der dochters als de levensopvatting en plichtsvervul
ling door de moeders, kan vooralsnog niet overschat
worden.
Sinds uitstekende voorbeelden te Amsterdam en elders
gegeven zijn, kan op dien grond dóór onze vereeniging
met vrucht worden voortgewerkt
4° De oprichting van ambachtscholen en teekenscho-
len worde waar mogelijk bevorderden gevegelijk
tot nog toe inderdaad het geval wasook verder waar
noodig aanleiding tot de dispensatie van de oprichting
der bedoelde burger dag- en avondscholen.
Ook in kleinere gemeenten kan de oprichting van
technische teekenscholen zeer goed slagenvooral wan
neer die hoofdzakelijk op bezoek in den winter inge
richt zijn.
5° Het onderwijs voor volwassenen moge ook later,
wanneer de bovengenoemde desiderata zijn bereikt op
den voorgrond treden. Gelijk voortdurende ontwikke
ling door den meer kundige niet kan verkregen worden
dan door onafgebroken kennisneming van nieuwe vin
dingen en voortgezette studie, zoo is ook voor den
volwassen handwerksman voortgezet onderwijs noodig.
6° Zullen de bovengenoemde denkbeelden voor ruime,
zeer ruime toepassing vatbaar wordendan is ontwik
keling van den onderwijzersstandook buiten den kring
van het lager onderwijs, dringend noodig.
Normaalscholenvooral ook voor teekenonderwijzers,
zullen onmisbaar blijken te zijn.
7° Zal de maatschappij de vruchten plukken van
de ontwikkeling van den handwerksstand, door boven
genoemde middelen te verkrijgendan is ontwikkeling
van de geheele natie, vooral op het punt van kunst
zin, dringend noodig, en dient ook bij het onderwijs
voor meer ontwikkelde daarop te worden gelet.
De beide laatste punten wenscht het hoofdbestuur
thans niet verder te ontwikkelen. Het is overtuigd
dat er tientallen van jaren noodig zijn om te bereiken
wat in punt A en B, 15, genoemd is, en het zou
meenen dat de behoefte aan de in 6 en 7 genoemde
eischen bij het geheele volk zelf moet ontstaan, eer
deze met kracht op den voorgrond kunnen treden.
Met dit voorstel kwam gelijktijdig in behandeling
het volgende punt:
XXVII. Op de algemeene vergadering, in 1871 te
'sGravenhage gehouden, is een breedvoerig onderzoek
medegedeeld omtrent de inrichting van het technisch
onderwijs, in andere landen. Daarop is een discussie
gevoerddie geleid heeft tot het besluit„de afdeelin-
gen uit te noodigen, elk in haren kring de behande
ling uit te lokken der vraag hoe het bestaande theore
tisch middelbaar onderwijs voor den handwerksman
aan het technisch- of vakonderwijs gepaard kan worden."
In het „verslag van 1873 komt een rapport voor van
de Amsterdamsehe afdeelingwaarin de oprichting van
ambachtscholen wenschelijk gekeurd wordten een
rapport van de Dordrechtsehe afdeeling, met het
besluit dat de opleiding in een ambachtschoolwaar
theoretisch en praktisch onderwijs gegeven wordt,
voor den werkman, verre te verkiezen is, boven de
tegenwoordige; toch durfde de commissie de oprichting
van zulk een school niet aanraden.
De quaestie van het technisch onderwijshoewel in
den aanvang door de vereeniging met warmte aange
grepen en bestudeerd, is,daardoor toch tot nog toe
niet dichter bij haar oplossing gebracht.
Slechts in'enkele steden zijn ambachtsscholen opgericht.
De afdeeling Dordrecht stelt daarom voordat de al
gemeene vergadering het hoofdbestuur opdrage zich te
wenden tot .de hooge.regeering, met het verzoek, dat
in de wét op het middelbaar onderwijs zoodanige
wijzigingen gebracht wordendat elke gemeente
boven de 10,000 zielen verplicht worde tot de op
richting eener ambachtschool in plaats van een burger
dagschool. Aan die ambachtschool zou theoretisch en
practisch onderwijs gegeven moeten worden. De vrij
stelling, die sommige gemeenten erlangen van de op
richting eener burgerdagschoolzou kunnen worden
toegepast op die. dag-ambachtschool. De gemeenteraad
zou bepalen welke ambachten er worden onderwezen.
Na eene uitvoerige bespreking van het nut van
ambachtscholenstelde de heer Huet als amendement
voor om de laatste alinea van punt XXVII te wijzigen
en te lezen: De afdeeling enz„met het verzoek dat
in .de wet op het middelbaar onderwijs het professio-
neele onderwijs, thans reeds geregeld voor ingenieurs
en architecten, zóo worde uitgebreid dat het tevens
strekke tot vorming van opzichterswerkbazen en zoo
mogelijk van werklieden.
