MIDDELBURGSCHE F 174. Zaterdag COURANT. 24 Juli 1875. FEUILLETON. Middelburg 23 Juli. WEDER KIEZEN? De Koningin van het regiment. tt Dit Wad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2" Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen. De prijs per 3/m., franco ie f 8.50. BIJ DEZE COURANT BEHOORT EEN BIJVOEGSEL. Een dag nadat het bekend was geworden dat de kiezers in ons hoofdkiesdistrict tegen den 3™ Au gustus werden opgeroepen tot het kiezen van een vertegenwoordiger voor het nog overige kleine ge deelte van het loopende zittingjaarwerd ons door een belangstellende het volgende geschreven „Doot de ophanden zijnde verkiezing worden de liberale kiezers in ons district in een moeilijke positie gebrachten ik zou gaarne met een enkel woord ter sprake brengenwat hun te doen staat. „Zullen zij maar stil zitten in de overtuiging dat een afgevaardigde van nu tot September toch geheel een strooman is Ik erkende verzoeking om de zaken zoo te gaan beschouwen is zeer groot. Laat, (zoo zouden wij kunnen zeggen)den heer de Jonge, die toch in September voor Middelburg zal optre den nu ook maar de eer terstond voor dat district zitting te nemen. In die weinige weken zal 't er wel weinig toe doenof ons district door een libe raal of een anti-liberaal man is vertegenwoordigd. „Toen ik dezer dagen onder liberalen de vrees opperde dat de heer Tak voor Middelburg bedanken zou, werd er dan ook ronduit gezegd: „ja, dan in 's hemels naam maar onthouding^ wat hebben wij aan een afgevaardigde tot September „Ik voor mij, kan mij met die beschouwing niet vereenigen. Nu het vaststaat dat nog in den loop van deze zitting de kamer zal bijeenkomen tot behandeling van de wijziging in de kiestabel, acht ik het van groot belang dat het district zoo lang mogelijk in liberalen geest zij ver tegenwoordigd. Deze quaestie der kiestabel is eene netelige zaak, waarbij aan heldere koppen, be (3e Vervolg.) Cécile voegde zich weder bij de gasten; voor de eerste maal in haar leven kwam zij in verzoekingom coquet te zijn. Tot hiertoe bad zij zich steeds geheel als een kind vermaakt, zonder te letten op den indruk dien zij op anderen maakte. Nu evenwel eensklaps door het verdriet rijp gewordenbegreep zij dat zij succes haddat men haar bewonderdeen datindien h ij haar versmaaddeanderen haar daarentegen aanhalen zouden. Dit was eene soort van verlichting. Gelukkig voor haar klonken de bittere verwijten van den jongen Villars haar nog in de ooren„Gij hebt mij aangehaald en aangemoedigd, maar bemindet mij niet!" Cécile zwoer bij zich zelve, zulk een verwijt nooit te zullen verdienen. Bij nader inzien begreep Villars echter, dat hij hard en onrechtvaardig geweest was. Hij kwam den volgen den dag vergiffenis vragendie hem even oprecht ge schonken werd als ze gevraagd was. Van dien dag af had de kleine koningin geen oprechter en hartelijker vriend dan Hedworth. Wat kapitein Anstruther betreft, hij nam tegenover Cécile een koelen en deftigen toon aan, die een minder liefhebbend hart zeer spoedig, teruggestooten zou heb ben. Zij zocht echter op allerlei manieren eene gele genheid, om haar ouden vriend eens onder vier oogen kwaam om een sterk bolwerk tegen mogelijke manoeuvres te stellen, groote behoefte is. 't Zou kunnen zijn dat wie nu lauw en onverschillig is, het zich later bitter zou kunnen beklagen, 't Zou kunnen zijn dat iemand, die zijne taak in de kamer gedurende deze weinige weken ernstig en verstandig opneemtvoor de liberale zaak misschien meer goed zal kunnen doen, dan wie in gewone tijden voor vele jaren zitting heeft. „Zijn de liberalen van dit district liet met deze beschouwingen eens, dan stuiten zij echter terstond op een groote moeilijkheid: wie zal hun candidaat zijn? Wie zal er zich toe willen leenen de candi- datuur te aanvaarden voor een mandaat dat met Sept. reeds ten einde loopt? „Ik stem toe, dat er eenige zelfverloochening toe vereischt wordt om zulk een mandaat aan te nemenik erken dat men voor menige minder aangename qualificatie van de zijde der tegenpartij blootstaat. Maar men vergete niet, dat de afge vaardigde, al heeft hij als zoodanig slechts een leven van weinig weken, groot gevaar voor de toekomst kan helpen afwenden. En zou er dan nu niet een man met zoo veel zelfverloochening te vinden zijn, dat hij zich voor die taak leende? Zou niet eenig waarachtig liberaal man voor de zegepraal zijner beginselen willen in de bres sprin gen, ook al wordt hij misschien het mikpunt van den spotlust van sommigen, die zijn drijfveeren niet weten op prijs te stellen? Zou inzonderheid niet eenig oud-afgevaardigde zich andermaal voor weinige weken willen beschikbaar stellen? Ik twijfel niet, of wanneer een der oud-strijders met eenigen tact gepolst en hem het mogelijke gevaar voorgehouden wordt, dan zal ook in dezen wel de ware „man van het oogenblik" kunnen gevonden worden." De quaestie is door onzen briefschrijver zoojuist uiteengezet dat wij daaraan voor het oogenblik wei nig hebben toe te voegen. Werkelijk mocht het te