gevoerd, om de belangrijkheid van deze verkiezing in
het licht te stellenwerd met algemeene stemmen de
heer mT. G. A. Fokker tot candidaat geproclameerd en
eene circulaire aan de kiezers, door het bestuur voor
gedragen, vastgesteld.
„Ware er voor 8 Juni ook zooveel leven onder de
liberalen gewee3t als thans, m'. Tak zou niet geval
len zijn.
„En dit is ook zeker, dat de afdeeling Volksonder
wijs in dit district, aan welks hoofd populaire mannen
staan, bekend met het volk, voortaan zal weten dat
leven te behouden, en zal trachten te herstellen wat
sedert eenigen tijd door de lauwheid van sommige libe
ralen is bedorven."
De Staats-courant van heden bevat weder eene nomi-
natieve opgave der Europeesche officieren, onderofficie
ren en minderen, overleden na evacuatie uit Atchin,
voor zooverre daaromtrent tot op den 5™ Juni jl. bij
het departement van oorlog in Nederlandsch Indië
bericht was ingekomen.
Daarin zijn vermeldG. F. Neervoort, mineur 2e klasse;
J. Takken, C. van Liempt, G. W. van Emmerik, G. J.
van Eerten en E. Horstfuseliers J. J. Berkemeier en
P. Witte, korporaals; M. Achtsribben, P. Boetje, J. C.
Nieuwenhuys en E. Kolkman, fuseliers; J. van Beek,
korporaal der mariniers; E. F. Graf, korporaal-tamboer;
H. Meijer, J. L. J. Catteau en C. Eossel, fuseliers;
L. J. Voerman, korporaal; F. van Os, A. J. F. Croese
en J. Pols, fuseliersA. A. Laros, kanonier 2e klasse
B. L. Muller, fuselier.
Onder de voorname vreemdelingen welke zich op het
oogenblik te Scheveningen bevinden, telt men ook
Z. K. H. prins Albert van Pruisen, zoon van H. K. H.
prinses Marianne der Nederlanden, met zijne gemalin,
eene dochter van den regeerenden hertog van Saksen-
Altenburg, en hun zoon. Ook de regeerende vorst van
Eeuss (jongere linie) gebruikt te Scheveningen de baden
en heeft zijn intrek in het Oranjehotel genomen.
De Nieuwe Eotterdamsche courant bevat eene eerste
lijst van toegetredenen tot de vereeniging opgericht
door den generaal en oud-minister graaf van Limburg
Stirum, ter bestrijding van de plaatsvervanging voor
het leger. Onder de 110 handteekeningen merken wij
op die van de heeren Groen van Prinsterer, de Casern-
brcot, Knoopvan Swieten, Mock baron Groenincx
van Zoelen van Eidderkerk, Israels, Lindo, Maas Gees-
teranus, graaf van Bylandt allen te 's Gravenhage,
generaal van Merlen te Haarlemde hoogleeraren Eyke,
Pekelharing Harting, van Vloten, Huët en Buys;
Eomeijn directeur der hoogere burgerschool, en mr.
E. Fokker, beiden te Middelburg, Schuylenburg zee
officier te Vlissingen enz. enz.
De generaal van Stirum dringt nogmaals aan op toe
treding van allen die willen medewerken tot „verheffing
van het volkskarakter en daarmede tot de verbetering
van het allergewichtigst orgaan, land- en zeemacht.''
Hij verzoekt de brieven of kaarten van instemming te
zenden aan zijn adres, Wagenstraat N° 45 te 'sHage,
koesteren Indien ook zij hem ontrouw werd bleef hem
niets meer op deze wereld over. Door dezen twijfel
gefolterdpeinsde hijtoen hij eenmaal wist dat hij
veroordeeld wasover niets anders dan over middelen
om zich in de oogen van Cécile te rechtvaardigen.
Hij verzocht Villars, die tot het laatste oogenblik bij
hem gebleven was, voor hem naar miss Levestone te
gaanen haar van zijnentwege te zeggendat hij on
schuldig was. Hij zou tot den volgenden dag wachten,
om het antwoord op zijne boodschap te vernemen.
