MIDDELBURGSCHE
COURANT.
I
I
i
F 213.
Woensdag
1875.
8 September.
Jl
Middelburg 7 September.
EEN CONGRES 17AN LANDMETERS.
Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2en Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen.
De prijs per 3/m., franco is f 3.SO.
In de heden namiddag gehouden zitting van den
gemeenteraad van Middelburg hebben de nieuw
benoemde leden de vereischte eeden afgelegd en zitting
genomen.
De heer nr. N. C. Lambrechtsen van Ritthem is her
kozen als wethouder en heeft die betrekking opnieuw
aangenomen. Evenzeer is hij herkozen als ambtenaar
van den burgerlijken stand.
Blijkens mededeeling van den voorzitter is het con
tract tusschen deze gemeente en den heer Ch. Gr. J.
Pietersen te 's Gravenhage, tot aanleg en exploitatie
van een tramway van Middelburg naar Vlissingen en van
Middelburg naar Domburg, waartoe de minister van
binnenlandsche zaken vergunning heeft verleend, voor
zooveel deze gemeente betreft gesloten.
De ingekomen rekening van het bestuur der gods
huizen is gesteld in handen der financieele commissie.
Door den voorzitter is o. a. medegedeeld, dat de
school op de Wal dezer dagen voltooid zal zijn; dat
de verlichting der loskade met gas op 1 dezer een
aanvang heeft genomen en goed voldoeten dat bij de
door burgemeester en wethouders gehouden inspectie
van de gestichten onder het bestuur der godshuizen
alles in de volmaaktste orde is bevonden.
Van den heer G. Moorman is voor de oudsheidskamer
ten geschenke ontvangen een penning zooals die door
de vroegere stads-lijkdienaars alhier gedragen werden.
Eenige voorstellen van burgemeester en wethouders
betreifende verhooging van jaarwedden van hulponder
wijzers enz. zijn op voorstel van den heer van Berle-
kom, niet behandeld, maar om advies naar de plaatse
lijke schoolcommissie verzonden.
Op voorstel van burgemeester en wethouders is be
sloten tot inwilliging van het verzoek van den heer
A. M. Tak namens den heer mr. J. P. R. Tak van
Poortvliet, om grond in erfpacht achter het hem toe-
behoorend pakhuis op den Kinderdijk alhier.
De gemeentebegrooting voor 1876 is overgelegdzij
bedraagt in ontvang en uitgaaf f 218,150.62$.
Voorts heeft de benoeming plaats gehad van leden
voor de vaste commissiën uit den raad.
Van een en ander geven wij in een volgend nommer
het gewone verslag.
Ter openbare terechtzitting voor burgerlijke zaken
van het provinciaal gerechtshof in Zeeland van heden,
heeft jhr. mr. W. H. Snouck Hurgronje, wonende
alhier, den eed als advocaat afgelegd, zooals die bij
de wet is voorgeschreven.
Toen in de heden namiddag gehouden zitting van
den Vlissingsehen gemeenteraad de benoeming
van een wethouder aan de orde was en na twee vrije
stemmingen niemand de volstrekte meerderheid ver
kregen hadhad eene derde of herstemming plaats,
waarbij de heer J. G. Hector, aftredende wethouder,
alsmede de heeren H. E. Kleijnhens en M. Pot ieder
3 stemmen verkregen. -
Alstoen werd de vraag te berde gebracht of tus
schen de drie genoemde heeren zou worden geloot of
wel eene vierde stemming zou plaats hebben. De
meerderheid besloot tot eefi vierde stemming, waar
van het resultaat was dat de heer J. G. Hector 4 en
de heer Kleijnhens 3 stemmen verkregen.
Hierop volgde weder een uiteenloopende discussie,
die een vijfde stemming ten gevolge had, waarbij de
heeren Kleijnhens 5 en Hector 4 stemmen op zich ver-
eenigden.
De heer Kleijnhens werd alsnu als gekozen beschouwd,
doch de heer J. G. Hector heeft verklaard dat hij zich
op gedeputeerde staten van Zeeland beroepen zal, als
sijnde de gehouden stemmingen in strijd met de wet.
