COURANT.
r 183.
Woensdag
1875.
4 Augustus.
BIJ DEZE COURANT BEHOORT EEN BIJVOEGSEL.
Middelburg 3 Augustus.
FEUILLETON.
De Koningin van het regiment.
«-
,i- himis-
Dit blad versehijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2" Paascb- en Pinksterdag en een der Kerstdagen,
De prijs per 3/m,, franco is f 3.SO.
De heer mr. J. P. Amersfoordt behandelde vervolgens
in zijn ingezonden stuk fti „de Gemeentestem" van 7
Januari 1867, waarvan wij gisteren het eerste gedeelte
resumeerden, de vraag of het verbod aan burgemees
ters, om zich met de verkiezingen te bemoeien, gerecht
vaardigd- kon zijn door de vrees dat deze ambtenaren
van hunne betrekking misbruik Zouden maken tot het
uitoefenen van een onwettigen invloed.
Een burgemeester, van wien men zoo iets vreesde,
moest naar zijne meening ten spoedigste uit zijne be
trekking ontslagen worden.
„Maar, vraagt hijzal het mij werkelijk niet
langer vrijstaan te verklaren dat het jammerlijke ge
kijf der liberalen onderling, hetwelk alle regeeren belet,
mij tegen de borst stuit; dat ik van het weifelmoedige
gedrag der conservatieven weinig heil verwacht; dat
ik den ïïeidelbergschen catechismus niet hou,d voor een
goddelijk gebod, waarnaar de koning het land zou moe
ten regeeren; dat ik candidaten, die tot eene van al
die partijen behooren, liever niet zie in de staten-
generaal, maar dat ik daarin wensch te zien de kun-
digstende ervarensten van den landedie in ambten,
betrekkingenhandellandbouwhet legerden zee
dienst enz. hebben uitgemuntdat ik wars ben van het
ondersteunen van die candidaten met locale vermaard
heid, die alleen den post begeeren omdat die aan hunne
nietige personen eenig aanzien geeft, of omdat hunne
echtgenooten voor hare mannen op een titel gesteld zijn,
of wel die blijkbaar deze eervolle betrekking verlangen
om zeiven op den ministerszetel te gerakenterwijl
een juiste kennis van hunne vroegere handelwijzen in
andere betrekkingen mij doet vreezen, dat daarvan
voor het vaderland niets dan schade te verwachten is
„Ik geloof nog altijd dat men, in plaats van de bur
gemeesters te verbieden eene meening te hebben en die
te uiten, wel zou doen met naar hunne meening te
vernemen. Zij toch zijn meer dan anderen in staat om
de werking te zien der wetten en besluiten die zij op-
(10e Vervolg.)
Met een door de ontroering geheel ontsteld gelaat
snelde hij naar haar toe. Terwijl hij de handen van
Cécile greep, die hare bloemen op den grond liet vallen,
trok hij haar naar zich toe, en klemde haar gedurende
eenige minuten aan zijne borst. De kleine koningin
sloeg bare oogen neder, terwijl Houston haar met eene
hartstochtelijke verbazing steeds bleef aanstaren. Ein
delijk sprak hij met eene van ontroering trillende stem
„Hoe hebt gij bij mogelijkheid zoo kunnen handelen?
hoe hebt gij den moed gehad het te doen? Hebt gij
aan mijn lijden, aan mijn angst, aan mijne wanhoop,
aan mijne wroeging gedacht? want in mijn binnenste
beschuldigde ik mij zeiven uw moordenaar te zijn! O
vrouw! gij die ik lief had en die ik nog steeds lief heb,
had ik zulk eene straf verdiend?"
De smartelijke toon van zijne stem, het trillen van
zijn geheele lichaam, bewezen genoegzaam hoezeer hij
leed. Cécile begreep hemzij liet zich aan zijne voeten
neerglijden, en op hare knieën liggende fluisterde zij
„Vergeef mij! ik heb verkeerd gedaan, ik ben
wreed geweest; ik had niet gedacht aan het verdriet
dat ik u zou berokkenen. Ik smeek er u om, schenk
mij vergiffenis
„Ik ben er van overtuigd antwoordde hij met
volgen en doen opvolgen;omde'personentebeoordeelen
wier meening zij dagelijks moeten nagaan, wanneer de
Staatscourant en het blijblad door hen worden ter
hand genomen. Misschien zijn in vele gemeenten, zooals
in de mijne, de burgemeester en-zijn secretaris zelfs de
eenigendie immer de offlcieele verslagen en de wetten
inzien, en juist die eenigen zal men verbieden hunne
meening te uiten?"
