BUITENLAND. Algemeen Overzicht. r jstulta. ^tijdingen. eenig ijzerwerk aan de groote luiklok vernieuwden alles behoorlijk geverfd. Ook de noten in den trom mel op de uurwerkkamer worden slecht, zoodat er reeds 200 nieuwe zijn bijgemaakt. Dit alles heeft eene uitgaaf van f 1282,24f gevorderd. Dergelijke som zal in den- eersten tijd jaarlijks beschikbaar moeten ge steld wordenalvorens ook dit gebouw in eenen be hoorlijken staat van onderhoud verkeerè. De daaraan te verrichten herstellingen zijn van dien aard, dat die voor geene publieke aanbesteding vatbaar zijn. Eené daarvoor in Augustus genomen proef had tengevolge dat de aanneming- niet aan den minsten bieder kon worden gegund, daar zijne inschrijving de begrooting verre 'overtrof. Aan de voorgenomen vervanging van de Muntpoort aan het Koorkerkhof door het ijzeren hek der Veersche brug is vóorloopig nog geene uitvoering gegevendaar het uit een geschied- en bouwkundig oogpunt wenschelijk geacht wordt, die poort in den vorigen bouwtrant te restaur'eeren. Vroeger waren in deze gemeente 22 openbare aan plakborden. Door den aanleg der spoorweg- en kanaal- werken en het wegruimen van eenige poorten en bar rières was dit getal verminderd tot 16. Daar hoe langer hoe meer gebruik gemaakt wordt van die borden en de aan te plakken biljetten in de laatste jarenvooral na de afschaffing der zegelrechtenbelangrijk in grootte zijn toegenomen, deed zich de behoefte gevoelen aan een vijltal nieuw?. Deze zijn vervaardigd door C. A< Goetlials, voor eene som van f 232.25 en geplaatst: 1° in de Gistpoortover het daar reeds aanwezig bord2° tegen den muur van het huis op den hoek van den Beenhouwerssingel en de Langeviele, 3° tegen den zijmuur van een perceel aan den stationsweg4° tegen den muur van de werf dèr Commercie compagnieaan den hoek der löskade en 5° tegen den bekleedingsmuur ten noordwesten van de noord-bnitenbrug. In 1874 zijn geene nieuwe straatkeien aangekocht, terwijl de arnkoop van straatklinkers zich heeft be paald tot 2000 Waalsteen'en, na aanbesteding geleverd door de gebroeders Boudewijnsevoor f 17.25 per dui zend stuks. In het geheel werden vernieuwd of ver legd 16657 centiaren straat- en 1271 centiaren klinker- werk, alles volgens den prijs van 0.15J per centiare Bij proces-verbaal van den 2oen Augustus 1874 zijn door de gemeente in beheer en onderhoud aanvaard, de door het rijk thans voltooide lig-los- en laadplaat sen de toegang naar de kanaalbrug en in het algemeen alle werken door of van wege het rijkin verband met het kanaal en den spoorweg gemaakttusschen den westelijken kanaaloever en de stadde kanaal oever zelf daaronder begrepen, en begrensd eenerzijds door den noord-oostelijken teen van den omgelegden westelijken dijk der voormalige nieuwe haven, tot waar die teen door het verlengde van de losplaats gesneden wordt, en anderzijds door de grensscheiding tusschen de gemeenten Middelburg en Koudekerke; een en ander voor zoover die werken niet reeeds vroe ger bij proces-verbaal van wege liet rijk aan de gemeente Middelburg waren overgegeven. Aan het besluit om de loskade met de omliggende terreinenbij het nu en dan aldaar reeds vrij druk verkeer, van gemeentewege des avonds met gas te verlichten en daartoe aldaar een 12-tal gaslantaarns te plaatsen, is tot dusver nog geene uitvoering gegeven, tengevolge van verschil van gevoelen met de conces sionarissen der straatverlichting ten opzichte der kos tenberekening. De straatweg, die tijdelijk was aangelegd uit de Winterstraat langs Poelendale naar den Vlissingsehen singel, is uitgebroken. Dit terrein, met een van de kanaalwerken ajdaar overgeschoten stuk grond is ge bruikt voor een gewijzigden aanleg der wandeling. De weg langs den buitensingel is nu over het aangeplempt gedeelte der vest doorgetrokken tot de Winterstraat. Deze werkzaamheden zijn, evenals gedeeltelijk reeds ten vorigen jare, verricht door hen die, tijdelijk zonder anderen arbeid, zich daartoe hadden aangemeld bij de commissie „Loon voor werk." Door de heeren Brincöur c. s. te Dortmund werd verzocht met het gemeentebestuur in overleg temogen treden omtrent eene concessie, gedurende 99 jaren, voor den aanleg van eene waterleiding te Middelburg en buitengemeenten. Daarop kon evenwel vooralsnog geene beslissing genomen worden met het oog op de toen nog steeds aanhangige concessie, voor gelijk doeleinde in der tijd verleend aan den heer D. Dronkers. Meer nog dan in 1873 mag de gezondheidstoestand in 1874 een zeer gunstige genoemd worden. Geenerlei heerschende ziekten oefenden nadeeligen invloed uit op het sterftecijfer, dat nog iets gunstigër verhouding heeft dan het vorige jaar. Op de gemeente-begraafplaats