Het gewijzigde jachtwetsvoorstel der heeren Gra-
tama, Idzerda en van Kerkwijk heeft het laatste sta
dium van voorbereiding, alvorens in beraadslaging te
kunnen komendoorleefd. De voorstellers hebben in
eene memorie van antwoord op het afdeelingsverslag
eenige der gemaakte bezwaren wedei legd. Het voor
stel kan dus nuals de kamer na den derden Maandag
dezer maand weder bij-'enkomt, aan de orde gesteld
worden.
De werkzaamheden van het congres tot hervorming
en codificatie van het volkenrecht zijn afgeloopen
en werden Zaterdag jl. besloten door een feestmaal in
het badhuis te Scheveningenwaaraan 112 leden der
Yereeniging en ook de ministers van binnenlandsche
zaken en financiën met hunne dames deelnamen. De
gebruikelijke gelegenheidsdronken bleven niet ach
terwege. Het feest werd met een vuurwerk besloten.
De meeste vreemdelingen hebben den Haag reeds
verlatensommige om hun uitstapje in ons land
voort te zetten, andere om naar het buitenland
terug te keeren.
De Staats courant van heden bevat het koninklijk
besluit van den 21en Augustus jl. tot regeling der
meting van zeeschepen.
Het „Weekblad van het regt" herinnert heeren ad
vocaten aan de bepaling van art. 6 van het reglement
van orde, voorschrijvende, dat zij ieder jaar in de
maand September hun akte van beëediging moeten la
ten viseeren ter griffie van het collegewaarbij zij zijn
ingeschreven.
Onze Haagsche correspondent schrijft ons het volgende
„Er worden tegenwoordig zooveel nationale en inter
nationale congressen gehouden, dat het waarlijk wel
te vergeven iszoo men er nu en dan een over 't hoofd
ziet, en wanneer van zoodanig congres weinig of geen
gewag in de dagbladen wordt gemaakt, is er bovendien
bijna geen sprake van vergeving meer. Nu heb ik
voor mij liggen het verslag van een zoodanig congres,
te Amsterdam in Juni gehouden, van landmeters van
het kadaster; het gewicht van het onderwerp wettigt
het terugkomen op dat congres na een tijdsverlooop
van drie maanden. Met het oog op een aan den minister
van financiën toegeschreven voornemen om het kadaster
te reorganiseeren vroegen en verkregen eenige landme
ters van Z. E. verlof om eene bijeenkomst te houden
ten einde „den tegenwoordigen toestand van den kadas-
tralen dienst te bespreken en van gedachten te wisselen
omtrent maatregelen, welke gebleken leemten zouden
kunnen aanvullen, in openbaar geworden behoeften
voorzien en den geregelden gang der kadastrale admi
nistratie voor het toekomende waarborgen", en om het
verslag van die bijeenkomst aan den minister te mogen
mededeelen. Zes en tachtig landmeters namen aan de
bijeenkomst deel.
„Ware 'tniet uit deferentie voor de landmeters, dan
zou ik het verslag gerust nog eenigen tijd onvermeld
kunnen latenomdat ik geen perioulum in mora aanwe
zig weet. De minister van der Heim toch is, evenals
velen zijner voorgangers, de minister der goede voor
nemens; hij trad op met plannen tot belastinghervor
ming, maar leverde op dit gebied niets anders dan
eene herinnering aan den barenden berg; thans wordt
hem door „wel-ingelichte" correspondenten het plan tot
indiening van de rekenwet toegeschrevenen wij ver
nemen van de landmeters dat hij ook het kadaster
reorganiseeren zal. Met zóóveel hooi op de vork komt
er gewoonlijk van het eigenlijke werk weinig terecht,
en kan men dus gerustelijk voorspellen dat èn het
tegenwoordige belastingstelselèn de gebrekkige comp
tabiliteitswetèn de tegenwoordige inrichting van het
kadaster nog wel eenigen tijd in wezen blijven, ja
misschien den minister van der Heim overleven zullen.
„Maar, revenons a nos landmeters. Zij gaven op do
bijeenkomst hunne overtuiging te kennen dat de kada
strale dienst in verval" wasen dat bij elke reorgani
satie de oorzaak van dit verval alleen is weg te nemen
door het aannemen van de volgende beginselen.
