Men meldt ons het volgende uit Westkapelle Donderdag jl. omtrent 4 uren des namiddags hoorde men hier in de verte het gerommel des donderszoodat men een naderend onweder te wachten had. Langza merhand verhief zich de het onweder totdat de bui zich omtreeks 7 uren des avonds hier met knetterende don derslagen en hevig lichtende bliksemstralen zoodanig van water ontlastte alsof alle watervaten des hemels te gelijk geopend werden. Dit duurde tot omstreeks half tien ure bijna onophoudelijk voort, zoodat de straten wel rivieren geleken welke zich in de nabij gelegen slooten met een snel vlietenden stroom zoodanig uitstort ten dat op sommige laag gelegene landerijen de vruch ten letterlijk onder water stonden. In de laag gelegen wijken van het dorp stond in verscheiden huizen zoo veel water dat het daarin aanwezige huisraad als het ware dreef; sommige huisgezinnen moesten op stoelen en tafels klouteren om zich voor het water te beveiligen. Gelukkig heeft men noch aan gebouwen noch aan de te veld staande vruchten eenige schade te betreuren, zoodat men met een nachtelijk werkje om de huizen van het ingedrongen water te ontdoen er at kwam. Zaterdag avond heeft de heer Gorham afgetreden minister resident van de Vereenigde staten van Noord- Amerika te 's Gravenhage, de residentie verlaten, teneinde via Ostende naar Engeland en van daar naar Amerika terug te keeren. Tot de komst van zgn opvolger worden de functiën van den heer Gorham door het consulaat te Rotterdam waargenomen. In het Maandblad Nederland en Java der Maat schappij tot nut van den Javaan wordt de aandacht gevestigd op het feit dat bij de nu afgeloopen verkie zingen van onze koloniën zoo weinig sprake is geweest, alsof Nederland geen koloniale mogendheid meer ware. Is daarom de koloniale quaestie van de rol der vraag punten van den dag afgenomen? vraagt de schrijver. Het is er verre van daan, antwoordt hij. „De heerendiensten zijn niet afgeschaft, maar een weinig beperkt; de dwangarbeid is alleen verdwenen, voor zoover hij toch geen winst afwierp voor de schat kist de vervoermiddelen zijn verbeterd op 't papier men peinst op middelen om de belastingen te verhoogen aan het inlandsch onderwijs wordt meer gedaan dan vroeger toen er niets gedaan werd; bij het besteden van Indische middelen voor Ned. doeleinden worden beter dan vroeger de vormen in acht genomen." De Nederlandsche natie stelt zich hiermede tevreden. Het streven der Maatschapij tot nut van den Javaan beschouwt zij als ziekelijke philantropie. „De Java nen, zoó redeneert zij, zijn te lui om te arbeiden en te dom om vrij te zijn en moeten dus door ons aan den arbeid gesteld en geregeerd worden. Door dat te doen bewijzen wij hun een dienst. Zij beschouwen het zelfs als een voorrecht ons te gehoorzamen en voor ons te werken. Indien wij daarbij slechts de perken der gematigdheid niet. te buiten gaanhebben wij ons niets te verwijten!" Reeds in 1854, bij de behandeling van het regee- rings reglement, bleek deze opvatting. Maar zoover be hoeven wij niet eens terug te gaan. „Wij behoeven koetsier die u rijden zal, en die pas sedert gisteren in dienst van den generaal istegen dat het donker be gint te wordenin het bosch verdwalen. Men heeft den man van te voren ingelicht wat hij te doen zal hebben. Hij moet u naar een afgelegen huis brengen, waarheen ik beloofd had, mij te begeven Maar voegde hij er, zich zei ven in de rede vallende, haastig bij daar zal niets van gebeuren, omdat ik het u zeg. Morgen of op een van de volgende dagen