MIDDELBURGSCHE
COURANT.
17 Juli.
F 163.
Zaterdag
1875.
poo
,m\
Bij deze Courant behooren twee Bijvoegsels.
Middelburg 16 Juli.
FEUILLETON,
Léonie's Bruidschat.
y.
vas er
r 3.10.
G31
751
99J
984
844
934
914
60}
814
92 4
102
1014
101}
364
944
79}
85
261
894
205
163}
135
101
242
Ï01
654
149
654
65A
62}
624
B04
144
744
101
20}
514
[38}
81
99
98}
■01}
85}
864
41}4
68
86}
37
118
88}
1964
Dit Wad verschijnt dagelijks met uitzondering ran den Zondag, den 2eD Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen.
De prijs per 3/m., franco is f 3.50.
De Nieuwe Kotterdamsche courant van Zaterdag jl. be
vatte een staat van in- en uitgeklaarde schepen „der
Hederlandsslie havens", gedurende de maanden
April, Mei en Juni 1875.
Toevallig kwamen zoomin Harlïngen als Vlissingen
daarop voor.
Uit dien staat bleek dat verreweg het grootste aan
tal stoom- en zeilschepen te Maassluis, dat wil zeggen
langs den nieuwen Maasmond, binnenvielen en uit
gingen.
Voor zooveel Vlissingen betreft, kunnen wij die sta
tistiek met eenige cijfers aanvullen. Daaruit blijkt dat,
ofschoon Vlissingen nog in de verte niet met den
nieuwen waterweg naar de kroon kan dingen, het echter
langzamerhand eenig recht begint te krijgen om ook
in statistieken te worden opgenomen. Let men op den
vooruitgang die sedert 1874 in de scheep vaartbeweging
te Vlissingen merkbaar is, let men vooral op den ge
middelden tonneninhoud der schepen, welke bewijst dat
bij voorkeur schepen, die wegens Jhun. diepgang aan
den nieuwen Maasmond niet zouden kunnen denken,
van het Vlissingsche zeegat gebruik makendan wordt
de plaats, die Vlissingen reeds nu in de Nederlandsche
scheepvaart-statistiek bekleedt, nog merkwaardiger.
Gedurende het tweede kwartaal van dit jaar werden
te Vlissingen ingeklaard 20 zeestoomschepen, met
26188 tonnen inhoud, gemiddeld 1309 ton per schip,
en uitgeklaard 20 stoomschepen met 28169 tonnen, of
'1408 ton per schip.
Gedurende hetzelfde tijdvak van 1874 werden in- en
uitgeklaard 2 stoomschepen, met 3004 tonnen inhoud.
In het tweede kwartaal van het loopende jaar wer
den ingeklaard 19 zee- zeilschepen met 11043 tonnen
inhoud, gemiddeld 581 ton per schip; uitgeklaard 21
schepen met 14893 ton, of 709 ton per schip. Hierbij
moet in aanmerking genomen worden dattengevolge
van het vrij aanmerkelijk verkeer van hout- en andere
kleine vaartuigen, bet tonnen-cijfer belangrijk verkleind
lilver
lissen
(rans.
'5
neri-
(14® Vervolgd
„0! heel eenvoudig antwoordde de ridder.
Ik zou den koetsier zeggen, dat hij moest omkeeren,
en deze zou mij gehoorzamen."
De koetsier knikte toestemmend.
Emmanuel kon zich niet langer beheerschen. „Gij
zijt een ellendeling!" Y;ep py uit.
„Zulke woorden moest ge liever niet gebruiken,
mijnheer d Herbei zeide de ridder koeltjes; ze
zouden tot feitelijkheden kunnen aanleiding geven, en
dan zoudt ge wellicht niet de sterkste zijn. Indien ge
u echter door mij-beleedigd acht, zal ik u, indien ge
dit mocht verlangen, volstrekt geen herstelling uwer
eer door middel van de wapenen weigeren."
„Beleedigd door u
„Nu, ik ben het dan wel door u, daar ge mij wilt
verhinderen den last dien men mij opgedragen heeft
uit te voeren. Gij zijt mij ook nog voldoening schul
dig voor eene andere beleediging, die gij een kind hebt
aangedaan, dat ik lief heb, dat op eene hatelijke wijze
door u bedreigd is, en dat door zijn leeftijd en zijne
onervarenheid niet in staat is zelf met u te vechten."