Onnoodig te zeggen dat wij deze beschouwing der
partijen voor rekening van den schrijver laten. Bekwame
personen zal zeker ieder gaarne in den volksvertegen
woordiging zien. Het wezen van den constitutioneelen
staatsvorm brengt echter mede dat zich partijen vormen en
de wensch naar afgevaardigden, die van allen partij
geest vrij zijn, behoort tot die vrome beden, wier
vervulling men in het werkelijke leven wel nimmer
zien zal. Deze bedenking neemt echter niets weg van
de waarde der redeneering van den heer Amersfoordt
ten opzichte van de vrijheid der burgemeesters om hunne
meeningen te doen kennenwelke nog zooveel te meer
toepasselijk is op de andere „in dienst van den staat
gestelde personen."
De heer Amersfoordt wijst op het voorbeeld van
Engelanddat bij het inrichten van onz6n staatvorm
in zoovele opzichten tot model gestrekt heeft. Daar
onthoudt de mayor zich niet alleen niet bij de verkiezin
gen, maar is hij zelfs verplicht eeneopenbare ver
gadering te houden, waar ieder die het verlangt, het woord
kan voeren vóór of tegen den aangewezen candidaat.
„Zijn wij Hollanders, vraagt hij, zulk een volk
der duisterniszulke huichelaars, dat wij zelfs onze ver
kiezingen in het geheim en in kroegen moeten behande
len? Zoo ja, dan zijn wij wol ontaard van de oude
Geuzen, die in het openbaar Wilhelmus zongenzoodat
hunne vrijanden het hoorden."
De schrijver zou wenschen, bij eene uitbreiding van
het kiesrecht op ruime schaal, zoodat daartoe allen
werden toegelaten die door een voor eenige betrekking
afgelegd examen of op andere wijze blijken hadden
gegeven van voldoende ontwikkeling, tevens kiezers
vergaderingen ingevoerd te zien, door de burgemeesters
bijeengeroepen „op eene openbare plaats, op wettige
wijze, onder leiding van een bevoegd persoon, niet van
een tapper, een predikant of een pastoor. Daar zal de
burgemeester eene hem waardige rol vervullen, hij zaï
zachtheid dat gij aan mij niet gedacht hebt, want
gij hebt mij de grootste smart veroorzaakt, die eene
vrouw ooit een man heeft aangedaan; maar ik lub u
reeds lang vergiffenis geschonken, voordat gij het mij
gevraagd hebt. In naam van alles wat ik geleden
heb, in naam van de folteringen, die gij mij hebt
aangedaan, verklaar ik, dat ik u vergiffenis schenk.
Gelooft gij dat het mogelijk zou zijn, om niet te
vergeven, wanneer men bemint, zooals ik u bemin?"
Hij boog zich en beurde Cécile ophij hield haar vast
en staarde haar zwijgend aan, terwijl hij toch geen
gevolg durfde geven aan zijn vurig verlangen om haar
aan zijn hart te drukken.
„Heb medelijden met mij! zeide Cécile einde
lijk. Ik had er nooit in moeten toestemmen, u te
trouwen, zelfs niet om mijn vader genoegen te doen;
maar ik was zoo diep ongelukkig! Heb medelijden
met mij, en laat mij heengaan."
„Gij wilt dat ik medelijden met u zal hebben!
Omijne liefste, ben ik het niet die het meeste geleden
heeft? Is mijn lot niet veel verschrikkelijker geweest
dan het uwe Och, mijne lieve, beste Cécile, stoot mij
niet terugLaat u toch verbidden
„Het is mij onmogelijk. Waarom heb ik mij
maar niet werkelijk verdronken! Dan zou het uit zijn,
en gij zoudt mij vergeten hebben."
„Zwijg daarover! Indien gij eenig besef hadt
van al het verschrikkelijke dat er gelegen is in het
denkbeeld, dat de vrouw die men hartstochtelijk lief
heeft, zich zelve om het leven heeft gebracht, om niet
de uwe te zijn, zoudt gij over die dingen niet meer
spreken. Hoor mij echter aan. Liever dan dat gij
ooit weder zulke gedachten in uw hoofd zoudt krijgen,
zou ik u willen verlaten, u nooit meer willen zien en
evenals ieder ander zijne meening kunnen zeggen eh
zoo hij zich vóór een candidaat verklaart, hetzij dien
der tijdelijke regeering, hetzij dien barer tegenstanders,
dan zal hij dit openlijk moeten doen en het publiek
zal hem redenen van zijne meening kunnen vragen.