zal echter wel weer een ander plan ontworpen worden, dat ik nog niet ken, aan de verwezenlijking waarvan ik evenwel waarschijnlijk zal medewerkenwant ik zal wel weder tot dezelfde dwaasheid verballen, en ik zal wellicht de kracht niet meer hebben, om hen die mij dwingen, te weerstaan. Ik raad u dus, uw voordeel met deze bekentenissen te doen. Heden gevoel ik al het schandelijke en lage van de handelingen waartoe men mij zoekt over te halen en had ik den moed niet daartoe de hand te leenen, maar morgen zal ik ze mis schien met lust en ijver volbrengen." Léonie bleef met een soort van stomme verbazing naar hem luisteren. Die onbegrijpelijke jonge man, die haar met eene sombere en ongekunstelde welsprekend heid de verdorvenheid zijner ziel blootlegde, wiens geweten voor de eerste maal scheen te ontwaken, was niet de Flavien dien zij gekend had. Edele, zij het dan ook nog onvaste beginselen schenen te wonen in dat hart, 'twelk oppervlakkig beschouwd slechts eene verzamelplaats was van booze gedachten en slinksche plannen. Zij durfde zich echter nog niet aan hem toe te vertrouwen, ofschoon hare minachting voor hem een weinig minder geworden was. „Wat moet ik doen?" zeide zij zacht meer tot zich zelve, dan dat zij het woord tot hem richtte. ons slechts te herinneren het in de tweede kamer ge voerde debat over de koffie-enquête. Zelfs de grootste voorstanders van de dwangkoffiecultuur moesten erken nen, dat de bezwaren tegen die cultuur niet konden worden opgeheven met behoud van de winst voor het gouvernementmaar veel liever wilden zij de onbillijk heden laten voortduren dan de schatkist aan verlies blootstellen. De groote meerderheid der afgevaardig den waaronder ook liberalen! deinsden terug voor de aanneming eener motiedie waarschijnlijk het sein zoude geweest zijn om een einde te maken aan het nu reeds zoovele jaren gepleegde onrecht. „De liberale pers was verontwaardigd, maar de natie niet. De natienaarmate zij tenminste in het kiezers personeel is vertegenwoordigdis zoo tevredendat zij zonder eenig protest bijna al de afgevaardigden, die geldelijk voordeel voor Nederland hooger toonden te schatten dan recht en eer, met groote meerderheid heeft herkozen. Wat gaat het haar aan of de inlander onrechtvaardig wordt gedruktals zij zelf daardoor van verhooging van belasting verschoond blijft!" Landbouw. De heer J. T. Cattie geeft in de Landbouw-courant de volgende beschrijving van de processie-rupseen insect dat in den Iaatsten tijd in het Oosten des lands zich veelvuldig vertoond heeft. De processie-rups heeft haren naam verkregen van de wijze waarop deze gezellig levende dieren haar voed sel zoeken. Zij komt in Mei of Juni uit eieren te voor schijn, die het wijfjein den vorigen zomer, ten getale van 100200 stuks, in de spleten van den bast der eiken neerlegde, vermengd met een groot aantal haren, die moeten dienen als wieg en bekleeding, opdat de eieren in den winter niet omkomen. De jonge rupsen beginnen en volvoeren hare ver nielende en gemeenschappelijke tochten in eene bepaalde volgorde. Eene gaat voorop, daarop volgen twee an deren, op dezen drie, dan vier enz., al naarmate de stam of tak, dien zij betrekken, smaller of breeder is. Hebben zij, op die wijze gerangschikt, gedurende den geheelen nacht kruipende en vretende, den eenen of anderen tak kaal afgevretendan keeren zij op dezelfde wijze weer in de schemering naar hare woonplaats terug, die meestal eene holte is onder den oksel van een tak. Hier blijven zij des daags, kort op- en