spreken, want zij twijfelde niet of zijne kwade luim was het gevolg van eenig misverstanddat gemakkelijk opgeheven zou kunnen worden. Het scheen wel dat Gérald haar voornemen begrepen had, hij deed althans zooveel mogelijk zijn best om niet met haar alleen te zijn, en dit gelukte hem zoo goed, dat de dag der inscheping aanbrakvoordat de kleine koningin haar plan had kunnen verwezenlijken. als eene daad van zelfverloochening beschouwd wordenindien een politiek man van eenige betee- kenis zich tot eene candidatuur voor het lidmaat schap der tweede kamer, gedurende weinige weken slechts, wilde leenen. Had de liberale partij aan den eenen kant nau welijks het recht van een harer leden zulk eene zelfverloochening te vergenaan den anderen kant achtten wij het onder de tegenwoordige omstandig heden zoo weinig raadzaam met een nieuw of on bekend man voor den dag te komen dat wij wij erkennen het gaarnetot op dit oogenblik toe huiverig zijn geweest om op de vraagStem ming of onthouding een antwoord te geven. Die twijfeling is thans voorbij. Èen man was er, die door zijn verleden en door zijne tegenwoordige positie onder de Zeeuwsche liberalen als met den vinger aangewezen en ook door onzen briefschrij ver niet onduidelijk bedoeld werdom de aan meer dan éene bedenking onderhevige candidatuur zich te laten welgevallen. Die man was mr. G. A. Fok ker jaren lang onze vertegenwoordiger in de sta- ten-generaalthans nog lid der gedeputeerde staten van Zeeland. Na lange en rechtmatige aarzeling heeft deze er in toegestemd voor het korte, doch gewichtige tijdperk dat nog van liet loopende zit tingjaar overblijft, het mandaat van volksvertegen woordiger op zich te nemen. Van nu af is dan ook ons wachtwoord: Nog eens stemmen. Op welke gronden dat wachtwoord rust ontwikkelen wij nader. Voor het oogenblik wekken wij alleen al onze geestverwanten met aan drang op tot het nemen der voorbereidende maat regelen, die noodig zijn om ons thans de zegepraal te verzekeren. Wij zijn dat verplicht aan onze goede zaak. Wij zijn het niet minder verplicht aan den man, die ons in de gelegenheid stelt met eenige hoop op goeden uitslag den strijd te aan vaarden. II. Het schip dat de helden dezer geschiedenis naar Engeland moest overbrengendobberde op de Indische zee. Cécile zat op het dek, sloeg Anstruther nauw keurig gade en zeide bij zichzelve, dat de ziekte haar vriend erg veranderd had. Het eens zoo open gelaat van Gerald had eene harde en onverschillige uitdruk king gekregen. Om den mond en de slapen kon men thans rimpels bespeuren, die vroeger niet bestaan hadden. Terwijl hij met zijne armen op de verschansing van het schip leundevolgde hij met een blikwaarvan de i strakheid iets verontrustends had, de bewegingen van fkeerd op, het malen. Cécile, die hem geruimen tijd bleef aan staren werd bang. Zij besloot hem eens te gaan aan spreken. Bij de beweging die zij maakte om op te staan, keerde Anstruther zich om, en terwijl hij met geweld de vermoeidheid en de verveling waaronder hij gebukt scheen te gaanafschuddeging hij naar het jonge meisje toe en vroeg hij haar of zij iets noodig had. „Neen, antwoordde ze schroomvallig, ik ben geheel alleenen ik verveel me. Ga daar eens wat zitten, wilt ge? en laat ons met elkander praten. Het is reeds zoo lang geledendat wij met elkander gekeuveld heboen! niet meer sedert den dag waarop u dat ongeluk overkwam," voegde zij er voorbedachtelijk bijdaar zij op zijn gezicht lasdat hij volstrekt geen lust had, om aan haar verzoek te voldoen. De toespeling op het ongeval dat hem getroffen had had de gewenschte uitwerking. Op eens stond zij daar weder voor hemgereed om haar leven voor hem te wagen; hij werd tot toegeeflijkheid gestemd. Einde lijk aan een geheimen aandrang toegevende, nam hij den stoel aan dien zij hem aanbood, en zette hij zich neder. Door dezen aanvankelijk goeden uitslag harer pogingen aangemoedigd, ging Cécile stoutmoedig voort „Gérald, wat scheelt u toch in den laatsten tijd? Ik herken u niet meer. Een paar maanden geleden zou het waarlijk zooveel moeite niet gekost hebben, u te bewegen, eens met mij te praten." Cécile was geen kind meer, maar toch ook nog niet geheel vrouw; er lag dan ook iets van het kind en van de vrouw tevens in den tegelijk schalkschen en teederen blik, waarmede zij hare laatste woorden deed vergezeld gaan. Daar Anstruther door een vooroordeel beheerscht werd, vatte hij de vraag en den blik ver- „Het is waar, dat ik u in den laatsten tijd ont wijk, omdat ik de treurige gewoonten niet kan ver dragen, die ik u zie aannemen. Gij laat u de laffe complimenten welgevallen van sommige onwaardige pronkers, die met hun eigen persoon dwaselijk ingeno men zijn; het natuurlijk gevolg hiervan zal wezen, dat alle fatsoenlijke lieden u zullen gaan minachten." Cécile kreeg eene hevige kleur. Zij gevoelde diep de onrechtvaardigheid van de verwijten die men haar durfde doen, en zij kon zich de bitsheid niet verklaren, ir a

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1875 | | pagina 1