politiek, over belastingstelsels, of over de lands verdediging. Men zou hen hebben laten praten, gelijk men trouwens nu ook deed, men zou hebben voortgegaan met in 't duister tegen hen te werken en de uitslag zou waarschijnlijk geweest zijn dat nog meer kiezers dan thans het geval ge weest is, hun stemmen op anti-revolutionaire of ultramontaansche candidaten zouden hebben uitge bracht. Dit alles neemt niet weg dat de opgedrongen strijdleus ons in den grond altijd onaangenaam geweest is en dat wij het gevoel der Arnliemsche courant begrijpendie verklaart gedurende den strijd meer dan eens gestemd te zijn geweest als de krijgsmandie tegenover den vijand genoodzaakt is eene manoeuvre uit te voerenwelke hij verder felijk acht, doch ter wille der goede zaak moet trachten te doen gelukken. Een zonderlinge tactiek, die zeker niet ter overwinning zou voeren, zou het echter wezen indien men op het slagveld in eene richting marcheerde, waarin men zeker was den vijand niet te zullen ontmoeten. Wij vereenigen ons echter gaarne met den wensch, al achten wij diens vervulling niet waarschijn lijk dat het in 't vervolg voor de liberale partij mogelijk moge zijn de strijdleus „anti-clericaal" te laten rusten. Wij beschouwen die, in goeden zin opgevatals een deel van het programma onzer partij; maar volstrekt niet als geschikt tot ken schetsing van haar algemeen streven. Vindt de Arnh. cour. eenig voordeel in het veranderen van de woorden der leuze in „liberaal niet cleri- caal," ook daarmede hebben wij vrede. Wij ge- looven, en hieruit blijkt dat bij de geheele woorden wisseling der liberale bladen een misverstand ten grondslag gelegen heeft, dat geen liberaal zwarigheid zal maken om zich te vereenigen met deze woorden waarmede de Arnh. cour. Dinsdag haar laatste artikel over de quaestie besloot: „Het zesde hoofdstuk der grondwet, handelende „van den godsdienst," bevat alles watten aanzien van de kerk, tot het liberaal programma boboort: 1. volkomen vrijheid van belijdenis „behoudens de bescherming der maatschappij en barer leden tegen de overtreding der strafwet;" 2. gelijke bescher ming aan alle kerkgenootschappen in het rijk; 3. toelating van alle openbare godsdienstoefening „bin nen gebouwen en besloten plaatsen, behoudens de noodige maatregelen ter verzekering der openbare orde e n r u s t4. waakzaamheid dat alle kerkgenootschappen „zich houden binnen de palen van gehoorzaamheid aandewet- ten van den Staat." „Handhaaf deze beginselenen uitspattingen van kerkelijke en priesterlijke heerschzucht, ookinwereld- schemaatschappelijke en politieke aan gelegenheden, worden onmogelijk gemaakt. Houd vast aan deze met haar verloofde zou vertrekkendat juist hij het was die haar alles wat ze hier rondom zich zag, had doen lief krijgen, en bovendien dat ze dit alles met en voor hem zou ontvluchten, want ook hij werd hier bedreigd, zoo goed als zij zelve. Eindelijk naderde het beslissende oogenblik, en zij maakte zich gereed, om te vertrekken, zij had geen andere voorzorgen te nemen dan een sjaal om te doen en een hoed op te zetten, want het minste voorwerp dat ze medegenomen had, zou achterdocht gewekt hebben. Zij zag het rijtuig even als gewoonlijk aankomen; hst beschreef eene kromme lijn op het voorplein van het kasteel, en hield bij de stoep stil. De koetsier dien zij niet kende, en van wien Flavien haar verteld haddat hij door den ridder was ingelichtbleef stok stijf op den bok zitten. Mejuffrouw d'Herbei kwam de stoep at, en stapte bedaard in het rijtuig. Niemand was bij dat vertrek tegenwoordig. Het rijtuig reed de lanen van het park door en vervolgens door het hek, dat op den grooten weg uit kwam en door Spandau geopend werd. De oude be diende wisselde een teeken van verstandhouding met het jonge meisje. Emmanuelzoo begreep zij uit het gegeven teeken, wat reeds op de plaats die zij hem opgegeven had. Die plek was aan den ingang van het bosch, waarin zij bij voorkeur des middags met het rijtuig den reed. De koetsier verzocht mejuffrouw d'Herbei, hem voor dezen eersten keer den weg te willen wijzen. Zij deed dit. Na eenig minuten kwam Emmanuel tevoorschijn. HÜ scheen daar eenvoudig een wandeling te maken. Léonie liet het rijtuig stilhouden en nam haar neef op. Tegelijkertijd sloeg zij een onderzoekenden