aan elkander gedrongensamen. Mogen zij al in den beginne nu en dan eens van woonplaats verwisselenhoe meer eieren zijn uitgekomen en dus hoe grooter in aantal de pro cessie-makende rupsen worden, des te meer maken zij het zich op de eene of andere plaats gemakkelijk. Door de voortdurende vervellingendie de rups onder gaat, alsmede door hare uitwerpselen, wordt het spin sel, waarin zij samen wonen, grooter en begint lang zamerhand meer en meer te gelijken op een uitwas van den eik. Datzelfde spinsel dient in de maanden Juli en Augustus als verpoppingsplaats. De toestand als rood-bruine pop duurt van 56 weken. Er komt dan een vlinder uit te voorschijn, die bruin-grijze bo- venvleugels met eenige zwarte dwarsstrepenen geel witte achtervleugels met dwarsband bezit. De vlinder draagt den naam van Cnethoeampa processionea; de „Uw voordeel doen met den strik, dien men u spant en waarmede ik u thans bekend heb gemaakt. Niemand zal u heden in uwe vrijheid belemmeren. Waarschuw den heer Emmanuel dat hij aan het eind van het park zij op het oogenblik dat uw rijtuig daar voorbij zal komen, laat hem zich bij u voegen, u naar de stad geleiden, en indien gij geen toevlucht in het klooster mocht vinden, u aan de bewaring van ambte naren der rechterlijke macht toevertrouwen. Hunne taak is het over hen te waken, die op de eene of andere wijze bedreigd worden. In dit plan om het jonge meisje te redden kwamen de denkbeelden van Flavien dus met die van Emma nuel overeen. Beidende eene door de ingeving zijner ongeruste liefde, de ander door die van zijn verneder den hartstocht dien hij voor het oogenblik had laten varenhadden de zelfde gedachte opgevat. Mejuffrouw d'Herbel kon tot geen vast besluit komen. Moest zij aan de plotselinge omkeering gelooven van dien jongen mandie zich tot nu toe slechts als een trouwlooze veinsaard aan haar had voorgedaan En aan den anderen kant, indien zij geen partij trok van deze opwelling van oprechtheiddie hem voor het oogenblik zoo ongelijk aan hetgeen hij anders was deed zijn, liet zij aan het gunstig oogenblik voor hare be vrijding niet voorbijgaan? Zou zij geene nog grootere gevaren te gemoet gaan dan die welke haar reeds be dreigd hadden? Zou Flavien, die nu den goeden weg opging, meer ten gevolge van eene tijdelijke opwelling zijner betere gevoelens dan door een ernstig berouw daartoe gebracht, niet in wanhoop tot den kwaden weg terugkeeren en een gedwee werktuig worden zijner boosaardige vrienden, indien hij tot de ervaring kwam dat Léonie hem toch niet vertrouwde? Dit alles over- Grieksche naam beteekent „jeukrups", een naam die afgeleid is van het brandendepijnlijke gevoel dat men ontwaart, als men de rups aanraakt. De klenr der rups is op den rug donkergrauw en op de zijden grij3 met lange witte haren. De Iaatsten bevatten scherp zuur, geconcentreerd mierenzuur, de oorzaak van de brandende jeuking, zoo hier als bij brandnetelen en mierensteken. Wanneer die haren op weeke slijmvlie zen van menschen of dieren te land komenkan men kwaardaardige ontstekingen vreezendaarom is aan raking van de rups met de bloote hand in de meeste gevallen niet zonder gevaar. Uit het vorige kan men, dunkt ons, met eenige juist heid de manier afleiden, om de rups zooveel mogelijk te verdelgen. En deze zou dan zijnin de eerste plaats bij dag opzoeken van de bovengenoemde spinsels, uit scheppen van den inhoud en ten vure doemen of tot mest verwerken. Dit moet gebeuren voor het midden en einde van Juli en Augustus; want zijn eenmaal de