De generaal graaf van Limburg Stirum, oud- minister van oorlogheeft alle belangstellenden opge roepen tot het bijwonen van een bond „tot verkrijging voor Nederland van onvervreemdbaarheid van weer- plicht." De generaal maakt in het Vaderland bekend dat hij voornemens iste beginnen met den 25en dezer, in genoemd blad de namen bekend te maken van hen die met zijn voorstel hunne instemming te kennen hebben gegeven. Heden van Vlissingen naar Nieuwediep vertrokken Z'. M". stoomschip de Valk, kommandant de kapitein luitenant ter zee A. Dronkers. Gemengde berichten. Zaterdag avond is een petroleumlamp in een der rijtuigen van de Haagsche tramway gesprongenwaar door het inwendige van den wagen in een oogenblik in vlam stond. De passagiersten getale van drie of vier, sprongen nog bij tijds uit het rijtuig. De brand werd spoedig gebluscht. Op den trein van Weenen naar Munchen, waar mede de Duitsehe kroonprins reisdedie Woens dag jl. op den goederentrein heeft gestooten, bevond zich ook toevallig de arts dr. G. van Brakel uit Dord recht, die aan den gewonden bediende van den prins en aan eenige andere gekwetsten de eerste hulp ver leende. Een stoker der locomotief van den goederentrein werd gedood. De burgemeester van Monster, de heer G. van}Luik, heeft van den keizer van Duitschland een gouden horloge met eene gekroonde W versierdten geschenke ont vangen wegens zijne bewezen diensten aan de schip breukelingen van het in November van het vorige jaar in de nabijheid dier gemeente gestrande Duitsehe schip Emilie. Jl. Vrijdag nacht wandelde een minnend paar op de kermis te Helder rond. Beiden schenen reeds zooveel genoten te hebben, dat zij het water niet precies meer van den vasten wal konden onderscheiden. Op eens valt de minnares in de gracht; zonder beraad springt haar galant haar na en houdt haar vast in zijn armen geklemd, zonder evenwel een poging aan te wenden om haar op het droge te brengen. Gelukkig waren twee nachtwaehts in de nabijheiddieotschoon met zeer veel inspanning, het minnend paar uit de weder- zijdsche omarming wisten los te maken: een oogen blik later, en de minnares ware gestikt. Toen beiden, zeer bemodderdop het droge waren gehaaldwas de eerste ontboezeming van den galant tegen zijn minnares „Zie je nou hoe lief dat ik je hadik zou me met jou Uit Jaarsveld (Utrecht) wordt aan het Vaderland geschreven dat, tengevolge van het ontbreken van wettelijke bepalingen op den veldarbeid van kinderen, meer dan de heltt der kinderen aldaar des zomers van de school wegblijven. In het vooijaar worden zij, van hun zesde ot zevende jaar af, aan het teenschillen ge zet; daarna komt de hooibouw en ten laatste hetaard- appelrooien. Gisteren avond zijn te Breda de feestelijkheden aangevangen bij gelegenheid der algemeene vergade- gen weder hetzelfde kunnen beginnen, of in elk geval kunnen weigeren, onze inzichten te volgen. Ik wil u liever niets verbergen, en u omtrent den toestand in lichten; het oogenblik daartoe is trouwens gekomen. Gij bemint mejuffrouw d'Herbel, niet waar?" „Ja" antwoordde Flavien. „Gij bemint haar zoozeer, dat gij afstand van haar gedaan hebt, en u voor haar geluk hebt opgeof ferd. Waarom dat, waarom het noodlot vooruitgeloo- pen? Omdat zij u in een oogenblik van zwakheid gezien heeft en omdat gij niet gewild hebtdat zij zich over u schamen zou. Zal zij u dan nu voor taan minder verachten? Gij werpt haar, voordat het noodig is, in de armen van haar verloofde, die u haat en