geweest, zoodat de aankomst te Vlissingen bijna een uur later plaats had dan men verwacht had, en de aanvang van het diner dientengevolge even zoo lang vertraagd werd. Ondanks den hevigen regen begaf Z. K. H. prins Hendrik, gekleed in admiraals-uniform, zich bij het aan komen der „Stad Middelburg" op de ponton om de Engelsche gasten te ontvangen. Daar naderde het zeekasteeldaar weerklonken de tonen eerst van het Engelsche volkslied, daarna van de Nederlandsche volksliederen, aangeheven door het muziekkorps der Middelburgsche schutterij; daar vleide de stoomboot zich kalm en statig langs de ponton, waar de „Stad Vlissingen" eenige oogenblikken te voren voor haar plaats gemaakt en zich een weinig naar achteren be geven had. En nu het banket! Verrassend schoon wa3 de aan blik der sierlijkedoor groen en bloemen, door tapgten, draperieën, spiegels en allerlei verlichting in een eetzaal herschapene hal vóór de ponton. Aan den eeredisch namen plaats Z. K. H. prins Hendrik, met aan zijne rechterhand den minister van binnenlandsche en aan zijne linkerhand dien van buitenlandsche zakenvoorts de commissaris des konings in Zeeland, de minister van financiën, de Zeeuwsche leden der staten-generaalde directeuren en commissarissen der stoomvaart- en der voornaamste spoorwegmaatschappijen, de vertegenwoor digers der vreemde gezantschappen en verder de ge- noodigden, die door hun rang of hunne aanspraken bij dit feest voor zoodanige eereplaats het eerst in aan merking kwamen. De overige genoodigden plaatsten zich aan de vier loodrecht op den eeredisch Ioopende tafels naar willekeur door elkander. Van den overvloed van keurige spijzen en dranken, van de wonderen en verrassingen op het gebied der banketbakkerskunstdie zich aan ons oog en in onze magen opdrongenverwacht gij van mij geen beschrij ving. Genoeg zij het te vertellen dat de van ouds vermaarde Amsterdamsche ordonnateur van dergelijke feestelijkheden, de heer Zomerdijk Bussingh, ook bij deze gelegenheid zijn reeds gevestigde reputatie op schitterende wijze gehandhaafd heeft, terwijl de orde lijkheid en de spoed der b( diening niets te wenschen overlieten. Het detachement Amsterdamsche keuken prinsessen, vijftien manik wil zeggen vrouwlieden, sterkdat den vorigen dag te Vlissingen ingekwartierd was en het bataljon gezwartrokte en gewithandschoende mannelijke bedienende geesten, dat eveneens uit de hoofdstad ter hulpe was toegesneldtoonden dat zij die dingen meer bij de hand gehad hadden. Van het groot aantal feestdronken bepaal ik mij tot de officieelewaarvan de volgorde te vorenin over leg met den vorstelijken eere-voorzitter vastgesteld en aan de aanzittende gasten medegedeeld was. De heer Ramanndirecteur der koninklijke Stoombootmaat schappij, opende de rij met, gelijk op een Nederlandsch feest van dezen aard natuurlijk en plichtmatig was, een dronk op den koning. Deze plechtigheidzeide hij, internationaal door hare beteekenis, maar echt Nederlandsch door hare aanleiding en de geschiedenis harer wording, was het werk vooral van een telg van het Nederlandsch vorstenhuis (Levendige toejui chingen). Daarom een dronk in de eerste plaats op heid inboezemde, en dat zelfs de grootste losbol het nooit gewaagd zou hebben, in hare tegenwoordigheid een onbetamelijk woord te spreken. Men wist dat de geringste beleediging ten gevolge gehad zou hebben, dat de schuldige buiten den vertrouwelijken omgang met Cécile gesloten werd, en menigeen werd smoor lijk op het werkelijk beeldschoone meisje verliefd, zon der evenwel zijne gevoelens in dit opzicht te durven openbaren, uit vrees van voor goed uit den gezelschaps kring van de koningin te