r 218.
Dinsdag
MIDDELBURGSCHE
1875.
COURANT.
14 September.
HET PK0CES-JUT.
Middelburg 13 September.
Dit Wad verschijnt dagelijks met uitzondering Tan den Zondag, den 2n Paasch- eH Pinksterdag en een der Kerstdagen.
X)e prijs per 3/m., franco is f 3.SO.
Naar aanleiding der in den gemeenteraad van Vlis-
singen op Dinsdag jl. plaats gegrepene verkiezing van
den heer H. E. Kleijnhens tot wethouder (zie het ver
slag in ons nommer van 9 September) heett het raads
lid, de heer M. Pot, zich tot gedeputeerde staten ge
wend met een adres houdende bezwaren tegen die ver
kiezing.
De adressant heeft namelijk bezwaar tegen het van
de stemming uitsluiten (bij de vierde stemming) van
de drie leden, waaruit het laatste tweetal gekozen
moest worden. Hij is van gevoelen dat zij hadden mo
gen stemmen, en vraagt, bij gevolgtrekking, hoe het
wel zou moeten gaan indien b. v. eens zes personen
ieder twee stemmen hadden bekomen. In dat geval
zou dan de kleinste helft der tegenwoordig zijnde leden
eene beslissing moeten nemen, hetgeen in strijd is met
de wet.
De adressant meent dat de drie uitgesloten leden,
Hector, Kleijnhens en Pothadden moeten meestem
men in welk geval de vierde stemming wellicht dade
lijk een volstrekte meerderheid aan een der candidaten
gegeven zou hebben.
Tot verduidelijking der zaak laten wij hier de twee
artikelen van het door den gemeenteraad vastgestelde
en aan gedeputeerde staten medegedeelde reglement van
orde, die op de quaestie betrekking hebben, volgen:
„Wanneer niemand bij de eerste stemming de vol
strekte meerderheid heeft erlangd, wordt tot een tweede
vrije stemming overgegaan; wordt ook bij deze geene
volstrekte meerderheid verkregen, dan wordt tot een
derde stemming overgegaan, bepaaldelijk over de twee
personen, die bij de tweede stemming de meeste stem
men op zich vereenigd hadden, of zijn de meeste stem
men tusschen meerdere personen gelijkelijk verdeeld,
over allen, die dit meerder getal stemmen hebben
erlangd.
„Ook hierdoor geene volstrekte meerderheid verkre
gen zijnde heeft er des noodig, na tusschenstemming
over hen, die een gelijk getal stemmen hebben, een 4e
stemming plaats tusschen de twee personen, die nu de
meeste stemmen hebben erlangd.
„Indien bij een tusschen- of 4e stemming de stemmen
staken beslist het lot."
Tot wethouder te 's Heer Arendskerke is benoemd,
ter vervanging van wijlen Jacobus Nijsse, Hendrik de
Jonge, en te Heinkenszand herbenoemd mr. A. E. van
Dishoeck.
De Staats-courant van 12 en 13 dezer bevat het ge
wone programma voor de opening van de vergadering
der staten-generaalte 'sGravenhage, op Maandag
20 dezer, des namiddags te éen uur.
Heden werd te Amsterdam feestelijk gevierd het
75 jarig bestaan der Hollandsche maatschappij van fraaie
kunsten en wetenschappen. Het feest werd geopend
met een rede door den heer J. P. Hazebroekwaarna
de uitvoering volgde eener feestcantate van denzelfden
op muziek gebracht door den heer de Lange.
Daarna had op plechtige wijze de uitreiking plaats
van een gouden medaille aan den heer dr. E. Lauril-
lard, predikant te Amsterdam, en van een zilveren
aan den heer C. F. Zeeman predikant te Zonnemaire,
voor hunne beantwoording van de door de maatschappij
uitgeschreven prijsvraag, betreffende spreuken aan den
bijbel ontleend.
Op de gewone vergadering werd aan den heer van
Oisterwijk Bruijndie gedurende 50 jaren als penning
meester heeft gefungeerdeen boekgeschenk aangeboden
als bewijs van erkentelijkheid voor de door hem aan
de Maatschappij bewezen diensten.
Daar geen der ingekomen antwoorden op de prijs
vraag voor een Nederlandsch blijspel eene bekrooning
is waardig gekeurd, blijft zij uitgeschreven.