poppen uitgekomen, dan zal de plaag, tenzij de vol gende winter buitengewoon streng ishet volgende jaar zeker niet verminderd zijn, vooral wanneer men bedenktdat elk wijfje minstens een honderdtal eieren legt. Vervolgens zou ik, onder verbetering, willen voorstellen, de uitgehaalde spinsels met teer aan te vullenof zoo dit niet doenlijk isze ten minste met klei toe te stoppen; opdat aan hare nachtelijke reizen paal en perk worde gesteldis het misschien daarbij niet onnuttig den dikken stam en alle dikke hoofd takken aan hun voet te omgeven met een breedenring van teer die niet gauw droogt. Het komt mij voor, dat daardoor aan de rupsen de weg wordt afgesneden, tot het verkrijgen van verder voedsel. Kan de boom verdragen, dat de teer met eenige minder welriekende stoffen vermengd wordt, dan dunkt mij dit nog beter. Maar vooral zorge men den teerband niet te smal te nemenomdat allicht de karavaan over de lijken van hare voorgangers zal t ekken en men daardoor weinig zal gebaat worden. Dat de vernieling van de rups tijd en moeite zal kosten, behoeft wel geen nader betoog. - Daartegenover staat echter de scbade die de rups kan en noodzakelijk moet aanrichten, indien aan hare verspreiding niet bij tijds voldoende hinderpalen worden gesteld. Trouwens het jaar 1860 ligt nog te kersversch in het geheugen, dan dat de grondeigenaar en elke landbouwer niet op alle mogelijke manieren zijn best zou doentot de verdel ging mee te werken. landdfclcto. Graanmarkten enz:. Rotterdam, 12 Juli. Tarwe met grooten aanvoer onveranderd; rogge eveneens; overige artikelen met kleinen aanvoer aangevoerd en ook in prijs hetzelfde, alleen was zomergerst 10 cent lager. Amsterdam, 12 Juli. Raapolie op zes weken ƒ37 Lijnolie /29j. Prfjzcn van Eöeeten. Amsterdam, 12 Juli. Nederland. Certific. Werkelijke schuld. 2£ pet. 63^ dito dito dito 3 75| dito dito dito 4 100 woog zij nauwkeurig, en hem eindelijk rond en open, zonder wantrouwen en zonder haat aanziendemet zulk eene vastheid als wilde zij in het binnenste zijner ziel lezen, zeide zij tot hem: En wie zegt mij, mijnheer, dat gij oprecht zijt! wie waarborgt mij dat gij niet wederom een list gebruikt, en dat gij geen misbruik wilt maken van mijn vertrouwendoor aan mijn oom het geheim van deze vlucht, welke gij mij aanraadt te verraden „O! mejuffrouw zeide Flavien. Er lag zooveel droefheid in dat éene woord, dat Léonie niet langer aarzelde. „Ik geloof u, mijnheer riep zij uit. Ik heb behoefte om nog een oogenblik met mij zeiven te raadplegen over hetgeen mij te doen staatmaar voorloopig bedank ik u reeds." Zij sprak deze laatste woorden uit op een zachten, bijna ontroerden toonwaardoor de jonge man opnieuw van zijn stuk gebracht werd. „Bedank mij nietmejuffrouwmompelde hij. Ik ben meer aan u verschuldigd dan gij het ooit aan mij zult zijn. Gij zijt het wie ik het te danken heb, indien ik voor de verleiding mijner hartstochten niet bezweken ben." Hij volgde haar met de oogen toen zij zich verwij derde. Zij ging Spandau te gemoet, die zeker met een boodschap van Emmanuel tot haar kwam. Flavien gevoelde zich ter prooi aan een onbeschrijfelijk verdriet. Die verwachtingen waarvan hij zooeven afstand had gedaanhaddenhoe misdadig zij ook warenzoo ontzettend veel bekoorlijks voor hem gehad, zij waren zijn leven geweestzijne innigste gedachtezijn eenige hartstocht. Voortaan zou hij zwak zijn en verlaten, beroofd van elke vreugd, van elk geluk. {Vervolg hierna

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1875 | | pagina 2