r i7i. M1DDELBURGSCHE COURANT. a Juli. Woensdag FEUILLETON. 1875. BIJ DEZE COURANT BEHOORT EEN BIJVOEGSEL. Middelburg 20 Juli. De Koningin van het regiment. Inwijdingsfeest der stoomvaartlijn YlissingenEngeland. Dj offic ieren droegen haar op de handen en in moeie- lijke gevallen werd zij gaarne door hen geraadpleegd In het voorbijgaan zij gezegd, dat de „koningin" bij der gelijke gelegenheden de duidelijkste blijken van gezond verstand gaf, en zelden gebeurde het, dat men zich bij het opvolgen van haren raad niet wel bevond. Zij hielden dikwijls vroolijke partijtjes met haar, maar dit kleine, dartele en schalksche persoontje verspreidde als het ware zulk een geur van onschuld en fatsoenlij kheia rondom zich, dat zij niet minder eerbied dan genegen- blad bond- >fferen t, dat er in t licht ultra- ijjierd ivo<r cent met iger; in ou 371. 63§ 75 99J 011 841 91| Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2en Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen. De prijs per 3/m., franco is f 3.50. Bij de tweede kamer der staten-generaal is ingekomen het regeeringsantwoord betreffende het wetsontwerp tot herziening van den kiestabel. De regeering stelt thans voorde oprichting van drie nieuwe distrietennl. Bergen op Zoom, Loenen en Apeldoorn, terwijl Am sterdam een zesvoudig district zou blijven en het voorge stelde district Groenlo zou vervallen. De regeering geeft tevens haar wensch te kennen, dat dit ontwerp spoedig zal worden behandeldopdat de nieuwe verkiezingen nog in dit jaar, kort na de opening van het nieuwe zittingsjaar der kamer, zullen kunnen plaats hebben. In de zitting der provinciale staten van Lim burg is jl. Donderdag het volgende ingekomen adres behandeld „Aan de E. G. A. heeren provinciale staten van Lim burg, vertoonen met den diepsten eerbied de onderge- teekende ingezetenen van de stad en gemeente Maastricht: „dat bij art. 93 van de wet van den 6™ Juli 1850, Staatsblad n° 29, overeenkomstig art. 134 der grondwet, uwe vergadering, bij den koning en bij de staten-gene raal de belangen van de ingezetenen van Limburg kan voorstaan „dat do plaats hunner inwoning, de stad Maastricht, die door de gebeurtenissen der Belgische revolutie zoo veel heeft geledenzich echter in het vorige jaar 1874 heeft mogen verheugen dat hare aloude en vermaarde processie van St. Servaas op een waardige wijze is begeleid geworden, gelijk zulks gedurende de Fransche dominatie, en daarna onder koning Willem I, steeds gebruikelijk wasdat volgens onze grondwettige instel lingen, wel is waar geene bevelen aan de militaire macht kunnen worden gegeven door de plaatselijke besturen, die daartoe zijn onbevoegd, maar dat het plaatselijke bestuur van Maastricht in 1874 heeft ge bruik gemaakt van zijne macht, waartoe het wel was (1* Vervolg.) „Ik wenschte wel dat ge haar de tien geboden zoudt willen leeren, maar vergeet dan vooral het vijfde niet." »Ik geloof dat ik een slechte Ieeermeester zal zijnmaar ik wil het wel probeeren. Ik heb van daag niets te doen, we zullen dus maar terstond beginnen." Zoo gezegdzoo gedaan. De les nam onmiddellijk een aanvang. In den beginne ging alles goed. De kolonel had eene manier van onderwijzendie het kind vermakelijk vond. Maar bij het vijlde gebod begonnen de moeielijkheden voor den leermeester. Cécile ver klaarde, dat zij dat gebod niet begreep. Meridith trachtte het derhalve op zijn manier duidelijk te maken. „Mijnheerdat is onzinwat ge daar zegtzeide het ondeugende nest. Ik weet bestdat het in 't geheel niet zoo is als ge mij daar vertelt." „Het deugnietje begrijpt het zoo goed als