REN
het Soli.
I
IHIDDGLBIIRGSCIIE COURANT
i-Beveland,
a 50000 de
en voetpa-
|sseheidingen,
fden enz. enz.
Heer
)EN,
JILER
BN UREN
HS1
;roam.
BIJVOEGSEL
Middelburg 28 Augustus.
De Coöperatieve Voorschotvereeniging en
Spaarbank te Middelburg.
Het Ontwerp—wetboek van strafrecht.
w VAN CIT-
eid. Adres
:ene Dienst-
oepoortstraat.
benoodigd.
JUTTING
\ie Zeeland.
Middelburg.
3.90.
ju stand.
1
Jiuttershof.
\ON.
SCHUT-
JING.
tsOON.
afgegeven.
1, 3,30, 7,
Jlaats 1 u.)
2, 4,40, 8.
tan Middel-
iber.
rdam
9,30 u.
9,30
10,30
10,30
110,30
10,30
12- B
12,- B
12, - r
12,- B
12- B
VAN DE
van Maandag 30 Augustus 1875. N° 205.
6.15
-
6.4,5
8.16
*8.50
*9.7
*9.47
10.-
10.24
10.12
10.35
10.20
10.45
7.30
8.32
8.51
9.20
8.15
8 65
9.15
9.30
De statuten dezer volksbank komen bijna woordelijk
overeen met de in 1868 opgerichte en met zoo gunstig
gevolg werkende Goesche vereeniging, hier en daar
aangevuld met hetgeen de ondervinding of het voor
beeld van andere vereenigingen sedert dien tijd als
wenschelijk of noodzakelijk heeft doen beschouwen.
Als de beginselen op welke iedere voorschotvereeni
ging moet gevestigd worden, wil zij aan de eischen
van degelijkheid en vruchtbaarheid voldoen, noemde
de heer uw. H. Goeman Borgesius reeds in 1873:
Eigen bestuur door de leden; strenge vasthouding
aan het beginsel van eigen hulp; ieder die voor de
vereeniging werkt moet er voor betaald worden.
Ieder lid moet door geregelde storting langzamer
hand zijn aandeel vol maken; meer dan éen aandeel
mag door niemand genomen worden.
Tot dekking van groote verliezen wordt een reserve
fonds gevormd, samen te stellen uit de entree-gelden
der leden en een gedeelte der winst.
Geen voorschotten worden gegeven anders dan tegen
voldoenden waarborg. Het bestuur mag elk verzoek
om voorschot weigeren, zonder de redenen der weige
ring op te geven.
Ieder lid is voor zijn hoofd aansprakelijk voor de te
leenen gelden.
Het ledental is onbeperkt; doch bij het aannemen
van nieuwe leden moet op hun zedelijk gedrag wor
den gelet.
Deze beginselensedert de schepping der eerste
credietvereenigingen in Duitschland, in 1849als noodig
en deugdelijk bevonden en door Schulzeden man die
tot de geheele beweging den voornaamsten stoot gege
ven heeft, steeds gepredikt, zijn ook de grondslagen
der Middelbnrgsche volksbank. Haar doel wordt in
artikel 1 harer statuten op de volgende wijze omschreven.
„Het doel der vereeniging is, door toepassing van
het beginsel van eigen hulp, den leden het voor hun
handel, nering of bedrijf benoodigde kapitaal te ver
schaffen en tevens aan allendie daarvan gebruik
willen makende gelegenheid te geven om spaargelden
zeker en met eenig voordeel te beleggen, en alzooook
den arbeider in de gelegenheid te stellen om geldelijke
hulp te kunnen erlangenen spaarzaamheid op te
wekken."
Het entrée-geld, te betalen om lid der vereeniging
te worden, is vastgesteld op 2.40, welk bedrag in éensof
in maandelijksche bedragen van minstens 20 cent vol
daan moet worden. Ieder aandeel bedraagt f 100, door we-
kelijksche stortingen van minstens 10 of maandelijksche
van minstens 50 cent langzamerhand vol te maken.
Zoolang het aandeel van een lid niet ten volle is aan
gezuiverd, krijgt hij zijn deel in de winst niet in handen,
maar wordt dit bij het gestorte gedeelte geschreven om
tot de vorming van het aandeel bij te dragen.