blik op den beginselen; het zijn beginselen van het liberalisme, verzekering onzer individueeleburgerlijke en maat schappelijke vrijheden, zonder dat zij iets vijandigs tegen de leerengelooven en godsdiensten van eenige kerk ook van de kerken van Rome en Dordt en van hare dienaren en leeraren uitdrukken." Dit alles beamen wij ten volle. De tegenpartij zal echter, ook na deze verklaring, voortgaan ons als vijanden van iedere kerk en ieder geloof af te schilderen en te bestrijden. En op de plaatsen, waar de stooten tegen ons gericht worden, dienen wij ze ook af te weren. Wij ontvangen van den heer mr. J. H. de Stoppelaar, vroeger voorzitter der arrondissements-rechtbank alhier, eenige mededeelingen omtrent de samenstelling der op den 28" Juni jl. geïnstalleerde rechterlijke lichamen in Egypte. Daar deze opgaven uit officieele bronnen geput en in nog geen ander blad kunnen opge nomen zijn, nemen wij zetin haar geheel op; terwijl wij van de hand van denzelfden vroegeren stadgenoot later eenige mededeelingen zoowel omtrent het land en volk waarin hij zich thans geplaatst ziet, als omtrent zijn persoonlijke indrukken en ervaringen hopen te doen volgen. Aan het concert van het harmoniegezelschap Acce lerando, onder leiding van zijn directeur den heer J. F. Liesoy gisteren avond in het Schuttershof alhier gegevenviel geen druk bezoek ten deel. Dit was dubbel jammer, vooreerst omdat de wijze waarop de verschillende nommers van het programma werden uit gevoerd blijk gaf van voortgezette studie, en ten anderen omdat het doel waarvoor het concert gegeven werd, namelijk het stijven der kas tot aankoop van muziek instrumenten enz., nu mislukt is. Omtrent het inwijdingsfeest der stoomvaartlijn Vlis- singen-Sheerness op Maandag den 19en dezer is nog geen volledig programma bekend. Wat wij daar van vernemen komt op het volgende neder. Maandag in den middag worden de genoodigden tot het feest uit Duitschland verwacht. Iets later, omstreeks 5 a 6 uren ziet men de aan komst tegemoet van het stoomschip „Stad Middelburg," medebrengende de gasten uit Engeland. Vervolgens heeft een dijier plaats in de groote loods aan de ponton-brug, terwijl des avonds aldaar een vuur werk wordt afgestoken. Dinsdag morgen, omstreeks 8 uren waarschijnlijk, vertrekt een der stoomschepen van de maatschappij met de genoodigden naar Sbeerness en neemt des nachts weder de terugreis aanteneinde de genoodigden Woensdag morgen weder uit Vlissingen kunnen ver trekken. Z. K. H. prins Hendrik zal vermoedelijk het feest met zijne tegenwoordigheid vereeren. Nog vermeldt de Viissingsche courant dat het muziek- koetsierdie geen enkel blijk van verwondering gaf. Ze kon niet nalaten zich hierover een weinig ongerust te maken. Zij had eenige verwondering of teleurstelling bij dien man, den medeplichtige in de misdadige plan nen die gesmeed werdenverwachtof wel zoo dacht zij de ridder had misschien voor dien dag van elke poging afgezien. Misschien ook, en dat stelde kaar weder gerust, vermoedde de ridder volstrekt niet, dat de kapitein met Léonie op de vlucht zou gaan. Waar om zou Flavien tegenover haar ook niet oprecht heb ben kunnen zijn en haar plan om te vluchten voor zich gehouden hebben? De gelieven namen zwijgend naast elkander plaats; zij wisselden een blik van verstandhoudingdoch zeiden niets. Om te spreken wilden zij een veiliger oogenblik afwachten. De laan die het rijtuig inreed kwam uit op een kruisweg, van waar men langs een grooten halven cirkel weer op den straatweg kon komen die naar de naburige stad geleidde. Deze omweg was in het voordeel van de vluchtelingen. Zij durfden zich niet dan op vrij grooten afstand van het kasteel in het open veld vertoonenen bovendien zou wanneer ze daar aangekomen zouden zijn de eerste duisternis van den avond hen beschermen. Ze waren reeds vlak bij den kruisweg en op het punt om den krommen weg, die naar den straatweg voerde, in te slaan, toen zij den galop van een paard achter zich hoorden. Zij schrikten geweldigwant dat moest natuurlijk iemand van het kasteel wezen. Een oogenblik daarna bleek het dan ook, dat het de ridder Griotti was. Deze haastte zich volstrekt niet bovenmate en kwam in een kleinen handgalop aanrijdenalsof bij eenvoudig voor zijn pleizier een wandelritje deed. korps van het