werden in 1874 begra ven 389 lijken, hetgeen met die vanvorige jaren, sedert de oprichting in 1830, een lotaal van 20400 uitmaakt. Er hebben 26 kostelöoze begravingen plaats gehad. Op de bijzondere begraafplaats der Israëlieten zijn 5 lijken begraven. {IPordl vervolgd.) Met bijzondere welsprekendheid en groote scherpzin nigheid heeft de heer de Savary in de Fransche nationale vergadering gisteren den heer Rouher beantwoord en de handelwijze der Bonapartisten bestreden. Zonder de quaestie over de mededeeling der stukken te willen behandelen, protesteerde hij echter tegen de verwijten van den heer Rouher jegens de magistratuur ingebracht, verwijten van iemand die deel had uitgemaakt van het kabinet van 3 Decemberdie alle vrijheden had ge schonden en alle stukken in beslag had doen nemen. Vervolgens betoogde hijdat de nationale vergadering wel degelijk bevoegd is om over de handelingen van een politieke partij te oordeelen. Wat betrof de bewe ring van den heer Rouher, dat de Bonapartistische partij geen propaganda had gedreven in het leger, en er geen centraal-commité bestond met vertakkingen in de departementen, toonde de heer Savary het tegendeel aan, terwijl hij de dubbele taktiek der Bonapartisten in het licht stelde om de conservatieve beginselen te steunen, en tevens hulp te zoeken bij de demagogie. „Op iedere wijze, zeide hij, trachten de Bonapartisten aan h t gezag te komen, terwijl alle andere partijen zich op offeringen ter wille van het algemeen belang des lands getroosten. Indien het keizerrijk terugkeerde zou dit de restauratie wezen van de Honderd dagenmet minstens dezelfde gevolgen van Sedan, zoo niet meer. Maar deze restauratie zou slechts van korten duur zijn, want de woorden Elzas en Lotharingen zouden van gehucht tot gehucht weergalmen en, tot schande van het keizerrijk, zou men al de rampen van een nieuwen vijandelijken inval vereenigd terugkrijgen." Nadat de heer Haentjens had geantwoord nam de vice-president van den ministerraadde heer Buffet, het woord, om in de eerste plaats den heer Renaud, de prefect van politie, te verdedigen tegen de jegens hem ingebrachte beschuldigingen. Het beste bewijs voor de eerlijkheid en onpartijdigheid van den heer Renauld was, dat deze het als een groote onvoorzich tigheid had beschouwd om slechts de aandacht te ves tigen op een enkel gevaar, terwijl oók van andere zijde gevaar dreigde nl. door de handelingen der revo lutionairen. Maar ook hierop zal de regeering het oog houdenwant het is haar taak de maatschappij tegen alle gevaren, van welke zijde ook, te bescher men. En deze komen niet van een kant; er bestaan veel grooter gevaren dan die welke in dit debat zijn vermeld. De heer Buffet nam dus de Bonapartistische drijve rijen min of meer in bescherming en beschouwde die althans niet als zoo gevaarlijk als men ze wel wilde doen voorkomen, doch na hem kwam de minister van justitie, de heer Dufaure, aan het woord, die een ge heel andere taal voerde. t>eze minister trok terstond warm partij voor den procureur-generaal Imgarde de Leffemberg, wiens handelwijze hij recht deed wederva ren daar hij geloofde dat de door de Bonapartisten gepleegde handelingen een begin van uitvoering waren dat wel geschikt was om ongerustheid te wekken en dat zij eene strekking hadden waarvoor men steeds een geopend oog moest hebben. Ten slotte verkbarde hij dat hij niet aan het bewind zou willen blijven in dien hij zulke plannen niet wilde onderdrukken waar toe hij zich verplicht acht. Léon Gambetta vond de verklaringen der regeering niet voldoende. De taal van den heer Dufaure was geruststellend en bevredigend geweestmaar sedert het ontstaan van het Bonapartistisch complot heeft de heer Buffet slechts den prefect van politie verdedigd en de revolutionaire partij aangevallen. Wij zijn eigenlijk nog niet waar wij wezen moetenzeide hij want de Bonapartisten zijn niet de eenige schuldigen. De eigen lijke schuldigen zijn de heer de Broglie en zijn volge lingen die overal Bonapartistische ambtenaren hebben geplaatst. Nogmaals trad de heer Buffet op, ditmaal meer speci aal om de homogeniteit van het ministerie te constateeren. Hij verhaaldedat het verkeerd zou wezen, om slechts op een enkel gevaar het oog te houden en hierom trent, zeide hij bestond tusschen den heer Dufaure en hem volkomen overeenstemming. Hij bestreed de van sommige zijde toegepaste taktiek om het ministerie te verdeelen, welks programma langdurige onderhandelingen heeft gekost en dat het werk is van het geheele kabinet. Het ministerie in zijn geheel handhaaft de conserva tieve politiek, en indien ik, zeide de heer Buffet, ver klaarde dat er slechts van eene zijde