worden gebannen. Miss Levestone gaf eiken namiddag op het theeuur een soort van receptie, waarvan door al de officieren van het regiment getrouw gebruik werd gemaakt. Het moge oppervlakkig zeer vreemd schijnen, dat in zulk een uitgebreiden kring voortdurend eene goede ver standhouding bleef bestaanmaar toch wist Cécile dit wonder te bewerken, en wel door hare rol van souve- reine ernstig op te vatten, en zoowel de plichten als de voorrechten aan haar oppergezag verbonden ge trouw te handhaven. Al de dragonders van het regi ment waren hare gehoorzame onderdanenen het kwam zelfs nooit iemand in de gedachte, dat men zich tegen een harer besluiten zou kunnen verzetten. Zij begreep dat zij hun, in ruil voor hunne onderdanigheid, eene on partijdige verdeeling van hare gunsten schuldig was, en zij had het zich tot eene vaste wet gemaakt, nooit iemand harer hovelingen ten koste van de andere te bevoorrechten. Zij strooide dan ook hare innemende glimlachjes naar alle kanten zoo gelijkmatig uit, dat nie mand het recht had om te beweren, minder beleefd te zijn behandeld dan zjjn buurman. De gelukkige onwetendheid van Cécile maakte haar deze onpartijdigheid zeer gemakkelijk. Zij was zestien jaren oud geworden, zonder te weten wat liefde is en het geëerbiedigd hoofd van dat vorstenhuis, op den koning Z. K. H. de prins beantwoordde dezen dronk met zijn dank te betuigen voor de woorden die aan hem en zijn huis gewijd en op zoo hartelijke wijze door de aanwe zigen bekrachtigd waren. In de Engelsche taal stelde hij vervolgens een dronk in op hare majesteit de konin gin Victoria, de souvereine van het rijk dat door de nieuw geopende stoomvaartlijn in nieuwe en nauwere betrekking tot ons land gebracht werd. Sir Waterlordals vertegenwoordiger van den Engel- schen gezantden admiraal sir Harrisdie verhinderd was het feest bij te wonendankte den prins en de vergadering voor de gebrachte hulde aan zijne vorstin en bracht zijne wenschen uit voor den bloei, de levens kracht en den voorspoed der nieuw aangeknoopte ver eeniging met zijn vaderland. De minister van buiteniandsche zaken de heer van der Does de Willeboisdronk vervolgens in het Fransch op de souvereinen der vreemde mogendhedenden kei zer van Duitschland en den koning der Belgenwier rijken door de internationale stoomvaartlijn Vlissingen Sheerness in kortere en snellere vereeniging met de zee, met het machtige Brittannische koninkrijken met Ne derland als den schakel die hen allen onderling verr eenigtgebracht worden. Hem beantwoordde graaf von Wrangel, een zeer jeugdig Duitsch diplomaat, die in vervanging van den afwezigen Duitschen gezant, in weinige doch keurig gekozene en uitgesprokene Fransche bewoordingeneen heildronk uitbracht op het konink lijk huis van Oranje. De heer Tak van Poortvliet hield eene welsprekende en levendig toegejuichte improvisatieter eere van den vorstelijken eerevoorzitter. Hij herinnerde met hoeveel zwarigheden deze onderneming van den aanvang af gepaard was geweest, hoe iedere moeilijkheid als het warenaarmate zij overwonnen werdweder eene nieuwe te voorschijn deed komenmaar hoe men alles te boven was gekomen, dank zij den wijzen raad, de onvermoeide werkzaamheid en de vorstelijke vrijgevig heid van Z. K. H. prins Hendrik. Daarom stelde hij voorals blijk van erkentelijkheid en instemming tegen over den edelen broeder des konings, de glazen te ledigen. Het daverend gejuich, door de fanfares der muziek ondersteund, en na het zwijgen der instrumen ten telkens Opnieuw aanvangende, bewees dat de wel sprekende redenaar gevoelige snaren in de harten zijner toehoorders had aangeroerd. Prins Hendrik verklaarde