezen, niet mede. Misschien was dat Gouverneur's schuld. Die maakt het zoo ge vaarlijk om op zijn jachtveld te gaan stroopen. Gelooft men, bij voorbeeld, dat kinderen uit deze twee regels in een versje, „de Molen" getiteld: «Van boven was dit graan geheel; «Van onder is het stuivend meel." zullen begrijpen wat er met de graankorrelsdie in den molen vermalen worden, gebeurt? Onaangenaam is, in andere dezer gedichtjes, het dikwijls herhalen van dezelfde regels en woordendie door hun onbeduidendheid het gemis van zin slechts te sterker doen uitkomen. Een enkel voorbeeld «Pieter slaat, Pieter vecht. Ei wat zijn dat voor manieren! Is dat goed? Neen 'tis slecht Pieter slaatPieter vecht. «Vechten doen de wilde dieren; Kwade menschen schreeuwen, tieren Pieter slaat, Pieter vecht, Eiwat zijn dat voor manieren Dit is geen dichten, het is woorden tot rijmelarij groepeeren. Met weinig moeite kan men op die manier een geheel boek vol dichten. In dezen trant bij voor beeld «Pieter rijmt, Pieter dicht, Met slechts drie en twintig woorden Valt dat zwaar? Neen 't valt licht, Pieter rijmt, Pieter dicht. «Of die rijmpjes ons bekoorden? Kunstjes zijn 't slechts die wij hoorden. Pieter rijmt, Pieter dicht Met slechts drie en twintig woorden. Zoo zoude men langen tijd kunnen voortgaan. De kinderen, die een fijn gevoel hebben voor 'tbelache lijke en het flauwe, zullen zich met afkeer van zulke versjes afwendenwat gevaarlijk isdaar zij op die manier rijmen met poëzie zouden kunnen verwarren en de zin voor deze laatste met zorg bij hen gekweekt moet worden. Als een bewijs dat onze schrijver echter ook lieve versjes dichten kan en dat er in zijn boekjebehalve de fraaie plaatjes en sierlijke letters, nog meer goeds gevonden wordt, drukken wij het volgende, frissche „Regenlied" af: Het regent, regent, jongens, Nu is het weder frisch! Sa roept maar door het venster Dat regen welkom is! Hoe rolt hij van de daken; Hoe plast hij in de goot; Hoe spoelt hij langs de straten Hoe. schuimt hij in de sloot. En alleswordt gewasschen Gereinigd van het stof; Het haantjen op den toren, De bloemen in den hof. En alles wordt weer zuiver En blikkert om het meest. Tot daar zelfsin de wolken Viert men vandaag nog feest. Daar steekt men dan een vaan uit, Wel zeven torens hoog; Een vaan met zeven kleuren: Den schoonen regenboog Dal is een ander leven Dan met die heete zon, Waarin men maar moest zweeten Zooveel men zweeten kon En dorst dat wij dan hadden: Veel erger dan een paard. En lui dat wij dan waren We waren niets meer waard Het regent, regent, jongens; Nu is het weder frisch, En wij zijn weder vroolijk, Springlevend als een visch! GEDRUKT BIJ DE GEBROEDERS ABRAHAMS TE MIDDELBURG.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1875 | | pagina 6