Dit amendement werd echter door den heer Wolter-
beek en door den voorzitter bestreden en daarna door
den voorsteller ingetrokken.
Het voorstel van Dordrecht (punt XXVII) werd ver
volgens met 29 tegen 12 stemmen verworpen.
Het voorstel van het hoof bestuur (punt XXVI) werd
daarentegen .bij*, acclamatie aangenomen, nadat vooraf
op voorstel, van den afgevaardigde van Amsterdam be
sloten was het punt B 5° (zie hierboven) aldus te
wijzigen: „Voor volwassenen moge ook de gelegenheid
opengesteld worden tot verdere ontwikkeling."
Op voorstel van den afgevaardigde uit 's Gravenhage
werd tevens besloten het hoofdbestuur uit te noodigen
om te trachten zooveel mogelijk de invoering van den
leerplicht te bevorderen en dit punt voor een volgend
jaar onder de punten van beschrijving op te nemen.
XXVIII. De afdeeling Utrecht, de algemeene onkos
ten laste van het hoofdbestuur wenschende te vermin
deren, stelt voor: „de algemeene vergadering besluit,
de rapporten, verslagen, enz., door de afdeelingen aan
het hoofdbestuur in te zenden, te doen drukken volgens
een door het hoofdbestuur vast te stellen model, en
daarvan ten behoeve en voor rekening van het hoofd
bestuur zooveel exemplaren te doen drukken als het
voor het algemeen verslag noodig oordeelt."
Na toelichting door den heer Duijvis en eene korte
bespreking werd bij acclamatie besloten deze zaak aan
het hoofdbestuur over te laten.
Het voorstel XXIX reeds behandeld zijnde, kwam
thans aan de orde punt:
XXX. De afdeeling Amsterdam stelt voor artikel 18
van de wet der vereeniging te doen vervallen.
In bedoeld artikel is bepaald, dat de afdeelingen zich
niet rechtstreeks tot de regeering kunnen wendenmaar
daarvoor de tusschenkomst van het hoofdbestuur be
hoeven. Amsterdam acht het wenschelijk dat dit ver
anderd worde. Daar de meerderheid echter blijkbaar
ongezind was het artikel te doen vervallen, werd het
voorstel gewijzigd en voorgesteld te bepalen, dat de
afdeelingen zich omtrent locale belangen rechtstreeks
tot de regeering zullen kunnen wenden, doch omtrent
alle andere zaken niet. Dit amendement werd met 31
tegen 10 stemmen verworpen.
Op voorstel van den heer Grandia werd daarop met
twee derden der uitgebrachte stemmen bepaald, dat bij
art. 18 een tweede alinea zal gevoegd wordenluidende:
„Van deze bepaling kan door het hoofdbestuur dis
pensatie worden verleend ter zake van locale belangen."
Na de pauze, die hierop volgde, werd de rekening
en verantwoording over 1874/75 op advies der commis
sie van onderzoek goedgekeurdten bedrage van
1419,184 in ontvang en uitgaaf.
Vervolgens werd de uitslag medegedeeld van de
stemming ter benoeming van nieuwe hoofdbestuurders,
die wij gisteren reeds hebben vermeld.
Daarna kwam in behandeling het volgende voorstel
van de afdeeling Zwolle
XXXI. De afdeeling Zwolle stelt voor dat door de alge
meene vergadering eene commissie worde benoemd om
te onderzoeken of het wenschelijk en mogelijk zou
zijn eene financieele corporatie in het leven te roepen,
die, voor soliede vereeni|'ingen ter verbetering van de
arbeiderswoningkapitalen aflosbaar met de rente in
annuiteiten, beschikbaar stelde, in den trant als ze door
het gemeentecrediet worden verstrekt aan gemeente
besturen.
Misschien zou hierdoor de weg worden gebaand tot
het meer algemeen verhuurbaar stellen van goede wo
ningen, met het vooruitzicht op eigendomsverkrijging
en alzoo uitzicht worden geopend op verwezenlijking
van den wensch uitgesproken in n° XXIV der punten
van beschrijving voor de 22e algemeene vergadering
dezer vereeniging.
Na eenige toelichting door den heer Tjeenk Willink,
bestreden door den afgevaardigde uit Utrecht, doch
ondersteund door den voorzitter, werd het voorstel
aangenomen.
XXXU. De afdeeling 'sGravenhage vestigt de aandacht
van de algemeene vergadering op de conclusiën van het
verslag betreffende de enquête omtrent den toestand
van de Nederlandsche koopvaardijvloot, en wel bepaal
delijk op de laatste daarvan, opdat de algemeene ver
gadering kunne nagaan in hoeverre, door de goedkeu
ring dier conclusiën, de Nederlandsche nijverheid zal
worden gebaat of geschaad.
Nadat dit punt door den heer Grandia was toegelicht
werdt besloten het tot een punt voor de volgende ver
gadering te maken, nadat de afdeelingen over de zaak
zullen zijn gehoord.