gevaar bestaat zou ik het land bedriegen. Met betrekking tot de quaestie der Bonapartistische ambtenaren verklaarde hij zich stellig te hebben verzet tegen de eischen van hen die verlangden dat hij amb tenaren zon ontslaan welke den staat eerlijk dienen. Ten slotte vroeg hij een duidelijk en ondubbelzinnig votum van vertrouwen of wantrouwen in de politek van het kabinet, doch Gambetta betoogde, dat de minister dit niet kon verlangen aangezien niet de quaestie der politiek, maar de interpellatie betreffende het Bonapartisme aan de orde was. Te midden van een geweldige agitatie werd de dis cussie gesloten, waarop de heer Baragnon de volgende orde van den dag voorstelde„De vergadering, vertrou wen stellende in de verklaring der regeering, gaat over tot de orde van den dag." Nadat de heer Albert Grévy deze motie had bestreden, omdatzij de politieke quaestie met het Bonapartisme vereenigde, verklaarde dë heer Buffet, dat de regeering den vorigen dag de eenvoudige orde van den dag had aangenomen, doch dat de quaestie sedert dien tijd veranderd washij wilde weten of de regeering niet alleen maar werd geduld, maar ook of haar politiek door een voldoende meerderheid werd ge steund op grond daarvan vereenigde bij zich met deze motie, die, na nog eenige discussie met 483 tegen 3 stemmen werd aangenomen, terwijl het grootste gedeelte van de groepen der linkerzijde geen deel nam aan de stemming. De eenvoudige orde van den dag was eerst met 424 tegen 272 stemmen verworpen. Hiermede is dan deze onvruchtbare discussiedie weinig afdoend resultaat heeft opgeleverdafgeloopen. Im mers omtrent de verdere plannen der regeering ten aanzien van de Bonapartistische propaganda ver keert men in het duister; oyer de politiek van het kabinet is geen nieuw licht verspreid; omtrent zijn homogeniteit heerscht tegenspraak. Het eenige feitelijke gevolg van de enquête is de vernietiging der verkie zing van den heer de Bourgoing geweest, met eene kleine meerderheid, zoodat men omtrent den waren staat van zaken weinig wijzer is geworden. Een nieuwe ontmoeting tusschen de keizers van Duitschland en Oostenrijk te Ischl strekt weder tot nadere bevestiging van het keizersverbond in het belang van den Europeeschen vrede. Keizer Wilhelm is zijn Oostenrijkschen collega tot Strobl tegemoet gereisd, en toen de beide vorsten te Ischl aankwamen werden zij door den groothertog van Toscane en een schitterend gevolg ontvangen. In Miinchen hebben de verkiezingen in den eersten graad plaats gehad met het gevolg dat van de 274 ge kozenen 220 liberalen zijn. Gisteren heeft het Engelsche lagerhuis het wetsont werp behandeld betreffende de credieten op de Indische begrooting te brengen ten behoeve van de reis van den prins van Wales naar Indiê. Door den heer Fawcett werd eene motie voorgesteld om tot dat doel geen gelden op de Indische begrooting beschikbaar te stel len, doch zij werd verworpen met 379 tegen 67 stemmen, waarop het wetsontwerp om 60,000 pond sterling toe te staan voor personeele uitgaven van den prins werd aangenomen met 350 tegen 16 stemmen en dat om 52,000 pond beschikbaar te stellen voor uitgaven van de zeereis met 255 stemmen tegen 12. De staatsburger, die kiezer is, wordt opgewekt om te stemmen; men nadert hem langs twee wegen, ver gelijk slechts de strooibiljetten en mondelijke aanbeveling. Op den conservatieven weg ligt het gezag, het im- poneeren met namen. Op den liberalen weg de aansporing tot, nadenken en zelf handelen. Op den conservatieven weg wijst men op de traditie, op hetgeen voorbij is. Op den liberalen weg wenscht men betere toestanden, frisch leven. Op den conservatieven weg de leiband, gehouden door mannen die zich nooit in het publieke leven mengen, als bij de verkiezingen. Op den liberalen weg een staf om voort te gaan zelfbewust, krachtig en onvervaard. Op den conservatieven weg de verdachtmaking en de bangmakerij. Op den liberalen weg het geloof aan de beginselen. Daarom liberaal in werkelijkheid, niet bij gelegen heid, niet in naam, niet uit berekening, niet uit zelf zucht. Men raadplege de voordrachten van kiesver- eenigingen, maar zij er de slaaf niet van. Wie anders handelt miskent zijn burgerplicht, stelt zichzejven onder curateele en verlaagt zich tot boodschaplooper van anderen en beklaagt wel eens later zijne gedane keuze. Heden aan de loskade alhier gearriveerd de schooner Adriana Wilhelmina, gezagvoerder Reynhont, ko mende van Engeland met kolen. Van hier naar zee vertrokken het driemastschip Laurens Kostergezagvoerder Joode, in ballast naar Engeland. GEDRUKT BIJ DE GEBROEDERS ABRAHAMS TE MIDDELBURG.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1875 | | pagina 6