ik, dacht de kolonel bij zich zeiven, maar zij wil het niet begrijpen. Welk een dwaasheid heb ik begon nen! En daar komt nu werkelijk Anstruther ook nog opdagenDat ontbrak er nog maar aanHij zal hier gaan zitten en naar ons gaan luisteren, en, indien ik me soms vergis of het kleine ding me impertinenties zegt, zal hij mij in zijn vuistje uitlachen. Wat moet bevoegd, om te bevelen aan een gedeelte der onlangs opgerichte dienstdoende schutterij tot bewaking der rust, op eene waardige wgze de processie van St. Servaas te vergezellen, dat dezelfde bevelen gedurende dit jaar 1875 door het college van B. en W. z.jn uitgegeven bij eene deugdelijk gemotiveerde ordonnantie; „dat desniettemin, tot groote teleurstelling en schade van deze gemeente Maastricht, dé E. A. heer H. Pijls, burgemeester van deze gemeente, naar men zegt op last van de hooge staatsregeering, geweigerd heeft de beslis sing van het college van B. en W. ten uitvoer te leggen; „dat aldus op die wijze de ingezetenen van de aloude hoofdstad van Limburg zijn gekrenkt geworden in hunne dierbaarste herinneringen en in hunne stellige belangen „dat ofschoon vertooners zich niet kunnen voorstellen, dat de hooggeachte staatsman, die door 'skonings ver trouwen aan det hoofd van de tegenwoordige regeering is geplaatst, persoonlijk het verbod zou hebben uitge vaardigd, om het plaatselijk bestuur van Maastricht toe te laten aan de schutterij het begeleiden der processie van St. Servaas te bevelen, het feit echter daar is, dat het plaatselijk bestuur van Maastricht zegt, dat de orders van den minister afkomstigin dien zin luiden „dat intusschen met het oog op de wenschen en be langen van de ingezetenen van de hoofdstad van dit gewest, de staten bevoegd zijnom de opheffing van zulke grievende bevelen bij Z. M. den koning te vragen „redenen waarom de vertooners de eerbiedige vrijheid nemen zich te wenden tot uwe vergadering, met het bescheiden verzoek dat het haar moge behagen, zich, ingevolge art. 134 der grondwet en art. 93 der provin ciale wet, te wenden tot Z. M. den geëerbiedigden koning met het verzoek dat het door den afluister van binnen- landsehe zaken aan den Edelachtb. heer H. Pijls gege ven verbod bovengenoemd in het belang van een gedeelte der ingezetenen van deze provincie, worde opgeheven. „Hetwelk doende enz." (Volgen de onderteekeningen.) Omtrent de wijze van behandeliDg van dit adres en het resultaat daarvan deelt het Handelsblad het vol gende mede De commissaris des konings gaf als zijn gevoelen te kennendat de discussiën over het medegedeeld adres ik doen? Indien ik zeg, dat hij heen moet gaan, zal hij aan het geheele regiment vertellen, dat ik bang voor hem ben." Op eens viel den kolonel een heerlijk middel in, om zich uit den nood te redden. „Cécile, dit moet ge nu eens netjes van buiten leeren. Zoo ge dat goed kunt opzeggen, en zoo ge mij belooft voortaan te doen wat uw papa zegtzult ge mango's van me hebben, en groote ook, daar kunt ge op rekenen, ge zult nooit zulke mooie gezien hebben." „Kolonel riep Anstruther, die bij de deur was blijven staan dat noem ik je een kind bederven. Leer haar, dat zij haar plicht moet doen omdat het haar plicht is, en niet op hoop van belooning. Met uwe manier van opvoeding zult gij er eene eigenzinnige grillige vrouw van maken, die altijd in de eerste plaats haar eigen belang en hare eigene genoegens op het oog zal hebben." „Ik geloof dat ge gelijk hebt, vriend - zeide de kolonel ongeduldig. Werkelijk ik kan dat kind niet opvoeden; ik laat het aan haar vader over. Wij zullen eens zien wat die er van maakt." Levestone