r 182. MIDDELBURGSCHE COURANT. Dinsdag 1875. 3 Augustus. is, IJS. FEUILLETON. wat- Middelburg 2 Augustus. De Koningin van het regiment. Dit Wad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2™ Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen. De prijs per 3/m.., franco is f 3.50. ieele Uj es 30 li3> blJ lein. I 7, u.) 8. Idel- BIJ DEZECOURANT BEHOORT EEN BIJVOEGSEL. Het rondschrijven van den minister Heemskerk over de bemoeiing van ambtenaren met verkiezingen is geen nieuwigheid. Thorbecke in 1864, de heer Heemskerk zelf in 1866 zonden reeds voorschriften in denzelfden geest aan hunne ondergeschikte ambtenaren. Van daar misschien dat er thans over het eigenlijke beginsel zoo weinig belangrijks meer te zeggen is. Noch in het geestig hoofdartikel der Arnhemsche courant van Zater dag, noch in de algemeene beschouwingen, die het Vaderland denzelfden dag leverde, noch in de vooraf gegane opmerkingen van andere bladen vinden wij de vraag of een minister het reieht heeft om van alle „in dienst van den staat geplaatste personen" onthou ding in zake verkiezingen te vorderenen de gevolgen tot welke zoodanig recht, indien het bestondzou voerenbesproken met de uitvoerigheid welke het vraag stuk indien het voor het eerst aan de orde kwam, zou verdienen. -*■/ Wat wij over de oude quaestie aan te voeren hebben is evenmin nieuw. Maar het is een woord van waar dig en krachtig verzet, jaren geleden reeds gesproken door een man, wiens naam eenig gezag bezit. Men vindt het in het weekblad „de Gemeentestem" van Maandag 7 Januari 1867onderteekend door mc J. P. Amersfoordt, destijds burgemeester van Haarlemmer meer. Dat weekblad is niet zoo algemeen verspreid en de gebeurtenissen en geschriften van dat jaar liggen niet meer zoo verseh in het geheugenof eene herinne ring er aan kan misschien niet overbodig geacht worden. Thorbecke had in zijne „vertrouwelijke" aanschrijving van Augustus 1864 zijne meening uitgedrukt dat bur gemeesters zich behooren te onthouden van het bijwo nen van kiezersvergaderingen en dat aanbeveling van candidaten van hunne zijde af keuring verdientofschoon hij hun recht als staatsburger, om hunne stem uit te brengen op wien zij verkozen, niet ontkende. De heer Heemskerk voegdeomstreeks denzelfden tijd waarin de befaamde proclamatie met de driekleurige (9e Vervolg.) Nadat men verscheidene maanden te vergeefs op ant woord gewacht had, vernam men, dat de banneling korten tijd na zijne aankomst in Australië gestorven was. „Gestorven', gestorven! herhaalde Cécile, toen zij deze noodlottige tijding vernam. Gestorven zon der te weten dat zijne onschuld aan het licht geko men is, gestorven zonder te weten dat ik hem getrouw gebleven ben, gestorven zonder zelfs een voorsmaak gehad te hebben van het geluk dat hem in de toekomst wachtteZij weende nietin haar doen en laten kwam geene verandering, zij bleef haar vader met hetzelfde geduld oppassen; maar de strakke uitrdrukking van haar gelaat en hare diep ingezonkene oogen gaven duidelijk te kennen hoeveel zij inwendig leed. Houston kwam terug. De oude Levestonezijn einde voelende naderenbesloot een laatste poging te wagen om de halstarrigheid van zijne dochter te overwinnen. Hij trachtte haar te doen inzien in welk een treurigen toestand zij na zijn dood zou achterblijvenen smeekte haar, hem gerust te stellen door te beloven dat zij met den kolonel zou trouwen. Zij bood langen tijd een krachtigen weerstandterwijl zij beweerde dat zij nooit de vrouw kón worden van den moordenaar van Gérald; randjes verscheen, bij deze aanschrijving van zijn voor ganger de mededeeling dat de regeering „niet bedoelde invloed uit te oefenen op de verkiezingen, en dat geen