MIDDELBURGSCHE COURANT. r 195. Woensdag 1875. 18 Augustus. BIJ DEZE (MEANT BEH00ET EM BIJVOEGSEL. Middelburg 17 Augustus. den I'-- 0.24 0.85 0.45 Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2™ Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen, De prijs per 3/ro., franco is f 3.50. Dieustvervanging. Dank zij de vereeniging, die generaal van Lim burg Stirum bezig is op te richten en het adres aan den koningdat door het weekblad Pro Patria op touw is gezet, behoort het vraagstuk van de verbetering onzer levende strijdkrachten weder tot de aan de orde gestelde onderwerpen. Ligt er iets bemoedigends in het verschijnsel dat een onder werp door de regeering op het oogenblik niet aan geroerd, (de ontwerp-militiewet van den minister Weitzel kunnen wij moeilijk als een beduidenden stap op den goeden weg beschouwen) door de natie zelve, gedreven door de bezorgdheid voor het landsbelang en niet afgeschrikt door de persoon lijke opofferingen die voor haar in het verschiet liggen, weder op het tapijt wordt gebraeht, van fiog meer beteekenis achten wij het feit dat omtrent de noodzakelijkheid om afdoende maatregelen te nemen, thans om zoo te zeggen geen verschil van gevoelen meer bestaat. Eenstemmig mag de pers genoemd worden in hare overtuiging dat voor de verzekering onzer landsverdediging verbetering onzer weerbaarheid onvermijdelijk is. Yan de Arn- hemsche courant af, die de enkele afschaffing der dienstvervanging bestrijdtdewijl zij naar den alge- meenen dienstplicht wenscht als naar een onvermij delijk kwaadtot welks verkrijging zij tegen grond wetsherziening niet op zou zientot de conservatieve organen toe, die, najaren lang de liberalen ver weten te hebben dat zij voor de verdediging van hun land niets over hebben, thans alles wat voor gesteld wordt met den „scheldnaam" liberaal ver dacht zoeken te maken, ligt aan al de zoo uiteen- loopende redeneeringen deze algemeen erkende, drieledige waarheid ten grondslag Het peil onzer levende strijdkrachten is in de tegenwoordige omstandigheden onvoldoende; verhooging van dat peil is slechts ten koste van Aanzienlijke offers te verkrijgenniettemin is het onvermijdelijk die offers te brengen. Van alle middelen, die bij vroegere gelegenheden reeds zijn of thans weder worden voorgesteld geven wij aan de enkele afschaffing der dienstver vanging, zooals die door generaal van Stirum be oogd wordtde voorkeur. Zij is voor ons de een voudigste maatregel; de eerste stap, die het meest voor de hand ligt en het gemakkelijkst door anderen gevolgd kan worden. Tegen algemeenen dienst plicht zullen wij, als 't niet anders kan, niet opzien. Haar alvorens daartoe te komen kan, meenen wij, begonnen worden met onze weerbaarheid te verster ken, door niet langer uitsluitend de wapenen toe te vertrouwen aan hen die het armst zijn of door het uitzicht op geldelijke winst zich in het soldatenpak steken. Daardoor kan beproefd worden of niet de „toe reikende landmacht van vrijwilligers"die fictie der grondwet, en of niet een meer voldoend aantal Nederlandsche vrijwilligers voor ons Indisch leger te verkrijgen zijn, wanneer de plaatsvervanging, het groote afvoerkanaal voor hen die uit eigen wil of door de noodzakelijkheid gedwongen tot den militairen dienst overgaan, zal zijn opgedroogd. Met de grondwet is het afschaffen der dienstver vanging niet in strijddewijl zij haar niet waarborgt, haar zelfs niet noemt. Het is volkomen juist wat door de Arnhemsche courant wordt aan gevoerddat de bedoeling der grondwet niet geweest kan zijn ieder Nederlander persoonlijk te laten dienen. In 1848 was men nog niet zoo ver van te weten dat de levensweg van ieder Europeesch burger, die aan een eigen vaderland hecht, voor een gedeelte behoort te loopen door de kazerne. Het was aan de jaren 1866 en 1870 voorbeljjpuden om ons allen die harde les te leeren. De grondwet bedoelde dus misschien dienstvervan ging, gelijk zij ook ongetwijfeld, de loting voor schrijvende als het middel om de militie „voltallig" te maken, er niet aan gedacht heeft dat er een tijd kon komen waarin door het bijna volslagen gebrek aan vrijwilligers en de steeds hooger stij gende eischen der defensie, het aantal der jaarlijks voor de aanvulling aan te wijzen miliciens wellicht zoo hoog kon rijzen dat de kansen op vrij-loting tot een zeer klein cijfer zouden worden terugge bracht. Maar dat alles is geen reden om, nu door den tijd nieuwe eischen voor de verdediging des lands aan het licht zijn gekomen, geen gebruik te maken van de rekbaarheid van sommige artikelen der grondwet teneinde in de wetten de noodige wij zigingen te brengen Integendeel ware het wen- schelijk dat onze grondwet in meer opzichten die rekbaarheid bezat, en niet, door het te veel afda len in bijzonderheden, aan menige door den tijd gevorderd wordende verandering in den weg stond. Is het middel doeltreffend? Het hangt er van af wat men er zich van voorstelt. Wij twijfelen of, bij den anti-militairen geest van ons volk, de afschaffing der dienstvervanging op eens een vol doend aantal vrijwilligers naar de kazerne zal doen stroomen, ofschoon dan toch de nadeelige invloed dien de thans bestaande behoefte aan remplacanten op het beschikbaar aantal vrijwil ligers uitoefent, biet