Villar3 begaf zich denzelfden avond nog naar Cécile.
Toen hij haar de woorden van zijn ongelukkigen krijgs
makker overbracht, kreeg zij eene kleur van ontroe
ring. „Gij zijt ten minste nog een waar vriend. Gij
twijfelt niet aan hem. Gij moet mij helpen Ik
wil hem nóg eens voor het laatst zien; gij moet mij
bij hem brengen. Dat zult gij mij immers niet
weigeren
Villars voelde zich over dat verzoek een weinig
verlegen. Geruimen tijd bleef hij zich tegen het drin
gend verlangen van zijne jeugdige vriendin verzetten;
hij gaf eerst toe, toen hij zag, dat zij, indien hij haar
niet vergezelde, alleen zou gaan.
Den volgenden dag na het ontbijt zeide Cécile tot
haar vader, dat zij visites ging maken, en vroeg hem,
of hij soms ook nog iets noodig had, voordat zij uit
ging-
„Neen", antwoordde hij terwijl zij zich blijkbaar
verwonderde, dat hare verontwaardiging en hare wan.
hoop zoo spoedig verdwenen waren, want Cécile scheen
thans zeer levendig, bijna vroolijk te zijn. Indien haar
vader een nauwkeurig opmerker ware geweest, zou hij
echter waargenomen hebben, dat hare vroolijkheid ge
maakt was, en dat de toon harer stem onnatuurlijk en
of aan den luitenant-generaal Knoop aldaar, of aan
den president der Utrechtsche vereeniging tot versprei
ding van kennis aangaande de landsverdediging, dr.
Schubart te Utrecht.
In het Utrechtsch Dagblad vindt men de volgende
beschrijving van de nieuwe gouden muntstukken
van tien gulden.
Op de eene zijde vindt men de beeltenis des konings,
goed gelijkend, gemaakt naar een nieuw portret van
Z. M,, hetzelfde dat ook gediend heeft voor de medaille,
geslagen ter gelegenheid van het feest van 12 Mei 1874,
met het omschrift „God zij met ons: Koning Willem
de derde." Op de keerzijde vindt ;men een fraai
Nederlandsch wapen met de aanduiding der waarde
10 G., ter wederzijde, en het omschrift „1875. Koningrijk
der Nederlanden." Het stuk heeft een gekartelden rand.
De vervaardiger der voorzijde is de heer J. P. M.
Menger.
Sedert Maandag jl. wordt er met het slaan der stuk
ken geregeld voortgegaan.
Benoemingen en besluiten.
notarissen. Eervol onts lag verleend, op verzoek, aan
T. Theelen als notaris te Thorn.
Onderwijs
De gemeenteraad van 's Gravenhage heeft in zijne
heden gehouden zitting benoemd tot leeraren aan de
hoogere burgerschoolin de wiskunde den heer P. Zee
man Gz., thans te Goes, en in de Nederlandsche taal
den heer A. W. Stellwagen, thans te Zierikzee.
Marine en leger.
De luitenant ter zee le klasse F. K. Engelbreeht,
behoorende tot de rol van Zr. Ms. wachtschip te Wil
lemsoord en als kommandant gedetacheerd aan boord
van Z'. M\ stoomkanonneerboot Ever, wordt met den
laatsten dezerten gevolge der buitendienststelling van
dien bodem, op nonactiviteit gesteld.
Landbouw.
Sedert eenige dagen is in den omtrek van Hulstop
een paar akkers, aan te veld staande suikerbieten, in
ontzettende menigte" een vreemd soort van kever waar
genomen, die in weinig tijds al de bladeren afknaagt,
en de plant doet. sterven. Dit schadelijk diertje is
gedekt met een groen gekleurd schildwaaronder het
den kop kan terugtrekken, vermoedelijk om dien te
beveiligen als er gevaar is. Het heeft ongeveer de
grootte van het bekende „Onze-lieve-Heers-beestje''
en komt in lichaamsbouw tamelijk wel overeen met
den meikever.