Het Handelsblad deelt eene cproeping in twee talen
tot aanwerving voor het Irtdiseh© leger mede die
in België wordt aangeplakt of rondgezonden. Daaruit
blijkt dat te Brussel een zich noemend „centraal hoofd
bureau" voor de werving bestaat, gevestigd in een
estaminei in de Brouwersstraat. Het blad is van gevoe
len dat aan de vertegenwoordigers onzer regeering in
het buitenland moet worden opgedragen zooveel moge
lijk het denkbeeld tegen te gaan dat zulke werfkan-
toren eenig officieel karakter zouden bezittenen dat de
autoriteiten te Harderwijk moeten aangeschreven wor
den zeer voorzichtig te zijn bij het nazien der papie
ren en bij het aanknoopen van betrekkingen met bui-
tenlandsche wervers.
De maatschappij tot bevordering der bouwkunst
heeft dit jaar drie prijzen uitgeloofdrespectievelijk
van f 500, ƒ250 en f 50, laatstbedoelde alleen voor
leden der maatschappijvoor de volgende prijsvragen
a een plan voor een vorstelijk paleis in de nabijheid
eener groote stad op een rechthoekig terrein, groot 6
hectaren
b een ontwerp voor eene bad- en zweminrichting,
groot 150 bij 80 meters
c een ontwerp voor eene metalen candelabre, met
5 of 6 lichten.
Zaterdag is te Amsterdam de nationale tentoonstel
ling van hedendaagsche kunst, fabriek- en handwerks-
nijverheid in de parkzalen geopend, met een zeer korte
toespraak van den heer C. A. J. Geesink, voorzitter
van het Nederlandsch kunst-industrie-museum en van
het technologisch bureau.
Eene wandeling door de zalen en een oppervlakkige
blik over het tentoongestelde schonk ons de overtuiging
dat de tentoonstelling geslaagd is. Ongeveer 300 in
zenders hebben zich door de producten van hun ver
nuft en vindingrijkheid of van hunne fabrieken en
werkplaatsen doen vertegenwoordigen. Handslsbl
De heer m'. de Pinto besluit zijne opstellen in het
„Weekblad van het Regt" over het ontwerp-straf-
wetboek met eenige opmerkingen over het 3e boek,
handelende over de „overtredingwelk toch het meest
afwijkt van den Code Pénalmaar ook meer dan eenige
andere afdeeling van het ontwerp als eene verbetering
te beschouwen is.
Over een drietal speciale onderwerpen uit het 3e
boek zegt de heer de P. het volgende:
Over baldadigheid, op of aan den openbaren weg of
op publieke plaatsen: „Wat daarmede bedoeld wordt,
vindt men in de memorie vrij uitvoerig uiteengezeten
dat aan zoo iets behoefte bestaat, zal wel door ieder
een worden erkend, die weet dat het openbaar gezag
nu nog volkomen onmachtig is tegen eene menigte
straatschenderijen en baldadigheden. Dat dit laatste
woord rekbaar genoeg is, en dat daartoe waarschijn
lijk niet door allen hetzelfde zal gebracht worden, is
misschien ook niet tegen te spreken. Wat in genere
bedoeld wordt is duidelijk genoeg; en dat het niet zoo
gemakkelijk was het juiste woord te vindenis niet
minder waar. Wij wenschen voor het overige met de
commissie, „dat in de praktijk de grens tusschen on
schuldige guiten streken en het veroorzaken van eigen
lijken overlast zal worden in het oog gehouden."
Over bedelarij„Dat het onderwerp groote verbete
ringen voorstelt van het thans bestaande, is buiten
twijfel. Niettemin, zoo lang niet van overheidswege
aan den behoeftige de gelegenheid tot werken kan
worden gegeven, blijven wij het voor het minst niet
zeer billijk vinden met art. 533 „ieder die bedelt," te
straffen met hechtenis. Het is waar, er wordt eene
uitzondering gemaakt voor hem van wien blijkt, dat
hij zich vruchteloos tot het verkrijgen van onderstand
heeft aangemeld bij het arm- of gemeentebestuur.
Maar het bestaan van die uitzondering zal hij moeten
bewijzen. En zal dat altijd even gemakkelijk, even
mogelijk zijn? En zal dus toch niet enkele malen kun
nen gebeuren, wat de commissie niet wil, dat men
„hem straft, die door nood gedwongen, bedelt." De
bedelarij moge eene maatschappelijke rampeen kwaad
zijn; en het moge gemakkelijk zijn te zeggen: gij
moet niet bedelen. Maar men moet toch leven. Stelen
mag men natuurlijk niet, zich laten doodhongeren,
dat gaat ook niet. Wat blijft er dan over?"
