MIDDELBURGSCIIE COURANT BIJVOEGSEL •nnectie censcht op van lelieven tter D laring- elbaren goodigd iigd bij 8,30, 7 1 u.) ■4,40, 8. Middel- I AM. im: U. n 1,30 9,30 >,30 n >,30 1.15 i.45 1.16 ..50 >.7 1.47 3.12 10.- 10.24 10.35 3.20j 10.45 7.30 8.32 8.51 9.20 8.15 8.55 9.15 9.30 VAN DE van Maandag 6 September 1875. N° 211. Rechtzaken. Gisteren werd voor het provinciaal gerechtshof in Zeeland eene zaak behandelddieh are belangrijkheid alleen ontleent aan de omstandigheid dat zij betrekking heeft op de veiligheid van het goederenvervoer per spoorweg. De hier wonende 17jarige M.vroeger volontair bij de Maatschappij tot exploitatie van staatsspoorwegen en tegen een honorarium van 200 op het station Goes werkzaam, stond terecht ter zake van diefstal, gepleegd bij nacht in een bewoond huis door middel van binnenbraak. Het feit dat tot deze beschuldiging aanleiding gaf is het volgende. De getuige F. den Hertog, te Leeuwar den, heeft den 7en Maart jl. aan den agent der firma van Gend Loos een pakje overgegeven, geadresseerd aan zijn schoonvader A. Cornelis, winkelier te Goes. Behalve eenige andere losse goederen en een paar brieven bevatte dat pakje ook een porselein kommetje, een 60tal stalen pennen, een potlood en vier stukken drop. Het was vervat in een kartonnen doos met een grauw papier omwikkeld, voorzien van touwen en met een lak verzegeld. Twee dagen later, 9 Maart, is bedoeld pakje met den laatsten trein uit Roosendaal te Goes aangekomen en door den ladingmeester J. Neerhout in ontvang ge nomen ter bezorging voor van Gend Loos. Het bevond zich in ongeschonden toestand en werd door genoemden ladingmeester omstreeks half elf uur in het bagage bureau, dat onmiddellijk grenst aan het bureau van den stationschef, nedergelegd. De ladingmeester en de wisselwachter de Koning verlieten vervolgens het station na vooraf het bagagebureau behoorlijk gesloten te hebben met een sleutel, die steeds op een geheime plaats geborgen wordt. De besch.destijds als volontair aan dat station werkzaam, bleef dien zelfden avond met verlof van den stationschef, den getuige J. Bebelaarna het sluiten van den dienst omstreeks half elf op het bureau werk zaam tot het in orde brengen van maandregisters. Hij is van daar te 1 uur vertrokken. Het station was van buiten behoorlijk gesloten en behalve de beschuldigde bevond zich niemand daarin dan de stationschef en zijne moeder, diejop de bovenverdieping gehuisvest zijn. Den volgenden morgen half zeven opende de wissel wachter de Koning het bagagegebouw weder. Het bewuste pakje was daarin toen nog aanwezig, doch met gebroken zegel, blijkbaar geopend geweest en aan de onderzijde met olie doortrokken, terwijl het grauwe papier ge scheurd was. Later is tevens gebleken, dat op het register waaraan de besch. dien nacht gewerkt heeft evenals aan het pakje een groote olievlek merkbaar was. De besteller van v. Gend Loos, de getuige D. Lin deman, het pakje ziende, zeide: „Godd dat is open geweest!" Hij weigerde het dan ook aan te nemen en sprak er met den stationschef over. De beschuldigde trachtte hem echter over te halen om het den geadres seerde aan te bieden en bood hem eene schriftelijke verklaring aanwaarbij hij zich verbond om als er iets aan het pakje haperde de schade te vergoeden. Lin deman bleef echter bij zijne weigering. Volgens de opgave van den beschuldigde echter zou hij niet zich zeiven aansprakelijk gesteld hebben voor eventueele schade, maar wel de exploitatie-maatschappij, en zulks op grond dat het meer gebeurt dat geschonden goederen onder reserve besteld