Terwijl dit thans ter sprake komt, vernemen wij,
dat reeds een maand geleden in sommige hoven alhier
dit insect in menigte is opgemerktterwijl men tevens
meent waargenomen te hebbendat het masker er van
zich op een palm diepte in den grond ophoudt.
Men is benieuwdwat het onderzoek aangaande dezen
nieuwen vijand van onzen landbouw verder aan het
licht zal brengen. (Hulsterblad.)
overspannen was. De liefde voor haren vriend en de
genegenheid voor haTen vader hadden in het hart van
het jonge meisje een bangen tweestrijd doen ontstaan;
de liefde behield eindelijk de overhand en haar hart
wendde zich af van den vader, die den man durfde
veroordeelen dien zij beminde. Haar besluit was ge
nomen. „Indien hij er niet tegen is zeide zij bij
zich zelve zal ik hem volgen, wat ook zijn lot
moge zijn."
Toen zij zich op hare kamer begeven had, waar zij
zich met bevende handen begon te kleeden, maakte
de ontroering zich geheel van haar meester. Zij schreide
bij de gedachte aan de vroolijke dagen harer kindsheid;
zij nam afscheid van het verledene. De noodzakelijk
heid echter om haast te maken droogde hare tranen
daarenboven was de toestand waarin zij zich bevond
zoowel als het besluit waartoe zij gekomen was zoo
geheel in strijd met hare gewone manieren van denken
en handelen, dat zij schier werktuigelijk te werk ging.
De omstandigheden drongen haar voorwaarts; zij wist
nauwelijks zelve wat zij deed. Eindelijk begaf zij zich
op weg en vond zij Villars volgens afspraak op eene
bepaalde plaats buiten de stad. Opnieuw trachtte deze
haar van het plan af te brengen. „Indien gij mij niet
wilt helpen, zeg het dan terstond, zeide zij vastbe
raden, dan ga ik alleen. Het spijt mij te moeten
merken dat ik een vriend minder heb dan ik dacht.
Maar dat doet er niet toe, gij behoeft u voor mij niet
in gevaar te stellen."
„Gij zijt onrechtvaardig antwoordde Villars
zacht indien gij gelooft dat ik in deze zaak eenigs-
zins aan mij zei ven denk; het is alleen voor u dat ik
eenige vrees koester."
Hij was genoodzaakt toe te geven; hij bracht haar
Koloniën.
Bij beschikking van den minister van koloniën, van
den 24™ dezer, is P. Brandenburg gesteld ter be
schikking van den gouverneur-generaal van Nederlandsch
Indië, om te worden benoemd tot derden stuurman bij
de gouvernements marine daar te lande.
Gemengde berichten.
Door de Christelijke jongelingsvereeniging te Vlis
singen is besloten aan de van daar naar Indië ver
trekkende militairen bijbels en Ohristelijke lectuur te
verschaffen. De vereeniging ontving voor dat doel uit
de provincie Utrecht reeds eene gift van /60 en een
andere van f 10.
De kerkeraad der hervormde gemeente te Waarde
heeft den 22en dezer eene weduwe met vier kleine
kinderenwaarvan een voortdurend ziek isuit het
armhuis en op straat gezet. Het gezin is door den
predikant opgenomen en wordt in diens huis liefderijk
verpleegd. Volgens de Goesche courant, aan wie wij
dit bericht ontleenenheeft de kerkeraad op het gedrag
dier weduwe „officieel nietsmaar officieus veel aan te
merken."
In een ingezonden stuk in de Goesche courant
worden bezwaren ingebracht tegen de verplaatsing van
het hulppostkantoor te Yerseke. Vroeger bevond zich
dat kantoor aan den Yersekendam, een kwartier bmten
het dorp, en was er een bus midden in het dorp vóór
de kerk geplaatstdie tweemaal per dag gelicht werd.