veracht, en die voor uwe edelmoedige daad geen andere beweegreden zal zien dan bangheid. Waarom u niet stil gehouden? Het ergste wat ons had kun nen gebeuren was, dat mejuffrouw d'Herbel, uit vrees voor ons, naar den een of anderen beschermer gegaan was, dien wij niet kennen, of in een kloos ter. Gij hadt twee jaren voor u. Die soldaat zou ondertusschen bloot gestaan hebben aan de gevaren van den oorlog en van het klimaat; hij had kunnen sterven. Gij zoudt een mangij zoudt dapper zijn geworden, omdat gij het wilt zijn. Gij zoudt den een of anderen dag nogmaals naar de hand van mejuffrouw d'Herbel hebben kunnen dingen, zonder een mededin ger die u hinderde, zonder eene vernedering die u in zijne oogen verlaagde. Gij zijt slechts een kind. De toekomst behoort althans aan ons, wanneer we slechts geen haast maken en die toekomst niet terstond in handen willen hebben. Indien ge mijn raad wildet vol gen zoudt ge u niet verder moeten bemoeien met het geen van daag zal plaats hebben; ik zou niets meer ring en der tentoonstelling van de Maatschappij tot bevordering der nijverheid. De tentoonstelling wordt gehouden in twee groote langwerpige houten loodsen) die op geslechte vestingwerken zijn opgericht. Tusschen die twee is plantsoen aangelegd en een muziektempel opgericht. Het aantal inzendingen bedraagt 300. Tot leden der jury van beoordeeling zijn benoemd de heeren mr. A. J. Enschedé te Haarlem, gen.-maj. Delprat te Amsterdamprof. van der Willigen te Haarlemprof Oudemans te Delft, dr. L. Mulder te Arnhem, A. C* Cramer te Botterdam, A. C. Kruseman te Haarlem mr. J. H. Schober te Utrecht, D. A. Thieme te'sGra- venhage, allen directeuren der Maatschappij tot bevor dering der nijverheid; K. Enthoven te 'sGravenhage, Jan L. Terneden te Dordrecht, C. Naeff te Lochem, Eduard van Erven Doorns te AmsterdamJ. L. Prins Dz. te 's GravenhageM. Symonse Cz. te Botterdam, Michel Hanssens te Antwerpen, W. A. Ochtman te Zierikzee, Carl Hilterman te BotterdamP. O. Olivier te Zierikzee' G. Breunissen Troost te Sneek, J. M. Dupont te Bot terdam, P. van der Kemp te Nijmegen, en J. F. van Eeden te Haarlem. Omtrent het gisteren door ons vermelde ongeval te Eedetengevolge van onvoorzichtig omgaan met een geladen geweer, wordt ons nader gemeld dat uit een door den burgemeester dier gemeente ingesteld onder zoek gebleken is dat het dochtertje der weduwe de J- niet door zichzelve verwond ismaar door een vijf- ien jarigen koewachterdie het geweer in den paarden stal heeft afgeschoten. De knaap beweert dat hij niet geweten heeft dat het geweer geladen was. Een Fransch officier, die zijne huwelijksreis in Italië deed en te Borne in uniform met zijne vrouw rondwandelde is het voorwerp geweest van vijandige demonstratiën der bevolkingdie sedert de bezet ting van Bome door de Fransche troepen hun uni form niet goed kunnen lijden. De politie heeft het echtpaar in bescherming moeten nemen en hen naar hun hotel teruggebracht. Alle Italiaansche bladen zijn eenstemmig in het afkeuren dezer demonstratiën, die ongetwijfeld eene groote stadwaar zoovele vreem delingen aankomen als te Bomeonwaardig zijn. Het Fransche officieele dagblad bevat eene mede- deeling der regeering dat door de leerlingen van ver schillende inrichtingen van onderwijs het verlangen is te kennen gegeven om de gewone prijsuitdeeling dit jaar niet te doen plaats hebben, maar de daarvoor bestemde gelden ten behoeve der slachtoffers van de overstroomingen te «oen aanwenden. De