„Inderdaad! Gij komt dus waarschijnlijk op voor
den jongen heer Flavien. Ik had dit wel half vermoed.
Velnu, het zij zoo! Gij zijt zeker gevaarlijker dan hij;
wordt en niet tot maatstaf kan dienen van de grootte
der binnengevallen schepen.
In het tweede kwartaal van 1874 werden ingeklaard
11 schepen met 3211 tongemiddeld 291 tonen uitge
klaard 5 schepen met 2085 ton of 417 ton per schip.
In 't geheel werden dus gedurende het 2e kwartaal
1875 te Vlissingen ingeklaard 39 en uitgeklaard 41 zee
schepen, tegen 13 en 7 in het vorige jaar.
Oorlogschepen zijn onder deze cijfers niet begrepen.
H. M. de koningin is gisteren middag van haar
bezoek aan haren broeder, prins Peter van Oldenburg,
die te Wildbad ernstig ziek ligt te 'sGravenhage
teruggekeerd.
Men schrijft ons uit het voormalig vierde distriet
van Zeeland:
„De voor eenige weken hier opgerichte afdeeling van
de Vereeniging tot bevordering van het volksonderwijs
neemt nog steeds in ledental toe en begint ook reeds
haar invloed te doen gevoelen; althans in sommige
gemeenten zijn de tegenstanders van het neutraal on
derwijs die aan de beurt van aftreding als raadslid
waren, door Volksonderwijs geen eandidaat gesteld.
Algemeen verwacht men dan ook van deze Vereeniging
de gunstigste gevolgen voor het politiek leven, dat
hier tot nog toe zeer luttel was. In zeer enkele
gemeenten is de toetreding tot de afdeeling schaarsch;
het zijn die gemeenten waar men gewoon is, vooral in
zake gemeenteraadsverkiezingen, geheel naar de oogen
te zien van het hoofd der gemeente of van eenig ander
invloedrijk persoon. Het spreekt van zelf, dat deze
negentiende-eeuwsche tirannetjes hang zijn voor de
Vereeniging en haar niet aanbevelen. Dergelijke klein
geestigheden moeten echter voóï den stroom des tijds
eenmaal wijkenen het is als een gelukkig verschijnsel
te beschouwen, dat er op 't oogenblik geen enkele ge
meente in ons district iswaar geen leden van Volks
onderwijs wonen; een bewijs dat ook in de bedoelde
gemeenten alle kiemen van leven niet te onderdrukken
zijn-"
Aan het Haagsche Dagblad onileenen wij den inhoud
der volgende toespraak door Z. K. II. prins Hendrik
niettemin zullen we het ook tegen u zoeken vol te
houden. Maar ging hij schertsend voort waar
zijn de wapenen?"
„In den bak van het rijtuig."
Emmanuel maakte een onwillekeurige beweging van
teleurstelling. „Ge hebt dus alles met zorg voor
zien, ridder. Het schijnt wel dat ge een soort van
komplot tegen mij gesmeed hebt."
Léonie was uit het rijtuig gestapt. Ofschoon de he
vige ontroering haar bijna van haar bewustzijn be
roofde, en een vreeselijk voorgevoel haar benauwde,
had ze toch de kracht om geen woord te zeggen, wel
wetende dat noch hare woorden noch hare tranen Em
manuel zouden tegenhouden. Op een oogenblik dat hij
haar aanzagkon ze niet nalaten hare armen naar hem
uit te strekken. Emmanuel ging naar haar toe en
klemde haar aan zijne borst.
„Gij neemt afscheid van mejuffrouw zeide de
ridder toen met een grimlachdat is een gelukkig
voorteeken voor mij."
„Dat zal wel blijken riep de officier. Te
wapen, mijnheer, te wapen!"
Juist hadden heiden zich van een wapen voorzien en
hadden de strijders tegenover elkander post gevattoen
zij Spandau en Flavien in allerijl door een zijlaan op
hen zagen tosloopen.
„Mijnheer Emmanuel riep Spandau, die schier
hui ten adem aankwam wat ik u bidden mag, duel
leer niet met dien vechtersbaas."
„Te laat, mijn beste Spandau, onze degens heb
ben elkander reeds gekruist."
„Let dan toch vooral goed op."
„Ga daar staan en geef acht op de stooten. Kom
aan, mijnheer!"
bij de opening der tentoonstelling van nijverheid te
Breda, in antwoord op een welkomstgroet van den
voorzitter der regelingseommissie, gehouden.