Voor het overige wordt de zuivere winst het eerste
jaar voor het reservefonds bestemd. Dit fonds ontvangt
verder ieder jaar 25 pet. van de winsten, en wordt als
omloopend kapitaal gebezigd, zoodat het herhaaldelijk
kan worden omgezet, waardoor de winst des te grooter
kan worden. De helft der jaarlijksche winst wordt
uitgekeerd aan de vier hoofdbestuurders, als vergoe
ding voor hunne bemoeiingen en schrijfbehoeften, en
de overschietende 25 pet. worden onder de leden ver.
deeld.
Voorschotten worden alleen verstrekt aan leden der
vereeniging. Het bedrag er van loopt van f 10 tot
hoogstens f 2000. Zij worden niet anders verstrekt dan
onder borgstelling van twee personen, tenzij het bedrag
beneden de som is, welke de voorschotvrager op zijn
aandeel gestort heeft, en voor niet langer dan een jaar.
De interest, welke van verleende voorschotten ver
schuldigd is, bedraagt 8 ten honderd in het jaar. Dit
cijfer is betrekkelijk hoog. De ondervinding heeft
echter geleerd dat coöperatieve vereenigingen een hooge
rente moeten vorderen, zoowel om eene eenigszins
beduidende winst te kunnen behalen als omdat zij zei
ven, natuurlijk tegen betaling van rente,.in den regel
moeten leenen. Tegen dit hooge cijfer bestaat trouwens
te minder bezwaar daar ieder die voorschot komt vragen,
tevens lid is der vereeniging en de winst ten slotte
onder de leden verdeeld wordt.
Ingeval van verzuim in de terugbetaling wordt 10
pet. in het jaar betaald van den vervaldag af.
In de spaarbank, die aan de voorschot-vereeniging
verbonden ismag ieder gelden deponeeren niet min
der dan 10 cent en niet meer dan f 1000; de leden der
vereeniging genieten echter vier, de niet-leden slechts
drie pet. interest van het ingebrachte geld. De teruggave
geschiedt onmiddellijkof met tusschenruimteu van een
week tot drie maanden, afhankelijk van het bedrag
der teruggevorderde gelden.
De algemeene vergaderingen worden gehouden in de
eerste maand van het boekjaar, dat van 1 October tot
uit0 September loopt, waarin rekening en verantwoor
ding wordt afgelegdbenevens in de 4e, 7e en 10e maan
den van het boekjaar, waarin van den stand der kas
opening wordt gegeven. Bovendien wanneer het bestuur
het noodig oordeelt, of vijf leden het verlangen.
Deze statuten zijn in de vergadering van eergisteren
goedgekeurdzoodat de vereenigingzoodra de voorbe
reidende maatregelen zijn genomen, hare werkzaamhe
den kan aanvangen.
De heer mr. de Pin to schrijft in het Weekblad van
het Recht het volgende over het ontwerp van een nieuw
wetboek van strafrecht, dat door de staatscommissie,
na een vijfjarigen arbeid is ingediend
Eene doorloopende beoordeeling van het reuzen-werk,
dat de commissie verricht heeftvan haar wetboek van
strafrecht met zijne 611 artikelen, met zijne memorie
van toelichting van niet minder dan 264 bladzijden
in quarto, om van de overige ontwerpen niet te spreken,
ligt niet in onze bedoeling.
Niemand, en zeker wel het allerminst de commissie
zelve, zal zich verbeelden, dat er iemand gevonden
worden zal, die met alle hare voorstellen van het begin
tot het einde onvoorwaardelijk vrede heelt. Maar bij
een werk als dit mag dit ook de vraag niet zijn van
hem, wiens ernstige wensch het is op eene goede wijze
tot een einde te komen. Voor wijziging en verbetering
is ieder menschelijk werk, en ook dit, vatbaar. Maar,
wil men van het zoogenaamde middel van amendement,
dat wij natuurlijk ook voor dit werk noch kunnen noch
willen uitsluiten, hier goede vruchten zien, dit denk
beeld moet op den voorgrond staan: hoe voorzichtiger
en hoe spaarzamer hoe liever.