regiment grenadiers en jagers zich Maan dag op het haventerrein zal doen hooren en dat de regelingscommissie voor het feest bestaat uit de heeren W. A. baron van Lijnden, van Koudekerko; van Heuf, van Amsterdamen P. Forbes Wels van Vlissingen. In de Woensdag jl. gehouden vergadering van hoofd ingelanden van het waterschap Schouwen is ingekomen een brief van jonkheer J. D. de Jonge, verkozen lid der tweede kamer, waarbij deze zijn eervol ontslag vraagt als ontvanger-griffier van dat waterschapin te gaan met 15 September a. Dit eervol ontslag is verleend onder dankbetuiging voor de vele in die be trekking bewezene diensten, terwijl het bestuur kennis heeft' gegeven dat ter voorziening in deze betrekking eerstdaags oproepingen zullen gedaan wordenen het zich voorstelt tot de benoeming over te gaan in de eerste helft van Augustus. De zakelijke borgtocht van den nieuw te benoemen ontvanger-griffier is gebracht van f 20,000 op 25,000. Naar wij vernemen zijn de heeren jh'. mr. J. II. van Reigersberg Versluijs en Pauw Gerlings, firma Dijker- man en comp., door de jury der tentoonstelling van nijverheidlandbouw en kunst te Breda met de zil veren vergulde medaille bekroond voor hun fabricaat van lucifers. In de Staats-courant van heden is opgenomen net koninklijk besluit van den 3" dezer betrekkelijk het verbod tot in- en doorvoer van aardappelen uit de Yereenigde Staten van Noord-Amerika en Canadaals mede van afval van deze aardappelen, enz. Benoemingen en besluiten. rechterlijke macht. Benoemd tot rechter in de ar- rondissements-rechtsbank te Maastricht mr. A. J. Sassen, thans kantonrechter te Heerlentot rechter in de arrondissements-rechtbank te Assen mr. E. Oosting, thans rechter-plaatsvervanger in die rechtbank en advo caat aldaaren tot rechter in de arrondissements-recht bank te Heerenveen mr. J. de Sitterthans substituut griffier bij het provinciaal gerechtshof in Groningen. ministerieels departementen. Eervol ontslag verleend aan C. A. F. J. van der Noordaa uit zijne betrekking van adjunct-commies bij het departement van financiën, met vrijlating om zijne aanspraak op pensioen te doen gelden. notarissen. Benoemd tot notaris binnen het arron dissement Breda, ter standplaats de gemeente Bergen op Zoom, H. A. van Goch, candidaat-notaris aldaar. belastingen. Benoemd H. Lambersthans ontvanger der directe belastingen en accijnsen te Beilen c. a., tot ontvanger derzelfde middelen te Stadskanaal (Onat- wedder gedeelte), H. de Graaf, thans ontvanger der directe belastingen en accijnsen te Scheemda c. a. tot ontvanger der directe belastingen, in- en uitgaande rechten en accijnsen te Oidenzaal c. a.en F. C. M. Gros- Toen hij op de hoogte van het rijtuig was gekomen, groette hij even en gaf den koetsier een teeken om stil te houden. De koetsier gehoorzaamde. Léonie, wie deze manier van handelen volstrekt niet beviel, wilde juist den ridder hiervan rekenschap vragen toen deze haar voorkwam met te zeggen: „Mejuffrouw, het spijt me dat ik u moet verhinderen, uwe reis voort te zettenmaar de generaal heeft mij bepaaldelijk met dat doel u achterna gezonden. Hij verlangt dat zijne nicht terstond in mijn gezelschap naar het kasteel zal terugkeeren, en dat mijnheer de kapitein zijn weg zal vervolgen, zoo hij verkiest op het paard waarop ik nu ziten dat ik tot zijne beschik king stel." Deze woorden, die op een eenigszins spotachtigen toon werden uitgesproken, brachten op het gelaat van Léonie een vurigen blos te voorschijn en deden Emma nuel verbleeken. Welke beteekenis men aan het ge sprokene ook hechtte, het stond gelijk met een onbe schaamdheid of met eene uitdaging. „Mijnheer antwoordde mejuffrouw d'Herbel ik ben niet van plan aan dat verlangen van mijn oom gevolg te geven, vooral daar ik volstrekt niet zeker ben of het wel werkelijk zijn wensch is, nu het mij door uwen mond wordt te kennen gegeven. Wees dug zoo goed om heen te gaan, en breng mij niet in de noodzakelijkheid u te zeggen wat ik denk van den toon dien gij aanneemt." „Ik kan onmogelijk heengaan mejuffrouw, ik moet den mij opgedragen last uitvoeren," nEn hoe zoudt ge dat willen aanleggen?" vroeg Emmanuel met trillende lippen, maar zich toch nog inhoudende. Vervolg hierna.)

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1875 | | pagina 2