„Zoo dit geschrijf zoo vervolgt hij een minister
onder de oogen mocht komen, die nimmer als platte
lands-burgemeester wétten heeft moeten uitvoeren onder
de minst onderwezene klasse der bevolking, zal hij
moeilijk kunnen begrijpen hoeveel vaderlandsliefdehoe
veel zelfoverwinning er toe behoort om niet voor zulk éene
betrekking te bedanken, vooral wanneer dan nog van
hooger hand aanschrijvingen komen, waarbij de minis
ters van de veronderstelling uitgaan dat burgemeesters
misbruik maken van invloed, of dat zij nbreuk
wenschen te maken op de vrijheid der verkiezingen.
„Ik heb gemeend dat mijn zwijgen nu eenmaal een
eind moést nemen, dat ik voor het vervolg behoorde
te wijzen op het verkeerde van burgemeesters, als bij
uitsluiting, het recht van stèmming en beraadslaging,
een hunner belangrijkste staatsburgerlijke rechten, te
ontneinen."
Nogmaals teekenen wij hier aan dat wij door het
overnemen van dit flink en mannelijk protestniet
geacht willen worden alle denkbeelden van den heer
Amersfoordt tot de onze te maken. Officieele kiezers
vergaderingendoor de burgemeesters belegd, achten
wij niet noodig en niet wenschelijk. De gewone kie-
zersvereenigingendoor de wet toegestaan en overal
verrijzende waar het publieke leven genoegzaam ont
wikkeld is om de behoefte er aan te doen gevoelen,
oordeelen wijnevens de andere wettige middelen tot
voorlichting der kiezers, voldoende. Maar onaantast
baar behoort het recht van ieder burger, ambtenaar of
niet, te zijn om in die vergaderingen of op andere wijze
zijne meening te zeggen en den invloed uit te oefenen
waarop, afgescheiden van zijne betrekking,
zijn karakter en zijne bekwaamheden hem recht geven.
In zooverre is de circulaire van den heer Heemskerk
eene nieuwigheid, dat de eisch van onthouding, vroeger
alleen aan de' burgemeesters gesteld, thans wordt uit
gebreid tot alle „in dienst van den staat gestelde per
sonen." Of de andere ministers er vrede mede kunnen
hebben dat hun ambtgenoot op die wijze zich gezag aan
matigt over ambtenaren en autoriteiten, onder hunne
nooit weer terugkeeren, tenzij dat gij mij riept. Mijn
hart zal daardoor breken; maar indien gij mij zegt:
vertrekdan zal ik heengaan. Bedenk echter, dat wan
neer gij dat woord uitspreekt, gij een menschelijk wezen
aan eene bittere en onuitsprekelijke smart prijs geeft,
ja aan een wanhoop, waaraan alleen de dood een einde
zal kunnen maken. Cécile, gij die ik zoo innig heb
liet gehad, overweeg alles goed voordat gij mij tot
die vreeselijke marteling veroordeelt."
Zij zag hem zeer bedroefd aan, maar haar gelaat
behield eene gevoellooze en koude uitdrukking, en
langzaam vloeiden deze bittere woorden over hare lip
pen: „Vertrek dan; uwe tegenwoordigheid zou
slechts dienen om ons beider lijden te vergrooten. Keer
nooit terug, of ik zal het huis ontvlieden waar ik nu
eene gelukkige toevlucht gevonden heb, en ik zal elders
eene schuilplaats gaan zoeken."
Houston voelde zijne knieën knikken; het hart ont
zonk hem.
„Dus jaagt gij mij weg Al mijne pogingen,
al mijne smarten loopen dus uit op dat enkele koude
woord „vertrekMijne vrouw eer dat ik u voor
altijd verlaat, wil ik u eene enkele maal dien
dierbaren naam geven mijne vrouw, zult gij mij
geen enkel woord van genegenheid medegeven naar de
verre landen waarheen ik ga vluchten? Zult gij mij
geen enkelen kus geven, den eersten en den laatsten,
waarvan de herinnering in de uren van bitterheid en
van moedeloosheid mijn lijden zal verzachten?"
Hij trok haar naar zich toe en wilde haar omhelzen.
Cécile beefde en trok zich op eens met geweld terug.
„Neenneenik heb een plechtigen eed gezworen
dat gij nimmer noch een woord noch eene betuiging
van liefde van mij zoudt ontvangen; indien ik aan