ambtenaar van zijne betrekking misbruik -behoorde te maken tot het uitoefenen van zoodanigen invloed." De heer Amersfoordt toont aan dat, wanneer men aan deze leer vasthoudthet getal kiezersdat nu reeds beperkt isnog verminderd zal worden met hën „die door hunnen rang en stand in de maatschappij het meest in staat zijn regeeringshandelingen te leeren kennen en te beoordeelen." „Als gij schrijft hij uit het publiek ten platten lande wegneemt den burgemeester, den rijksontvanger, den controleur, den postmeester, den luitenant der maréchausséeden dijkgraaf, den notaris, den officier der genie (den onderwijzervoegen wij er bij) dan blijft er aldaar van menschen, die reden van hunne verkiezingen weten te geven, niet veel anders over dan de predikant en de pastoor. „Deze beiden heeft de wet geweerd als leden van den gemeenteraad enz. en dagelijks wordt beweerd dat kerk en staat gescheiden moeten zijn, zoodat het ver keerd is maatregelen te nemendie bewerken dat bij uitsluiting de invloed der predikanten en geestelijken de verkiezingen regele. „Door de ambtenaren te werenzal dit echter steeds gebeuren, zoolang men hierop niet terugkomt." De heer Amersfoordt vermeldt, als bewijs hiervan, het voorbeeld eener k'esvergadering in zijne eigen gemeentegehouden in een wijnhuisonder voorzitter schap van een slijter in sterken drank en onder secre tariaat van den herbergier. Daar werd het woord gevoerd door een predikant, door een katholiek gees telijke en door den -uudsten wethouderwelke laatste eene kerk der afgescheidene gemeente op zijn goed had en zelf daarin predicatiën hield. Gehoorzaam aan de ontvangene aanschrijving), onthield de heer Amerfoordt zich bij de verkiezing van alle in menging; de eerste maal stemde hij zelfs niet mede, de tweede keer nam hij geen zitting in het stembureau. „De wethouder echterzoo gaat hij voortdie wegens mijne verhindering mijne plaats bij het stem bureau vervulde heeft mij herinnerd dat hij als wet houder alles mocht doen wat mij als burgemeester verboden was: dat hij onafzetbaar was dat hij rijtuigen mocht laten rijden om kiezers naar de stembus te laten brengen enzMij heeft het geërgerd, aldus door een wethouder daden te zien verrichtenaan een burge meester verboden. „Het verbodgekomen van twee kantenzoo van de liberale als van de conservatieve zijdeheeft mij daarom te meer bevreemdomdat ik toch niet denken kan dat de minister den burgemeessterstand zoo gering schat dat hij dien in staat acht om op koinmando óf de partij- Thorbecke, óf de partij-Heemskerk aan te bevelen... Ik verklaar dat ik over staatszaken mijn eigen denk beelden hebdie het gevoig zijn van jaren studie en herhaalde overdenkingen. Ik verander die op bevel van niemand, noch op dat van mijn ouden leermeester Thorbeckenoch op dat van mijn ouden medeleerling Heemskerk, mannen voor wie beiden ik hooge achting koestermaar door wier bevelen ik mij nimmer blinde lings hoop te laten leiden waar het de eer en het belang des vaderlands geldt. „Het valt mij hardnu ik meester in de rechten en doctor in de letteren bende eenige in mijne ge meente nu ik jaren lang staatsrecht en staathuis houdkunde met zorg en vlijt bestudeerd hebtweemalen door een pennestreek des ministers te zijn verhinderd over de keuze van leden van de staten-generaal een woord te uiten." Wij zetten dit overzicht van het ingezonden stuk van den heer Amersfoordt morgen voort. maar de zieke had zich vast voorgenomen niet te rusten voordat hij haar had overgehaald. Zij zal er nog zeker eens dankbaar voor zijn," zeide hij bij wijze van ver ontschuldiging tot zich zeiven. Cécile, die door de vreeselijke schokken die zij in den laatsten tijd onder vonden hadiets van