in antwoord op deze woor den dat indien hij iets gedaan had, zulks hem vooral gemakkelijk gemaakt was door de medewerking en de instemming die hif van alle zijden ondervonden had. Vooral de Zeeuwenzoo sprak de prinshadden bij deze gelegenheid getoond dat offervaardigheid en onder nemingszucht hun niet vreemd waren en dat het oude spreekwoord „de Zèeuwen hangen aan elkaar als klit ten" ook in deze bewezen was waarheid te bevatten. Hij stelde een dronk in op het Nederlandsche volk, hetwelk hij hoopte dat blijven zou wat het altijd ge weest waseen zelfstandig volkzelfstandig door zijne beradenheid, zijn ondernemingsgeest, zijne volharding, zijne eerlijkheid en 'zijne goede trouw. De heer jhr. C. Hartsen bracht een heildronk uit op daar zij nog niet in haar eigen hart kon lezen geloofde zij volkomen te goeder trouw, dat zij van al hare ka meraden even veel hield. Zij vermoedde niet, dat het gevoel, dat zij voor haren ouden vriend Gérald koes* terde, volstrekt niet hetzelfde was als dat wat haar op een zeer vertrouwelijken voet deed staan met haar peetden kolonel. Misschien zou Anstruther dit eerder vermoed hebben dan zijindien hij in zijn oordeel vol komen vrij en onbevangen ware geweestmaar hij was hartstochtelijk verliefd en hartstochtelijk jaloersch bo vendien, en in plaats van in stilte de glimlachjes te genieten, die hem ten deel vielenzat hij er maar voort durend bij zich zei ven over te pruilen, dat de anderen er ook hun deel van kregen zonder te merken dat die welke hem door de koningin werden toegeworpen altijd wat vriendelijker en zachter waren dan de anderen. Een ongeval op de jachttengevolge waarvan Ans truther verscheidene weken aan zijn bed gekluisterd bleef, had hem de oogen moeten openen, want bij die gelegenheid had Cécile met een die voor een jong meisje verbazend was, zich aan het grootste gevaar blootgesteld om hom te beschermen vooreen wild zwijn, dat in dolle woede op hem aan kwam rennen. Het zij echter tengevolge van een zeker wantrouwen dat aan verliefden dikwijls eigen is hetzij tengevolge eener overdrevene nederigheid, had Gérald in deze buitenge wone daad van het meisje niet het minste bewijs van liefde gezien. Hij bracht den tijd, waarin hij door zijn blessuur tot afzondering veroordeeld was, door met zich allerlei muizenesten in het hoofd te halen en zich daarmede te kwellen. Nu eens stelde hij zich Cécile voor, een gretig oor leenende aan de zotteklap van den een of anderen losbol; dan weder bracht hij zich al de lasterpraatjes de Nederlandsche regeering, welke tot het aanvankelijk welslagen dezer onderneming zoo welwillend en hulp vaardig de hand geleend had. Op welsprekende wijze beantwoordde de heer Heemskerk, minister van binnen landsche zaken, dien dronk door te wijzen op de vele moeilijkhedenvroeger onoverkomelijk geachtdie de Nederl. waterbouwkundigen, de Nederl. spoorweginge nieurs reeds te boven waren gekomen. Zoo was het ook gegaan met deze stoomvaartlijndie den laatsten schakel vormde voor de vereeniging van centraal-Europa met den Oceaan, bij wier inwijding hij zich geluk- wenschte tegenwoordig te zijn en voor wier welslagen hij zijne beste wenschen en de toezegging van de welwillendheid der Ned. regeering herhaalde. De heer van der Heim, minister van financiën, dronk op de provincie Zeeland, waarbij hij de spreuk in her innering bracht „Al is Jan Pieters dood, toch leeft er zijns gelijke", als eene opwekking tot volharding, ook bij ontmoedigende teleurstellingen en moeilijkheden. Ook den man die vóór dertig jaren reeds op de kaart Vlissingen had aangewezen als de plek waar de ver bindingslijn van Centraal-Europa met den oceaan