Een eerste algemeene indruk bij allen zal wel deze
zijn, dat de commissie hare taak met voorbeeldeloozen
ernst opgevat en met niet minder voorbeeldelooze kracht
heeft voortgezet; dat men met andere woorden over
menige zaak met haar in gevoelen kan verschillen;
maar dat haar arbeid in grondigheid, in deugdelijkheid
en volledigheid weinig of niets te wenschen overlaat.
Welke moer of minder gegronde opmerkingen men
dan ook nu maken moge op een werk, nu men het
kent, geen verwijt kan minder verdiend zijn, dan
het voorbarig oordeel van hendie beweerdendat er
te veel tijd besteed werd aan den arbeid, dien men
niet kendeen dien men dusook in dat opzichtniet
kon beoordeelen. Nu echter zal men moeten erkennen,
dat vijf jaren voor menschendie nagenoeg alle andere
gewichtige ambtsplichten te vervullen haddenwaarlijk
zoo lang niet is. Wij ten minste hebben maar éen
wenschen die is dezedat anderendie geroepen zul
len worden daaraan hun tijd te bestedendien niet meer
zullen verbeuzelen en vertreuzelen, dan de commissie
gedaan heeft.
Met het wetboek biedt de commissie aan het ontwerp
eener wet op de invoering van het wetboek van straf
recht en den overgang van de oude tot de nieuwe straf
wetgeving, waarin men vereenigd vindt de onderwerpen,
voor de andere wetboeken behandeldin de afschaffings-
wet van 1829 en in de transitoire wet.
Wij behoeven het voorts aan onze lezers niet te her
inneren, dat meer dan éene wijziging in de overige
wetboeken, vooral in de wet op de rechterlijke organi
satie, de noodzakelijke gevolgen zijn van een nieuw
wetboek van strafrecht. Ook daarvoor ontvangen wij
de vereischte ontwerpen. Dat deze met goede zorg zijn
samengesteld, durven wij wel verzekeren; maar ver
zekeren, dat daarbij toch niet hier of daar iets is
over het hoofd geziendurven wij nieten veronder
stellen durven wij dit even weinig, omdat het in den
aard der zaak ligt, dat zoo iets bijna niet mogelijk is;
maar gelukkig kan men er bijvoegen, dat zulke gebre
ken of verzuimen (zoo die er zijn) weinig of niet hin
deren, omdat zij zeer gemakkelijk te herstellen zijn,
zoodra zij ontdekt worden.
Eene andere opmerking is deze
Men heeft verlangd een nationaal wetboek. Om
te weten, of de commissie ons dat gegeven heeft, zou
men het eerst over de juiste beteekenis van die uit
drukking moeten eens zijn; en wij zijn er volstrekt
niet zeker van, dat allen daaronder hetzelfde verstaan.
Zeker, iedere natie heeft haar eigen zeden, gebruiken,
gewoonten en maatschappelijke toestanden, waarmede
hare wetgevers rekening moeten houden, en niet alle
wetten, niet alle goede wetten, passen voor alle volke
ren der aarde. Aan den anderen kant heeft het recht
zijne regelen, die overal en altijd waar zijn; en heeft
bovendien de wetenschap van het strafrecht in de laatste
jaren zoo groote vorderingen gemaakt, dat het misschien
gevaarlijk zou worden te spreken van een specifiek
NederlandschDuitsch of Fransch nationaal wetboek.
Maar er is iets anderswat wij niet gewild hebben,
en wat wij ook niet krijgeneen zoogenaamd verneder-
landschten Code Pénal, een editiö repetitiae lectionis van
het Fransche wetboek. De commissie heeft gebroken,
onherroepelijk en onverbiddelijk gebroken met den code,
gebroken in alle opzichten, wat vorm en wat inhoud
betreft; en zij heeft ook gebroken met de Fransche
en Nederlandsche jurisprudentie, die zeker vele en goede
diensten heeft bewezen, maar die niet zelden toch ook
heeft medegewerkt om eene slechte wet nog slechter
te maken.