„„a kadastrale administratiegevoerd door kadastrale
ambtenaren
„„4 volkomen vrijmaking der kadastrale administra
tie van elke inmenging van de administratie der directe
belastingen
„„c hergeving van het noodige gezag aan de inge
nieurs-verificateur als zijnde deze de éenige technische
hoofd-ambtenaren van het kadaster."
„Deze hoofdbeginselen of liever dit hoofdbeginsel,
omdat alle drie punten slechts deelen zijn van het
hoofdbegrip onafhankelijkheid van den kadastralen
dienst, werden nader geformuleerd in stellingen,
waarvan ik alleen de eerste vermeld
„„De kadastrale en hypothecaire bureaux worden in
rechtsgebouwen overgebracht.
„„Aan de ingenieurs-verificateur wordt de inrichting,
zoomede de keuze der lokalen voor de kadastrale
bureaux in die gebouwen opgedragen."
„De landmeters maken het oordeelen over hunne
denkbeelden en inzichten niet zeer gemakkelijk. Ik
lees in het verslag het volgende: „Wie nu is het
meest bevoegd om over het kadaster en kadastrale
aangelegenheden te oordeelen? Even als in alle andere
zaken, achten ook in deze materie een menigte lieden
zich tot beoordeelenja tot raadgeven bevoegd, of
schoon ze met het kadaster geheel onbekend zijn of
er hoogstens zeer oppervlakkig mede in aanraking ko
men, en deze zijn het ook die niet zelden het luidste
en op een toon van gezag durven spreken" vervolgens
wordt gewezen op de ervaring en bevoegdheid tot oor
deelen van de landmeters ter bijeenkomst tegenwoordig,
en den minister op liet hart gedrukt dat hij dit niet
uit het oog mocht verliezen bij het lezen der op de bij
eenkomst genomen besluiten en de tegenvoorstellen door
andere ambtenaren te doen. Nu zie ik hieruit al dade
lijk dat de heeren landmeters mij bij uitstek onbevoegd
zullen achteneene onbevoegdheid trouwens die ze met
een den minister van der Heim aansmeeren, die even
min als ik landmeter of aspirant-landmeter is of geweest
isen aan wiens eindbeslissing ze zich toch wel zullen
dienen te onderwerpen. Maar wie een gedrukt verslag
van eene bijeenkomst uitgeeft stelt zich bloot aan de
zelfs onbevoegde kritiek, zoo hij haar niet uitnoodigt
hierin neem ik de vrijheid een enkel woordje over het
hoofddenkbeeld der landmeters, de geheele onafhanke
lijkheid te zeggen.
„Ik ben een zeer groot voorstander van de persoon
lijke verantwoordelijkheid, van het begrip van indivi
dualiteit om 't zoo eens te noemenen zal me daarom
verheugen over elke uiting der neiging om de
zedelijke onafhankelijkheid te hernemen, maar toch
dunkt mij dat de landmeters van het kadaster wel
wat verre gaan. Er moet een modus in rebus wezen
men mag de belangen van het geheel, de omstan
digheden, niet voorbij zien; met andere woorden de
zin van individualiteit moet door het begrip van soli
dariteit worden getemperd. Dit du houden de land
meters niet zeer vast in het oog. Elke tak van dienst
kan bezwaarlijk geheel op zich zelf staan, om als eene
soort van technische eenheid geheel onafhankelijk bij
wijze van zelfregeering te worden beheerd. Langs dien
weg zou de administratie gaan wemelen van kleine
imperia in imperiamet den aankleve van verregaande
kostbaarheidomslag en ongerief voor het publiek.
Thans reeds wordt, om ons bij het departement waar
onder het kadaster behoort te bepalen, met grond aan
gedrongen op eene vereeniging van postwezen en tele
grafie; kan men tegelijkertijd eene afscheiding ver
wachten van het kadaster van den algemeenen dienst
tak, waartoe het behoort?
„Maar de landmeters beweren niet tot den dienst der
directe belastingen te behoorenen verlangen juist op
dien grond zoo al geene echtscheiding dan toch schei
ding van tafel en bed. Nu is het volkomen waar dat
het kadastrale werk iets anders is dan het werk der
directe belastingen, maar even zoo is het werk der
posterijen iets anders dan het werk der telegraphie.
En daarenboven is dit toch wel een feit, dat het ka-