moest vastgelegd worden, den heer Dronkers, wijdde de mi nister eenige woorden. De heer Byleveld, commissaris der kon. stoomboot maatschappij dronk op den graaf van Bylandt, onzen i gezant te Londen, als blijk van erkentelijkheid voorde hulpvaardige medewerkingdie hij in zijne betrekking aan de nieuwe onderneming verleend haden de gezant herdachtin antwoord hieropde medewerking die hij bij alle autoriteiten en bij het publiek in Engeland ondervonden hadwaartoe hij zijne toespraak op wel sprekende wijze in vloeiend Engelsch voortzette en eindigde. De heer Insinger bracht een heildronk uit op de Chatham and Dover Railway-company, die aan de nieuw te openen lijn met de meeste hulpvaardigheid te gemoet was gekomen. Ofschoon de rij der officieel aangekondigde toasten hiermede afgeloopen waskunnen wij echter niet nala ten melding te maken van de welsprekende ontboeze ming van den heer Rmnedirecteur der Iiheinische Eisenbahn, die een dronk instelde op Vlissingen. Ik spreekzeide hijniet als diplomaatmaar als Duitsch burger, als een man die in de nijverheid, onder de burgerij leeft. Welnu, wij Duitsche burgers wenschen niets liever dan dat het onze naaste buren, zij die onze taal verstaan en wier taal wij begrijpen, welga. Wij wenschen niets liever dan dat Vlissingen tot ontwikkeling en bloei kome, opdat wij Duitschers over Vlissingen de hand kunnen reiken aan de mach tige, nijvere en welvarende volken van Angelsaksischen stam, aan gene zijde der zee. De levendige toejuichin gen waarmede deze toespraakdie met kracht en klem gehouden werd, begroet werd, getuigden dat het ook dezen spreker gegeven was geweest in woorden uit te drukken wat in het hart van velen zijner toehoorders leefde. Met een geestig woord van den heer 's Jacob, direc teur-generaal der Maatschappij tot exploitatie der staats spoorwegen die de nieuwe stoomvaartlijn vergeleek bij een jonge, veelbelovende bruid, de exploitatie-maatschap pij bij een ernstiger, meer bezadigden bruidegom; met die er rondliepen voor den geest, en door aanhoudend daarover te denken, hechtte hij er ten laatste een ge wicht aan, dat de lieden die ze hadden verzonnen zich zeker niet hadden kunnen voorstellen. De kleine ko ningin, wier leven eene voortdurende feestviering was, en die niets dan sympathie en toegevendheid op haar weg ontmoette, bekommerde zich weinig over al die babbelarijen; zij hinderden haar alleen, omdat zij niet altijd wist, hoe Gérald' er over zou kunnen denken. Zij had hem sedert het ongeluk dat hem getroffen had, niet wedergezien, en zij dacht veel aan hem, veel meer dan voor hare gemoedsrust wenschelijk was. Het 16e regiment dragonders had bevel gekregen om zich naar Engeland in te schepen. Op het verzoek van hunne koningin hadden de officieren eene groote bui tenpartij tot afscheid ontworpen, waarop allen, die men in de garnizoensplaats gewoon was te zien, genoodigd werden. Cécile had verlangd dat men het feest zoo lang mogelijk zou uitstellen, om ook Anstruther in de gelegenheid te stellen daaraan deel te nemen. Daar echter de dokter ten strengste verboden had, dat zijn patient vóór den dag der inscheping zijne kamer zou verlaten, had men zich daaraan moeten onderwerpen. De dag werd bepaald, en men gaf elkander rendez-vous bij de ruïne van een ouden tempel, die in de buurt gelegen was. Eene lange rij van rijtuigen sloeg den weg naar den tempel van Poonach in. Het rijtuig waarin Levestone met zijne dochter zat, werd bestuurd door een jong officier die eerst onlangs bij het regiment gekomen was, een zekere Hedworth Villars. Vervolg hierna.)

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1875 | | pagina 2