Zij heeft voor nog iets gezorgd: voor een alge
meen wetboek van strafrecht, en zij hecht daar
aan een zeer uitgebreide beteekenishet begrip
namelijk van „oplossing van alle strafwetten en alle
strafrechtelijke bepalingen, in andere wetten voorko
mende, behalve de fiscale en militaire, in het éene
wetboek van strafrecht"; op die wijze alleen kan, naar
het oordeel der commissie „de codificatie tot haar recht
komen". Wij kunnen ons met het denkbeeld wel ver
eenigen al ontveinzen wij ons nietdat er enkele be
zwaren aan verbonden zijn. Maar dit komt ons zeker
voordat voor hemdie dat doel wilde commissie
den eenig goeden weg heeft ingeslagendoor in art. 10
der invoeringswet eenvoudig af te schaffen alle strat
rechterlijke bepalingen, „voor zooverre zij niet in deze
wet worden gehandhaafd."
Wij erkennen de mogelijkheid en de waarschijnlijk
heid zelfs, dat ook hier of daar nog eene strafrechte
lijke bepaling kan schuilen, die men bij die uitzonde
ringen heeft vergeten te handhaven. Maar dat is iets
waarover men zich niet bezorgd behoeft temaken. Wij
hebben daarvoor hetzelfde antwoord, dat wij zoo even
gaven voor de wijzigings-wetten: zoodra dat blijkt, is
niets gemakkelijker dan de tout onmiddellijk te her
stellen.
Gemengde berichten.
Op het strand te Boulogne sur Mer ontstond Zater
dag jl. een groote verwarring. De zee was zeer laag
en het aantal badenden buitengewoon groot. De bad
koetsen waarvan er ongeveer 180 in gebruik waren
bevonden zich zoo ver mogelijk in zee toen eensklaps
de vloed met buitengewone snelheid kwam opzetten.
Slechts 10 paarden waren beschikbaar om de badkoet
sen op te halenen de talrijke toeschouwers begrepen
terstond, dat het onmogelijk zou wezen om alle koet
sen in tijds op vasten bodem of in voldoend ondiep
water te brengen. De personen die zich in de koetsen
bevonden bemerkten weldra het gevaar waarin zij ver
keerden. Zij die ontkleed waren begaven zich onmid
dellijk te watersommigen lieten hun kleederen in den
steek, terwijl anderen die in de handen boven hun
hoofd hielden. De dames, die den tijd hadden gehad
zich aan te kleeden, gebruikten haar zakdoeken als
noodvlaggen en schreeuwden om hulp. De bemanning
der reddingsboot werd met bazuingeschal bijeengeroe
pen; een menigte vrijwilligers liep te hulp. Van de
paarden kon men zich spoedig niet meer bedienen, want
het water was zoo hoog gestegendat de dieren slechts
zwemmende de koetsen konden bereiken en als zij
eenmaal waren ingespannen, was het moeilijk hen den
kop boven water te houden. De koetsen begonnen
reeds op de zee heen en weer te dobberen. Men slaagde
er in de vrouwen en kinderen in de booten te plaatsen
die ter hulp waren gekomen. De zee steeg al hooger
en hooger; de verst in zee staande koetsen dreven
reeds geheel vrij rond, doch gelukkigerwijs slaagde
men er in, met behulp der beste zwemmers, allen in
veiligheid te brengen, zonder dat eenig ander ongeluk
te betreuren is dan een vrij ernstige wond aan den
voet eener Engelsche dame, mevrouw Ory, een uitste
kende zwemsterdie ontkleed was en zich terstond
te water had begeven om hulp te verleenen. Zij kreeg
het wiel van een badkoets over haar voet. Velen
verloren hun kleedingstukken en kostbaarheden.
Hoe belangrijk de gevolgen zijn der toepassing
van de Pruisische wet volgens welke de staatsinkomsten
van wederspannige geestelijken kunnen worden inge
houden, blijkt hieruit dat alleen in het bisdom Ermeland
reeds 40,323 Thaler aan traktementen en subsidies wordt
ingehouden, behalve nog leverantie van hout en andere
voordeelen, die nog niet konden worden getaxeerd.
Het is bijna onbegrijpelijk dat in het in eigen
oogen bijna onverbeterlijke Pruisen nog rooverbenden
kunnen bestaan en toch is dit het geval. In de om-