kweet zich beter van de hem overgelaten taak dan men misschien wel gedacht had. Cécile, die een uitmuntend hart bezat en bijzonder bevattelijk was, eindigde met zich aan het vaderlijk gezag te onderwerpen, en maakte snelle vorderingen. Niet lang duurde het of zij begon van hare kennis misbruik te maken door de kinderen van andere militairen een soort van examen te laten afleggen. Eenige jaren gingen voorbij het kind werd een jong meisje. Een Indische vrucht. in eene zitting met gesloten deuren behoorden te worden gevoerd en de leden der statenvergadering vereenigden zich met deze zienswijze. Nadat het publiek uit de zaal was verwijderdontstond er een zeer langdurig debat over het ingekomen stuk, waaraan o. a. door de heeren Edm. Van WintershovenDoopHaffmans en Hub. Pijls werd deelgenomenen dat vooral van de zijde van laatstgenoemden heer met veel hartstochte lijkheid en onstuimigheid werd gevoerd. De slotsom der door den burgemeester van Maastricht gedane mede- deelingen was, dat hem geen last tot verzet tegen het besluit van B. en W. was verstrekt, maar dat hij, ofschoon persoonlijk niet ongenegen tot het doen bege leiden der processie door de dienstdoende schutterij, gemeend heeft de inzichten van den minister van bin- nenl. zaken te volgeninzichten die hem ook nog uit een telegram van dien minister waren duidelijk geworden. Ofschoon men die bewering bij een gedeelte der bevolking ingang heeft trachten te doen vinden, bestond er alzoo geen lastgeving van hoogerhand tot verzet of schorsing, maar is het hoofd dezer gemeente zelfstandigalhoewel slechts op bij hem teweeggebrachte indrukken, opgetreden. De provinciale staten hebben daarop het ingekomen adres voor kennisgeving aangenomen. II. Na mijne korte, haastig op het papier geworpene aanteekeningen van gisterenheb ik omtrent de feeste lijkheden van dien dag te Vlissingen nog het volgende te melden. Het was omstreeks zeven uren in den avond toen het stoomschip „Stad Middelburg" in het gezicht kwam, medebrengende de gastendie uit Engeland het feest kwamen bijwonen. Gehechtheid aan den geboortegrond of andere redenen hadden hun vertrek uit Londen on geveer een uur vertraagdook was het mistigedikke weder oorzaak geweest dat men ongeveer een half uur langer aan de reis besteed had dan anders noodig ware Op zestienjarigen leeftijd was miss Levestone een even groote waaghals als hare vrienden, de tweede luitenants. Zij gaf het niet op tegen de stoutste ruiters en de beste biljartspelers. Daar zij op vertrouwelijken voet stond met al de officieren, beschouwde zij hen als hare kameraden en behandelde hen ook zoo. Het ge volg hiervan was, dat er geen zweem van coquetterie aan haar te bespeuren was, hetgeen bij zulk een mooi meisje zeker niet iets alledaagsch was. Dewijl zij uitsluitend met mannen omging is het niet te verwonderen, dat Cécile zich gewend had, de we- reldsche dingen eenigszins als een man te beschouwen. Maar ofschoon haar geest zich voortdurend in een om zoo te zeggen mannelijken kring van denkbeelden be woog, waren echt vrouwelijke zachtheid en fijngevoe ligheid haar toch geenszins vreemd. Ook hare vrij moedigheid en hare ongedwongen manieren namen niets weg van hare aangeboren bevalligheid en ingetogen heid. Evenmin was het ingewikkelde wetboek der maatschappelijke welvoegelijkkeid een gesloten boek voor haar. Zij wist volkomen wat zij ter wille der wereld had te doen of na te laten en maakte daarop evenmin zelve inbreuk, als dat zij van anderen eenige inbreuk tegenover haar toeliet.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1875 | | pagina 1