kan worden weggecijferd-. Maar de afschaffing zal de zaak der landsverde diging maken tot eene die ieder persoonlijk zich zal aantrekken. De verbetering van het leven des soldaats, van zijne woning, zijn voedsel en zijn dienst, zal dan niet meer eene zaak wezen die in de bureaux van het ministerie van oorlog of tusschen den minister en de tweede kamer zal worden bediscussieerd, maar zij zal door ieder Nederlander ter harte worden genomenwiens eigen zoon of broeder er bij betrokken zal wezen. Voor de eischen van al die belanghebbenden zal iedere wederstand moeten zwichten. Niet minder groot zal echter het zedelijk voordeel wezen, door de afschaffing aangebracht dewijl zij een einde zal maken aan de meest stuitende on rechtvaardigheid, die op dit oogenblik in onze staatswetten te vinden is. Een voorrecht dat door alle inwoners van hetzelfde land gedeeld wordt, dat van een eigen vaderland te bezitten; een voor recht dat door ieder gewaardeerd behoort te worden, maar zeker door den rijke niet minder wordt gevoeld dan door den minder door de fortuin begunstigde, dat voorrecht wordt, tengevolge van het bestaan der remplaceeringuitsluitend verdedigd door de armen! Wie er rijk genoeg voor is of vrienden genoeg bezitkoopt zich een rempla§ant en laat dien voor het „lieve vaderland" in vredestijd voor zich op schildwacht staan en in den oorlog zijn leven er voor wagen. Het is alsof wij nog in den tijd van het oude Sparta leven en er Heloten op nahoudendie het weik voor ons doen waarvoor wij ons zeiven te goed achtenmet een onderscheid echter, dat niet in ons voordeel is. De Spartanen lieten aan hunne slaven uitsluitend het mindere werk over, den landbouw, de handwerken, die zijzelvende strijdbaarste stam van Griekenland, ver achtten. Wij Nederlanders, voor zoover wij het be talen kunnen, laten aan onze arme landgenooten de zorg over voor een goed dat wij op alle to nen en wijzen verheerlijken, de zorg voor onzen vaderlandschen bodem. De Spartanen waren ten minste alleen hardvochtigwij zijn er nog huiche laars bij op den koop toe Van conservatieve zijde, waar men de politieke tegen partij het scherpst verweten heeft dat zij te kort schoot in de offervaardigheid die voor de weerbaarheid des lands vereischt wordt, ziet men in dat voorrecht van den rijke boven den arme geen bezwaar. Het bezit van fortuinzoo redeneert menlevert zoovele voordeelen op die niet weg te nemen zijn, dat dit eene er nog wel bij kan. Men ziet echter over het hoofd dat de rijke de andere voorrechten, het gemak of de weelde, die hij zich voor zijn geld verschaffen kan, uitsluitend te danken heeft aan zijne fortuinde vrucht zijner eigen spaarzaamheid of van die zijner voorouders. Voor den staat is daarentegen in alle andere gevallen ieder burger gelijk en waar nog hier of daar eenige ongelijkheid te vinden isstemt ieder toe dat aan die ongelijkheid zoo spoedig mogelijk een einde gemaakt moet wor den. Door de dienstvervanging toe te laten erkent de staat dat het geld een onderscheid maakt tus schen de burgers van hetzelfde land. Tot den arme zegt hp: geef mij eenige uwer beste levens jaren, een deel uwer vooruitzichten, uw bloed en uw leven als het noodig isen indien de arme weigerachtig of nalatig is, dan wordt hij door alle strafmiddelen der wet tot gehoorzaamheid gedwon gen. Tot den rijke zegt de staat: zoo gij geld hebtvorder ik van u niets. Sta slechts van uw overvloed eene voor u onbeduidende som af. Wat er met dat geld gebeurt, gaat mij niet aan. Ik weet dat het in den regel verbrast en verkwist wordt. Ik weet dat het ten doel heeft eene klasse van lieden in het leven te houden, die ik als een nadeel en een schandvlek voor mijnen dienst erken. Indien mij voor dat slecht verdiende geld slechts een man geleverd wordt, zal ik het er voor houden dat door u persoonlijk aan uwe verplichting voldaan is. Kan zulk eene den staat en den onderdaan vernederende ongelijkheid langer geduld worden? Wordt vervolgd.) Bij de tweede kamer is ingekomen het antwoord der regeering op het kamerverslag betreffende de militiewet. Het gewijzigd wetsontwerp laat de hoofd beginselen der wet ongedeerd. De regeering blijft tegen de geheele afschaffing der dienstvervanging. Uit Harlingen zijn twee adressengezamenlijk door 156 personen onderteekend, aan den koning verzonden om op afschaffing der dienstvervanging bij de militie aan te dringen. Een derde adres zalnaar men verneemt, nog volgen. Wij ontvangen ter aankondiging eene kaart van het eiland "Walcheren, op de schaal van 1: 50,000, ver vaardigd door de heeren J. J. van Nieukerken en L. Kuiler, buitengewone opzichters van den water staat en uitgegeven bij de boekhandelaars van Benthem en Jutting -alhier. Deze kaart is door hare nauwkeurige aanwijzing van alle wegen en voetpaden, watergangen en kanalen met de houten of steenen bruggen en de duikers,de grensscheidingen der gemeenten, de dijken en sluizen, peilschalen en peilmerksteenen en de ver schillende vervoermiddelen, vooral voor technisch gebruik zeer aanbevelenswaardig. Ook de kadastrale grootte der polders vindt men er op aangewezen. De uit voering is zeer net en duidelijk. De commissaris des

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1875 | | pagina 1