hare vroegere veerkracht ver loren had, en door den aanhoudenden aandrang van haar vader zoodanig in verwarring werd gebracht, dat zij nu en dan bijna niet wist wat zij doen moest, stemde er eindelijk in toe zich aan zijnen wensch te onderwerpen. „Wat is er ook eigenlijk aan gelegen, of ik ongelukkig ben? zeide zij. God zal mij vergeven wat ik doe." „Laat terstond den kolonel halen zeide de stervende, die zijne laatste krachten in dezen strijd h.id uitgeput; dat hij spoedig kome, of het zal te laat zijn." Cécile gehoorzaamde werktuigelijk; voor het sterf bed van haar vader werd zij de vrouw van Houston; de oogen van den stervende straalden van vreugdeen toch schenen zij reeds eenigermate verduisterd te zijn, anders zou hij de onuitsprekelijke uitdrukking van afkeer en wanhoop hebben opgemerktdie op het bleeke en vermagerde gelaat van het jonge meisje te lez:n stond, op het oogenblik dat Houston haar den trouwring aan den vinger deed. De geestelijke sprak zijn zegen uit over het nieuwe echtverbond. „Mijne kinderen, zeide Levestone met een zwakke stem, ik ben gelukkig." Dit waren zijne laatste woorden. Hij was niet meer. Cécile stiet een doordringenden kreet uit en wierp zich op den doode. Haar echtgenoot trachtte haar met zachtheid weg te Wij herinneren de kiezers van leden voor de tweede kamer, dat morgen (Dinsdag) tusschen des voormiddags 9 en des namiddags 5 uren de inlevering moet plaats hebben der stembiljetten voor de keuze van een lid in de plaats van het afgetreden lid m*. J. P. R. Tak van Poortvliet. Ofschoon officieel door de tegenpartij ditmaal geen candidaat gesteld iszien wij echter in sommige bladen advertentiëa waarin andermaal jonkheer J. L. de Jonge wordt aanbevolen. Den liberalen kiezers zij dus nog maals voorzichtigheid op het hart gedrukt. Alleen door trouwe opkomst kan de verkiezing van mr. G. A. Fokker met eene indrukwekkende meerderheid verzekerd worden. voeren; zij stiet hem echter met geweld terug, mij alleen met hem. Indien gij hier blijft „Laat zal ik krankzinnig worden! Krankzinnig, herhaalde zij, terwijl zij met beide handen haar hoofd vasthield, ik geloof dat ik het al ben." Om hiertoe te komenhad Houston dan zulk een langdurigen strijd gevoerdIn het eerste oogenblik dacht hijdat het beter voor hem zou geweest zijnj nooit geboren te zijn geweest, dan op eene dergelijke manier zijn doel te bereiken. Hij ging heen. Weldra kreeg hij weder een weinig moedhet menschelijke hart is zoo bijzonder ontvankelijk voor de hoopZij was thans de zijnehij zou haar zoo innig liefhebben, dat zij eindelijk er wel door getroffen zou worden. De begrafenis had plaats. Toen alles afgeloopen was, trachtten de vrienden van Cécile haar met zachtheid de noodzakelijkheid aan te toonen om tot een besluit te komen. Zij was de vrouw van den kolonelhij had rechten over haar verkregenzij moest toegeven en zich aan haar lot onderwerpen. Aanvankelijk ver zette zij zich tegen al die redeneeringenmaar toen zij toch van lieverlede hare positie beter ging begrijpen, antwoordde zij„Morgen zal kolonel Houston mijn be sluit vernemen." Zij had hem sedert den dood van haar vader niet weder gezien. Zij verzocht hare vrienden, haar alleen te laten, voorgevende dat zij vermoeid was en rust noodig had. Toen zij alleen was, stond zij op, nam een blad papier, waarop zij haastig eenige woorden schreef, deed het in een enveloppe en adresseerde het aan kolonel Houston. Zij legde den brief op eene in het oog val lende plaats op de tafel neder, stak eene kleine som gelde al wat zij bezat bij zich, bedekte haar gelaat met een dichten sluier en zette haar tuinhoed

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1875 | | pagina 1