minister van onderwijs heeft hiefop geantwoord dat hij het beter achtte van de bestaande gebruiken in dit opzicht niet af te wijkendoch dat de weldadigheidszin der jonge lieden op andere wijze nuttig kon aan den dag gelegd worden. De heer Baspail, een vermaard Fransch republi- klein, wiens naam ook in de geneeskunde niet onbekend is heeft eene gevangenisstraf van een jaar ondergaan wegens de uitgave van een republikeinschen almanak van radicale richting. Hij is thans weder uit de ge- van u verlangenik zou mij met alles belasten. De vrouw die gij bemint, zou bij u blijven; haar minnaar zou vertrekken. Gij zoudt de onvoorziene kansen en den tijd die ze doet geboren worden, voor u hebben." De ridder hield een oogenblik op, zag Flavien aan en zeide: „Wilt ge niet?" „Neen," antwoordde de jonge man halsstarrigmaar met eene eenigszins ingehoudene stem. „Hetzij zoo, hernam Griotti. Maar luister wel toe: indien mejuffrouw d'Herbel niet trouwt, maakt gij niet alleen u zeiven ongelukkig, maar stort ge insge lijks eene moeder in het verderf." Flavien begreep zijne bedoeling niet, en wierp daarom een vragenden blik op den ridder. „Uwe moeder heeft den generaal getrouwd, die wanneer zijne nicht eenmaal gehuwd is, van zijn pensioen zal moeten leven. Wanneer de ge neraal komt te sterven, zal uwe moeder geen cent inkomen meer hebben." „Ik zal het mijne met haar deelen." „Gij gij hebt niets." „Gij hebt me toch gezegd „Ik heb niets gezegd. Uwe moeder en ik hebben den heer d'Herbel gezegd dat gij eens rijk zoudt zijn. Het was noodig, dat hij dit geloofde. Het eenige wat gij bezit, zijn uwe twintig jaren, de genegenheid die wij, uwe moeder en ik, u toedragen, hetondericht dat gij ontvangen hebt, de ervaring en de behendigheid die ik meende u te kunnen mededeelen. niets meer." „Dat is genoeg voor mij en misschien ook voor mijne moeder. Wanneer die tijd komen moet, zal zij; indien het noodig is, de kracht hebben om arm te blijven." „Gelooft gij dat? Men kan wel zien, dat gij niet vangenis ontslagen en heeft zich dadelijk weder aan zijn letterkundigen arbeid begeven. In Engeland is het plan geopperd om op het graf van lord Byron te Hucknall-Torkard een marmeren gedenksteen te plaatsen. De nog levende bloedver wanten des dichters hebben zich hiertegen echter verzet. Lady Anne Bluntzijne kleindochterheeft aan den heer Disraëlidie zich vooral voor het plan beijverd hadeen brief gerichtwaarin zij herinnert dat het Engelschepubliekvoornamelijk op aandringen der rechtzinnige geestelijkheid, aan Byron's stoffelijk over. schot, onmiddellijk na zijn doodde hem toekomende eereplaats in de abdij van Westminster weigerde. Des tijds heeft men aan zijne naaste bloedverwanten de zorg overgelaten voor een behoorlijk grafgesteente voor Engeland's grootsten dichter in deze eeuw. Zijne bloed verwanten achten het daarom niet passend dat men nudoor inzameling van bijdragendeze miskenning, die Byron door zijne tijdgenooten werd aangedaan, trachte goed te maken. Omtrent eene aardbeving, die in het laatst van Mei in Cueuta (Zuid-Amerika) heeft plaats gehad, wor den thans eerst bijzonderheden medegedeeld. De stad en de geheele omtrek hebben niet alleen verschrikke lijk geleden, zoodat de schade onberekenbaar is, die nog werd verhoogd door de plunderingen van een die venbende, maar ook heeft men een groot aantal men- schenlevens te betreuren. In Cueuta zelf kwamen tus schen de 2000 en 3000 menschen om, en in de 16 om liggende plaatsen