„Heb dankzoo sprak de prins, voor de welwillende
woorden bij deze gelegenheid tot mij gericht. De taak
mij door u opgedragen werd mij gemak kelijk gemaakt
door uwen beschermheerprins Fro der ikdie mij den
weg heeft aangewezenen zoo ik iets voor u heb
kunnen doendan heb ik daarbij het voorbeeld gevolgd
mij door mijn hooggeachten oom gegeven.
„Ik gevoel al hét moeielijke der taak, die gij hadt
te volbrengen. Gedurende 22 jaren was er geen ten
toonstelling in Noord-Brabant gehouden. Gij nebt daar
voor thans een zeer eigenaardig oogenblik gekozen.
„Nu gij mij zoo welwillend het welkom toeroept en
spreekt van hetgeen ik op het gebied der nijverheid
voor ons vaderland heb gedaanwensch ik dit te zeggen
datzoo ik iets doe in het belang der nijverheid, men
mij daarvoor niet moet danken. Ik beschouw dit als
een aangènamen plicht.
„Ik volg daarbij het voorbeeld van mijn on verge te-
lij ken grootvaderdie op zoo krachtige wijze optrad
als steun van Neêrlands nijverheid, van Neêrlands goede
trouwkennis en ontwikkeling. En als gij over de
grenzen gaatvraagt het dan aan de werklieden in
België en zij zullen u antwoorden, dat zij aan koning
Willem I hun voorspoed hebben te danken.
„Ik tracht dit voorbeeld te volgen en tracht tevens
de hartelijke toegenegenheid van onzen geëerbiedigden
koning voor het Nederlandsche volk, zooveel mogelijk
te steunen en te schragen.
„Ik ben overtuigd, dat wij leven in een tijd, waarin
de prinsen moeten optreden als steun der natiënin
een tijd, waarin zij niet mogen rusten, maar moeten
werken. Ik heb getracht hiertoe mijn beste krachten aan
te wenden en als ik iets voor het vaderland heb kunnen
doen, dan was dit mijn plicht en ik acht het een groot
geluk dat mij de gelegenheid is gegeven dezen dag
hier te zijn om uwe tentoonstelling te openen.
„Met u wensch ik de tentoonstellingszalen na te gaan;
het zal echter ditmaal een kort bezoek zijn, maar ik
heb uwe uitnoodiging, om de opening bij te wonen,
niet willen afwijzen.
„Ik hoop later nog gelegenheid te zullen kunnen vin-
De tvrëë tegenstanders strekten hunne degens naar
elkander uit met die onverbiddelijke voorzichtigheid,
die te kennen geeft dat het een strijd zal zijn op leven
en dood, waarbij niets aan den toorn of het toeval
mag overgelaten worden. Voor het uiterlijke vertoont
zulk een gevecht niets meer dan een licht degenge-
kletter; maar inderdaad bestaat het in de blikken der
strijders, in de werkzaamheid van hun geest die aan
houdend nieuwe aanvallen beraamt en bespiedt op welke
wijze en wanneer de beslissende stoot moet gegeven
wordenin den wederzijdschen haat eindelijk die loert
en gluurt hoe hij de tegenpartij voor goed zal neervel
len. Het is de stilte die den storm voorafgaat op het
oogenblik dat de wolken zich openen en de bliksem
daaruit neerschiet.
Léonie stond tegen een boom geleund, met strakke
oogen vol angst naar de strijders te staren. Flavien was
ontsteld en met gevouwen handen naar haar toegesneld.
„Ziedaar het werk van uwe trouweloosheid en
uwe laaghartigheid", had zij tot hem gezegd, op
Emmanuel wijzende. „Gij hebt ons verraden, ga
heen."
Flavien had niet durven antwoorden. Op dit oogen
blik was het trouwens geen tijd om te spreken, of om
aangehoord te worden. Hij was vlak bij Emmanuel
gaan staan, zóo dicht bij hem, dat deze, zich omkee-
reude, hem had toegebeten„Ga wat uit den weg,
mijnheer, ge hindert mij." Flavien was éen enkelen pas
achteruit gegaan. Ook hij stond met ingehouden adem
het gevecht aan te staren. Eensklaps raakte de degen
van den ridder even de borst van den officier. Zijn
hemd werd met bloed bedekt.
„Touché!" riep Spandau, die het duel had willen
afbreken.
RG.