De begrooting voor 1875 76 werd vastgesteld tot een
bedrag van 1399.30, waaronder f 300 voor uitgaven
der vereeniging voor de in 1876 te Amsterdam te hou
den tentoonstelling.
Van den afwezigen voorzitter mr. D. J. baron Mackay
een telegram ontvangen zijndewaarin hij zijne belang
stelling in de algemeene vergadering te kennen gaf,
werd besloten dit bewijs van waardeering op dezelfde
wijze te beantwoorden.
De voorzitter betuigde uit naam der vergadering
dank aan de aftredende hoofdbestuurdershetgeen
wederkeerig door den aftredenden heer J. W. de Raad
aan de vergadering en de leden van het hoofdbestnur
werd gedaan.
De heer Duijvis bracht ten slotte hulde aan den heer
dr. Mouton voor de uitstekende wijze waarop hij deze
algemeene vergadering heeft geleidwaarmede alle
aanwezigen instemden, waarna deze 24c algemeene ver
gadering door den voorzitter gesloten werd.
Des namiddags ten 3 uren namen een veertigtal leden
en afgevaardigden, alsmede de als gast genoodigde
burgemeester van Middelburg, Jhr. J. W. M. Schorer,
plaats in een vijftal aan het Schuttershof gereed staande
open rijtuigen, waarmede men zich naar Domburg
begaf. Had men zich in den morgen verblijd over het
fraaie weder, op het tijdstip van vertrek was de lucht
onheilspellend betrokken. Niet lang duurde het dan
ook of een onweêrsbui ontlastte zich, gepaard met
regenvlagen die het genot van den rit natuurlijk niet
verhoogden. Te Oostkapelle gekomen zocht men een
gewenschte schuilplaats in het parochiehuis. Toen de
bui bedaarde zette men de reis voort, en bereikte
men weldra de grens der gemeente Domburg. Daar
bevond zich een eerewacht van boerenknapen te paard,
die de vreemdelingen met levendige hoera's en gejuich
begroetten en zich deels voor en deels achter de rijtui
gen schaarden om ze verder te geleiden tot voor het
badhotel, waar de gasten uit de rijtuigen stapten.
De burgemeester van Domburg, de heer W. van den
Broecke, verwelkomde de bezoekers en ontving hen
op hartelijke wijze. Spoedig daarop gingen allen naar
het dorpdat met een eerepoortgroen en vlaggen was
versierd en een vroolijken aanblik opleverde, te meer
daar oud en jong op de been was om van het feest
van den dag getuige te zijn. Als eene verrassing
voor de vreemdelingen was eene ringrijderij partij voor
boerenknapen georganiseerd, welke natuurlijk veel
genoegen gaf. De prijzen bestonden uit een gouden
ring, geschonken door den burgemeester van Domburg
een zilveren messenheft en een zilveren ketting, gege
ven door de afdeeling Middelburg van deze Vereeniging,
en voorts uit geld. Hieraan werden later door de be
zoekers nog een paar prijzen in geld toegevoegd, die
natuurlijk onder uitbundig gejuich in ontvangst wer
den genomen.
Na verder nog een bezoek aan hét paviljoen op het
duin te hebben gebracht keerde men naar het badho
tel terug, teneinde daar het officieel diner te gebrui
ken. Hieraan namen de burgemeesters van Middelburg
en Domburg mede deel. De tafels waren keurig net
aangerecht enwat natuurlijk voor hongerige magen
van nog meer gewicht was de spijzen lieten zich
zeer goed smaken. Van een en ander had de heer
Bos, de restaurateur, weder alle eer. Dat het aan
gezelligen kout en ook aan de noodige feestdronken
niet ontbrak behoeft nauwelijks gezegd te worden. De
voorzitter der Middelburgsche afdeelingde heer J. W.
de Raad, die tevens de tafel presideerde, opende de
rij met een toast op Z. M. don koning, beschermheer
der feestvierende Vereeniging.
Van de overige toasten maken wij geen melding,
omdat we dan over te groote ruimte zouden moeten
beschikken. Het zij genoeg te verklaren dat de lust
tot spreken zóo groot was, dat bij het verlaten der tafel
velen, die zich bij den voorzitter voor een toast had
den doen inschrijvenniet aan het woord hadden kun
nen komen. Was de wijze van spreken natuurlijk
verschillend, en gold ook hier het spreekwoord „Elk
vogeltje zingt zooals het gebekt is", het ontbrak in
geenen deele aan geestdrift.
En thansnu de algemeene vergadering en de daar
mede gepaard gaande feestelijkheden geëindigd zijn,
meenen wij gerust te mogen verklaren, dat de dagen
van Woensdag en Donderdag 11 en 12 Augustus recht
aangename dagen zijn geweest voor hen, die het genoe
gen hebben gehad daaraan te kunnen deelnemen.
GEDRUKT BIJ DE GEBROEDERS ABRAHAMS TI MIDDELBURG.