te zamen 6000 tot 8000. De nog in leven zijnde inwoners van Cueuta waren aanvankelijk voornemens tijdelijk een stad bij San Buena, nabij de verwoeste stad te bouwen, doch zij hebben dit plan opgegeven om de verschrikkelijke lucht die de onbe graven lijken ontwikkelen en waardoor licht pest kon ontstaan. Van Pampelona zijn troepen naar Cueuta gezonden, om verdere ongeregeldheden te verhinderen en reeds zijn verscheidene dieven doodgeschoten. Vol gens andere berichten zijn Cueuta en 18 tot 20 in de omgeving gelegen plaatsen geheel verwoest en in het geheel 15,000 tot 18,000 personen omgekomen. De academie van geneeskunde te Brussel heeft Zaterdag hare discussie voortgezet over Louise Lateau, die iD de laatste dagen ernstig ongesteld moet wezen. Dr. Crocq betoogde, dat onmogelijk kon worden aange nomen, dat zij zich van alle voedsel zou onthouden, terwijl d>'. Warlemont, die de discussie resumeerde, dat gedeelte der rede van dr. Lefèbure weerlegde, waarin deze had betoogd, dat de waargenomen verschijnselen geen gevolg van een opgewonden verbeelding konden zijn. Dr. Warlemont trad in eene godsdienstige be schouwing der quaestie, waarin hij verklaarde wel goed katholiek te zijn, maar niet te behooren tot hen die het godsdienstig gevoel der bevolking door de uit vinding van wonderen trachten op te winden, waardoor t weedracht in de gezinnen wordt bevorderd en het land in twee partijen wordt verdeeld. Aan het slot der zitting werden twee moties van orde voorgestelddoch de dis- cusie is verdaagd, teneinde dr. Lef èbure in de gelegen heid te stellen te repliceerendaar hij deze zitting niet had kunnen bijwonen. Lord Eussell, de nestor der Engelsche staatslieden weet, wat armoede is. Gij zijt, dank zij hare enmijne zorg voor uschijnbaar altijd rijk geweest. Tot wel ken prijs wij het vereischte geld daartoe verkregen hebben behoeft gij niette weten. Arm zijn dat beteekent iedereen noodig hebben en niemand kunnen vinden die ons te hulp komt. Het berokkent ons de on verschil, ligheid der mannen en de minachting der vrouwen. Het is de dorst en de honger naar allerlei vermaken, die echter evenmin bereikbaar voor ons zijn als het water en de vruchten voor de brandende lippen van een Tantalus. Het is in een woord de ellendigste toestand dien men zich denken kan. Zelfs de man van genie is niet in staat zoo iets uit te houden. Zijt gij een man van genie? Zoo niet, zal dan de fortuin u zoo begunstigen, dat zij u uit uwen diep ellendigen toestand wegrukt en te midden van de genoegens der wereld plaatst? Kind dat gij zijt, de fortuin lacht alleen den stoutmoedige toeen de stoutmoedigheid is op zichzelve reeds een begin van plichtsverzaking, een soort van geringschatting van het waarlijk goede. Arm zijn en deugdzaam blijven, het is de droom van een geestdrijver of de zelfverloochening van een kluizenaar. Gij zijt noch het een, noch het ander; gij zijt een levend mensch, met al de verblinding van den harts tocht, omdat gij eene vrouw liefhebt. Wees dan rijk, terwijl gij het kunt zijnen ga met vastberadenheid op uw doel af. De toekomst en het welslagen van uwe plannen zullen u tegenover de wereld uwe vrijspraak bezorgen. De maatschappij heeft, zooals ze thans i3 ingerichteen afschuw van de armoede. Deze is meer dan een ongeluk voor hem die tot haar gedoemd is; men beschouwt haar als eene misdaad. Wacht u dus voor armoede." Vervolg hierna.)

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1875 | | pagina 2