worden. De verklaring van den ladingmeester Neerhout luidde zeer bezwarend voor den beschuldigde. Deze getuige verklaarde namelijk onder eede, dat de besch. den volgenden morgen tot hem gezegd heeft: „Hoor eens, ik heb dat pakje opengemaakt uit nieuwsgierigheid; zég er maar niets van aan den chef, want dan krijg ik een standje." Voorts gaf hij hem een potlood, zeg gende dat hij nog vergeten had dit er in te steken en verzoekende dat getuige dit voor hem zou doen. Laatst genoemde bedankte daarvoor, doch beloofde over het gebeurde te |zullen zwijgen. Toen zou de besch. zelf, blijkbaar onthutst, dat potlood in het pakje gestoken hebbendoch zóo onhandig dat het er aan den anderen kant weder dwars door het papier uitkwam. De besch. ontkende een en ander evenwel pertinent en deed zijnerzijds ten aanzien van dezen getuige eenige weinig vleiende mededeelingen De belofte van te zullen zwijgen heeft Neerhout later verbroken, naar hij zeide omdat hij, toen er van de zaak werk werd gemaakttot nadenken is gekomen en begreep dat als de besch. bleef ontkennen en hij bleef zwijgen, hij of een der andere beambten zou kunnen verdacht worden. Bij een door den brigadier der rijksveldwacht J. D. de Leeuw ingesteld onderzoek is hem en den getuige A. Cornelis gebleken, dat in het pakje ontbraken eenige stukken drop, een porseleinen kommetje en eene hoe veelheid stalen pennen, die daarin volgens den bijge- voegden brief door den afzender geborgen waren. De beschuldigde ontkende en bleef ontkennen, dat hij, zooals hem ten laste wordt gelegd, het pakje zou geopend hebben, ja zelfs het in handen te hebben ge had. Wat de olievlek op het bewuste door hem ge bruikte register betrof, gaf hij op dat die is ontstaan doordien hij zijne vingers had vuilgemaakt met olie uit een olielampje, dat hij uit het goederenbureau had genomen ten gebruike tot het aanmaken van de kachel op zijn kantoor. De vlek aan het pakje kan ontstaan zijn in de goederenwagen waar olie gemorst was. Het openbaar ministeriewaargenomen door den advo caat-generaal mp. N. H. van Nes van Meerkerk achtte den diefstal in een bewoond huis door middel van binnen braak luce clarius bewezen. En wat de schuld van den beschuldigde daaraan betrof, bestaat er wel is waar geen sterk bewijs, maar zijn er verschillende aanwijzingen aanwezig die spreker voldoende voorkwamen om in den zin der wet een requisitoir tot veroordeeling te nemen. Die aanwijzingen zijn: de bekentenis van den besch. dat hij in den bewusten nacht tot 1 uur alleen in het station werkzaam is geweest; de olievlek op het pakje en tevens op het dien nacht gebruikte registerwelke laatste blijkbaar niet afkomstig is van eene aanraking met vingers die door olie bevuild waren; maar bovenal de buitengerechtelijke bekentenis van den besch. aan den ladingmeester Neerhout, wiens verklaring zijns inziens van dien aard zijn dat het hof, dien getuige geloovende, en hij vond hoegenaamd geen reden voor het tegendeel, den besch. moet veroordeelen. De waarde van het ontvreemde 1.25) is gering, maar het feit volgens spreker niettemin gewichtig, vooral daar de besch. niet vooruit heeft kunnen weten, dat het pakje geen voorwerpen van grootere waarde inhield dan nu het geval is geweest. De slotsom van het requisitoir wasdat de advocaat- generaal schuldigverklaring van den besch. vroeg en zijne veroordeeling tot minstens vijf en hoogstens vijftien jaren tuchthuisstraf, tenware het hof uithoofde van den jeugdigen leeftijd van den besch. en de geringe waarde van het ontvreemde termen mocht vinden tot toepassing van