Nu is het kantoor gevestigd buiten het dorp, is de
bus nabij de kerk vervallen en een andere bus aan
den Yersekendam geplaatst. Het gevolg dezer nieuwe
regeling is dat de inwoners van het gehecle dorp zich
een veel verdere wandeling langs een smerigen weg en
in den winter door de modder moeten getroosten om
het hulpkantoor te bereiken.
De schrijver hoopt daarom dat de bus in het centrum
van het dorp weder geplaatst moge worden, wier lich
ting voor den brievengaardernaar hij meentvolstrekt
geen bezwaar oplevert.
Voor deelname aan het te Goes te houden muziek
festival hebben zich bereid verklaard 6 Zeeuwsche en
3 Belgische muziekgezelschappen. Het feest gaat be
paald door op Maandag 9 Augustus.
Drie gebroeders te Bergen-op-Zoom dreven geza
menlijk handel in aardewerk. Daar een hunner zijne
waar éen cent lager wilde verkoopen dan de anderen
ontstond tusschen hen een twistdie zoo hoog liep, dat
twee hunner dooreen hunner vrouwen bijgestaanden
derden een pak slaag toedienden, aan de gevolgen waar
van hij weinige dagen later overleed.
De bekende waterplant de Victoria Eegia staat
in den Hortus te Amsterdam weder prachtig in bloei.
Hare bladeren hebben eene doorsnede van 1 tot 1.70
meter. De eerste bloemknop opende zich Zaterdag,
terwijl nog andere bloemen verwacht worden.
Te Utrecht heeft de politie eene „zeemeermin",
die aldaar op de kermis vertoond werdgedwongen
om ter wille der zedelijkheid eene witte nachtjapon
aan te trekken; ongelukkig kwam men eerst den laatsten
dag der kermis op dit hoogst fatsoenlijke denkbeeld,
nadat het ongekleede natuurwonder reeds dagen lang
in een schaduwrijk dicht begroeid boschje, en ging
vervolgens zijn ouden krijgsmakker halen. Anstruther
vond haar zeer afgemat onder een boom zitten. Hare
bleekheid en de blauwe kringen om hare oogen gaven
te kennen, dat zij den laatsten tijd vrij wat slapelooze
nachten had doorgebracht en veel zielsangst had uitge
staan. Zij zag hem niet aankomen en bleef onbeweeg
lijk, met gevouwen handen en gebogen hoofd zitten,
tot op het oogenblik dat het geluid van naderende
voetstappen haar deed opschrikken. Toen richtte zij
zich plotseling op, en stak, terwijl een blos haar gelaat
bedekte, Gérald hare beide handen toe, zeggende: „Ik
kón u niet laten vertrekken zonder u nog eens gezien
te hebben, ik zou het bestorven zijn. Zeg mij, dat gij
tevreden zijt dat ik gekomen ben."
„Mijne liefste! fluisterde hij, terwijl hij haar
in zijne armen drukte evenals op dat onvergetelijk
oogenblik op zee, toen de dood hen beiden had aange
grijnsd. Gij hebt mij te gelukkig gemaakt. Ik zal
met meer bemoedigd in ballingschap gaan, nu ik weet
dat uw vertrouwen op mij niet geschokt is."
„Ik zou niet hebben kunnen gelooven, dat gij
schuldig waartal had ik het gezienzeide zij
met vurigheid. Zoo ver mijn geheugen strekt zijt
gij voor mij altijd de goedheid en de oprechtheid zelve
geweest. Zou ik dan kunnen denken, dat gij op eens
een ellendeling zoudt geworden zijn?"
„En toch heb ik aan u getwijfeld, arme dwaas
die ik was! Dierbare Cécile, zult gij mijne misslagen
kunnen vergeten Mijne ellendige jaloezie is de eenige
oorzaak van onze ongelukken... Ik ga u verlaten,
waarschijnlijk voor altijdVergeeft gij mij het kwaad
dat ik u gedaan heb?"
(Ftrvolq hiernaJ