De derde opmerking geldt de openbare dronken
schap (art. 573 van het ontwerp.) Dat men die straffen
wilbegrijpt de heer de P. zeer goeden dat men dat
doen wil in de algemeene weten niet overlaten aan
plaatselijke verordeningen, begrijpt hij nog beter. Hij
heeft echter bezwaar tegen de uitdrukking „kenne.
lijke" dronkenschap. Wel ziet hij uit de memorie van
toelichting dat men daarmede bedoeld heeft dat „de
dronkenschap zóo duidelijk zichtbaar zijn moet dat
daardoor aan anderen aanstoot gegeven kan worden;
doch hij vreest dat dit door den rechter niet altijd in
het enkele woord „kennelijk" zal gelezen worden.
Van geachte zijde schrijft men ons uit Rotterdam
„Ontzaglijk groot was heden de sensatie, toen men
vernam dat de voormalige koffiehuishouder Jut en zijne
vrouw, die hier sedert eenige maanden gevangen zit
ten, voor den rechter-commissaris (nr. J. C. E. baron
van Lijnden) bekend hadden, dat zij de schuldigen
waren aan den moord, in het laatst van 1872 in den
Haag op mevr. van der Kouwen en hare dienstbode
gepleegd. Voor ons publiek twee hevige emoties in
éene week! Eerst de overeenkomst, door den heer
Heemskerk met de Rijnspoorweg maatschappij gesloten,
en daarop de eindelijke ontdekking van de ware
moordenaars (aan vermeende moordenaars is gedu
rende d^ twee jaren, dat deze geschiedenis geduurd
heeft, geen gebrek geweest!). Was de eerste dezer
emoties meer beperkt binnen de kringen van het ont
wikkeld deel onzer bevolking, de tweede deelde zich
aan alle klassen mede.
„Men had zich reeds ontwend aan het denkbeeld,
dat Jut en vrouw de moordenaars konden zijn, vooral
sedert dat geval met den Indischen soldaat Lagemans.
Toen de beide eerstgenoemden in hechtenis waren ge
nomen, werd hoogstens aan medeplichtigheid gedacht,
en de lange duur der instructie deed reeds wanhopen
of zij wel tot eenig resultaat leiden zou. De tijding,
dat eene volledige bekentenis was afgelegd, was dus
eene verrassing.
„Aanstonds kwamen nu allerlei gedetailleerde ver
halen in omloop, die, naar ik zie, voor een deel ook
in de pers buiten Rotterdam toegang hebben gekregen,
Men zij voorzichtigdat men geen verdichtselen voor
waarheid aanneme. De mededeelingen in de Nieuwe
Rotterdamsche courant kan ik bevestigen; zij zijn vol
komen vertrouwbaar. Tot aanvulling geef ik nog en
kele bijzonderheden aangaande de personen en hunne
arrestatie.
„Jut en vrouw hebben hier slechts kort gewoond,
en ze waren ook hier blijkbaar niet op hun gemak,
zoodat het plan reeds bestond om weder in het buiten
land de tenten op te slaan. Hun koffiehuis op het
Haagsche veer was tamelijk beklant. Jut was niet zui
nig op het gestolen geld; hij veroorloofde zich vele
dwaze uitgaven en had zijne kostbare liefhebberijen.
Zoo bezat hij en dit is zeer karakteristiekeene
uitgebreide en werkelijk fraaie collectie wapenen, die
bij de huiszoeking van de politie in zijne woning ge.
vonden werd. Men zou haast denken dat hij plan had
om te eenigertijd van deze wapenen een gelijk gebruik
te maken, als hij eenmaal van een dolk gemaakt hadj
Vrouw J utofschoon thans de echtgenoot van een wel
gesteld koffiehuishouder, had al de manieren behouden
van de voormalige dienstmeid. Dit moet hem aan de
Kaap tijdens zijn baronschap nog al gegêneerd hebben
Hier had het ten gevolgedat het echtpaar bij de buren
zeer weinig gezien was en dat er over hun herkomst
ongunstig gesproken werd.
„Hunne arrestatie heeft onder veel eenvoudiger om
standigheden plaats gehad dan indertijd door sommige