art. 9 der wet van 29 Juni 1854, Staats blad n° 102. De verdediger ra'. E. F. M. Mathon, den besch. toege voegd, begon met een korte schets van den levensloop van zijn cliënt, waaruit bleek dat deze zich vroeger steeds de tevredenheid zijner onderwijzers verworven heeft, terwijl hij later, als volontair bij de Exploitatie-maatschappij geplaatst, ook de tevredenheid en het vertrouwen van den stationschef te Goes genoot, zelfs zoo groot ver trouwen dat hij, een jongen van 16 jaar, van tijd tot tijd den chef verving, iets wat pleiter trouwens ten zeerste afkeurde. Vervolgens vroeg de verdediger, thans voor de eerste maal als zoodanig optredende, 's hof aan dacht en meende hij zich daarvan overtuigd te mogen houden, waarna hij achtereenvolgens de door het openbaar ministerie aangevoerde bezwaren trachtte te weerleggen. Wat de olievlek op het register hetrof, nam hij de voorstelling aan die de besch. daaromtrent gegeven heeft, en wat aangaat de zoogenaamde buitengerechtelijke bekentenis aan den getuige Neerhoutdeze is volstrekt niet bewezen; zij blijkt alleen uit de verklarigen van dien getuigeen daaraan hechtte pleiter weinig waarde, omdat die getuige onder eede voor den rechter-commis- saris verklaarde de geheele waarheid te zullen zeggen en desniettegenstaande verzweeg wat hij thans verklaard heeftterwijl hij andere zaken weder anders voorstelde. Het steken van het potlood in het pakjedoor dien ge tuige medegedeeld, wordt door den besch. ontkend en is ook door geen andere getuigen bevestigd, terwijl bovendien in het papier waardoor het gestoken zou zijn geen gat zichtbaar is. Aangaande de aanbieding eener verklaring tot schadevergoeding door den besch. indien die noodig bleekwees de verdediger ook op de aannemelijkheid der opgave van zijn cliëntdat hij niet zichzelven, maar de Exploitatie-maatschappij aansprake lijk had willen stellen. Voorts betoogde de verdediger, dat de besch. geen reden kon hebben tot het plegen van het hem toege dichte feit, waardoor hij zijn levensgeluk in de waag schaal stellen en tevens zich zeiven en zijne ouders ontzaglijk verdriet berokkenen zou. Dat er geen gelds waarde in het pakje zat wist hij, want dan zou het niet op het goederenbureau neergelegd, maar ter hand gesteld zijn aan den stationschef, die geldswaarden in bewaring houdt Ook de ruwe wijze waarop het pakje geopend en weder dichtgemaakt is getuigt dat het onmogelijk kan gedaan zijn door den besch., die immers ten volle in de gelegenheid was om, met allenoodigehulpmiddelen, het pakje naar behooren weder te sluiten. Dat zijn cliënt het pakje uit nieuwsgierigheid zou geopend heb ben achtte hij mede onaannemelijk, omdat hij daartoe te verstandig is. Pleiter mocht en kon niemand anders beschuldigen het pakje geopend te hebben, maar achtte zich wel gerechtigd aan te nemen dat het openbaar minis terie te ver gaat met zijne beschuldiging ten laste van dezen besch.daar immers 's morgens ook anderen in het goederenbureau toegang hebben gehad. Ook kan een kind zijn binnengekomendat uit nieuwsgierigheid of snoeplust het pakje geopend heeft, hetgeen eerder is aan te nemen van een klein kind dan van een ontwik keld jongmensch als deze besch. Op grond van een en ander achtte hij de schuld van zijn cliënt niet bewezen en concludeerde hij tot vrij spraak. Bij de repliek verklaarde de advocaat-generaal dat hij niet het meeste gewicht hecht aan de bewuste olie vlek, maar wel aan de verklaringen van den getuige Neerhout, die in 't begin alleen gezwegen heeft om den besch. te sparenmaar dat stilzwijgen verbroken heeft toen hij zag .[dat de zaak een andere wending nam. Overigens verdacht spreker den besch. niet,van snoeplust, maar van dolusdaar hij dit pakje geopend heeft zon der te weten wat daarin zat. Hij persisteeerde dan ook bij zijn genomen requisitoir. De verdediger gaf bij dupliek nogmaals te kennen, dat hij geen geloof hecht aan de verklaringen van Neer hout die blijkbaar zwijgt of spreekt naar gelang hem dit door den chef geraden wordt. Ook hij persisteerde bij de genomen conclusie. Heden heeft het hof uitspraak gedaan en bij gemoti veerd arrest als wettig en overtuigend bewezen ver klaard dat het meergenoemde pakje op het station Goes geopend is en daaruit bedoelde goederen ont vreemd zijn. Omtrent de vraag of deze beschuldigde de dader is van het gepleegde feit heeft het aangenomen dat gewichtige bezwaren tegen den besch. bestaan: vooreerst dat hij, volgens zijne eigene bekentenis, in den avond van 9 Maart op zijn bureau een paar uren is blijven werken nadat het station gesloten was voorts dat het goederenregister waaraan hij toen ge werkt heeft met olie bevlekt is evenals het bewuste pakje; en eindelijk dat hij aan den getuige "Neerhout, volgens diens verklaringzou bekend hebben het feit gepleegd te hebben. Bij do pertinente ontkentenis van den besch. heeft het hof evenwel de overtuiging niet verkregen dat hij het als bewezen aangenomen feit bedreven heeft. Het heeft mitsdien zijne schuld niet-bewezen verklaard en hem overeenkomstig artt. 210 en 216 van het wetboek van strafvordering, vrij gesproken de kosten te dragen door den staat. Gemengde berichten. De 'kostbare geschenken, die de Indische grooten den prins van Wales voornemens zijn bij zijn aanstaand bezoek aan te bieden, worden*meestal volgens teekenin- gen en modellen uit Indië te Londen gemaakt, daar de iulandsehe kunst niet meer aan den meer gecivili- seerden smaak van de radjas voldoet. Van alle Indi sche vorsten dreigt slechts de nauwelijks tienjarige Nizam van Haiderabad, de grootste staat in Indië onder regeering van een inlandsch vorst, de Indische autoriteiten moeilijkheden te zullen baren, daar hij stellig weigert den prins van Wales zijn hulde te brengen; wat hij beneden zijne waardigheid acht. Men hoopt echter den jeugdigen stijfkop nog wel tot rede te brengen. In den laatsten tijd werd gemeld, dat Garibaldi ongesteld was. Het blijkt echter, dat dit niet het geval is, maar bij zijn terugkeer op Caprera heeft hij de zaken op zijn eiland niet in de gewenschte orde gevon den en zich daarop wat sterk ingespannen, terwijl de dood van zijne dochter Anita hem zeer heeft getroffen- Volgens de Milaansche Secoio heeft de markies Filippo Villani uit Varzin aan Garibaldi een karakterschets van von Bismarck gezonden. Daarop heeft de held van Caprera het volgende geantwoord„Mijn waarde Villani Gij hebt mij een grootsche en onvergelijkelijk juist naar het leven geschetste schildering van von Bismark ge leverd. Gij hebt hem waarlijk begrepen dien grooten man, aan wien de wereld de verheven zedelijke veld slagen dankt, die meer dan de materieele er toe zullen bijdragen om de priesterlijke Hydra van den leugen in het stof te werpen." De koningin van Engeland heeft het patronaat van de Church of England Temperance society (Matig- heidsvereeniging der staatskerk) aangenomen. De leden van deze vereeniging zijn niet tot geheele onthouding van geestrijke dranken, maar slechts tot matigheid in het genot daarvan verplicht. Uit Rome wordt aan de Milaansche Osservatore i

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1875 | | pagina 5