MIDDELBUMSCHE COURANT
BIJVOEGSEL
VAN DE
van Donderdag 8 Juli 1875. N° 160.
Middelburg 7 Juli.
Naar aanleiding van een betoog in het Haagsche dag
blad waarin de wenach te kennen gegeven werd dat
het domeinbeatuur bij het verkoopen van gronden de
beperkende voorwaarde moge stellen dat alleen Neder
landera tot het aankoopen van gronden zullen worden
toegelaten, bevat de Goesche courant eenige opmer
kingen waarmede wij ons geheel vereenigen. Het
betreft hier eene kwaal die ieder betreurtmaar het
voorgestelde geneesmiddel lijkt on3 erger dan de ziekte
zelve.
De G. ct. doet opmerken dat de verlangde voorwaarde
bij de veilingen weinig baten zou. Wat zou het be-
teekenen of de staat de mededinging afwees van vreem
delingen, wanneer de Nederlandsche koopers het recht
behielden om hun grond toch weder aan vreemdelingen
te verkoopen? Men zou ook dit recht dus weder aan
banden moeten leggenwat geheel ondoenlijk is.
Bovendien is het grondbezit van den staat, in Zee
land althans van welke provincie meer bijzonder
sprake is, betrekkelijk zeer gering, zoodat de in
vloed van den maatregel zeer luttel zou wezen. Daaren
tegen zou eene dergelijke belemmering tot dépréciatie
van den grond in 't algemeen leiden. „Zoodra een mede
dinger wordt geweerd, die over groote kapitalen be
schikken kanmoet noodwendig de waarde van den
grond dalen en er zou dus een groot nadeel worden
toegebracht aan de tegenwoordige grondbezitters.
„Onzes inziens is de quaestie moeilijk te voorkomen.
Het geldt hier eene zaak van openbare concurrentie,
en het zou de vraag zijn of het weren van vreemden
als grondbezitters langs officieelen weg niet alleen niet
in strijd zou zijn met de billijkheid, maar ook met de
wederzijdsche volksbelangen en rechten."
Ongetwijfeld is het jammer dat voor onze droog
gemaakte polders zich geen Nederlandsch kapitaal
aanbiedt om daaruit de voordeelen te trekken, die
vreemdelingen er in blijken te vinden. Maar evenmin
als de staat zijne onderdanen beletten kan hun geld
te steken in hersenschimmige Amerikaansche spoor
wegen in waterachtige zilvermijnen en in andere ge
waagde speculatiën in de oude en nieuwe wereld
evenmin kan hij hen dwingen het wel te besteden aan
den aankoop van Nederlandschen grond en het onder
steunen van Nederlandsche ondernemingen.
Als model voor een strijd om beginselen, waar velen
bij gelegenheid van verkiezingen zoo uitsluitend naar
verlangenmag het volgende voorbeeld van oneerlijkheid
uit het Haagsche Dagblad worden aangehaald. Het
betreft de aanstaande verkiezing te Zutfenvoor welke
nog door geen der partijen een candidaat gesteld is.
De verkiezingenzoo wordt gezegdworden door
de radicale (leesliberale) partij bestuurd met éen doel
dat doel is „alle betrekkingenalle voordeelendie als
wedde, belooning of subsidie uit de schatkist te halen
zijn, aan radicale partijgangers bij uitsluiting toe te
kennen, het koninklijk gezag tot een ijdel woord te
makenen de Indische baten aan Nederland te onttrek
ken ten voordeele van particulier winstbejag."
Is de radicale (lees: liberale) candidaat eenmaal ge
kozen „dan zal hij om verschil van godsdienstige rich
ting niets geven (daar hij eiken godsdienst voor een
sprookje houdt). Hij zal sprekenzwijgen en stemmen
in de kamer zooals het hoofd der oppositie het hem zal
bevelen en alle verbeteringen tegenhoudenyranneer
zij niet van zijn partij komen.
„Hij zal zorgen dat het land niet verdedjgd kan
worden, onder verklaring dat hij alles voor de verde
diging over heeft.
„Hij zal het nut der spoorwegen breed uitmetenen
iedere spoorwegverbinding, die ter uitvoering gereed
is, hard tegenwerken."
Nu de nog onbekende liberale candidaat eenmaal zoo
gekenschetst is, gaat het werk verder natuurlijk als
van zelf. Wordt door de kiezers gevraagd naar de
gevoelens van den candidaat over verschillende aange
legenheden, men verwijst eenvoudig naar het Haagsche
Dagblad. Dat noemt men strijd om beginsel en!
Landbouw.
Dat er niets nieuws onder de zon is, wordt dikwijls
gezegdmaar van de waarheid van het spreekwoord is
niet ieder overtuigd. Aanhoudend toch hoort men de
gebreken en onvolmaaktheden van onzen tijd uitmeten,
en de verzuchting er bijvoegen: „in den ouden tijd
was dit toch zoo niet."
Werkstakingen en gebrek aan arbeidersoverdreven
eischen der werklieden en bekrompen zelfzucht der pa
troons het zijn kwalen van onzen tijdmaar die in alle
eeuwen zijn voorgekomen. In het bijblad van de Land
bouw-courant vinden wij onder het opschrift'„Voorheen
en Thans" een voorbeeld dat op merkwaardige wijze
de overeenstemming tusschen het tegenwoordige en den
toestand vóór 350 jaren aantoont, maar tevens bewijst
hoeveel meer hulpmiddelen de menschheid in onze eeuw
bezit om de kwalen te bestrijdendie aan haar leven
onafscheidelijk verbonden schijnen.
„In het jaar 1873, zoo verhaalt het bijblad,
was er in Friesland groot gebrek aan grasmaaierser
kwamen weinig buitenlanders en men was dus genood
zaakt dit werk bijna uitsluitend door onze inlandsche
arbeiders te laten verrichten. Deze deden met dit ge
ringe aanbod van arbeid hun voordeelzij vroegen
buitengewoon hooge dagloonenen uit vele oorden werd
de klacht gehoord, dat vele maaiers slecht werk had
den verricht.
„De arbeidgever was dus in 1873 afhankelijk van
den arbeider.
„Het hoofdbestuur der Friesche Maatschappij van
Landbouw stond op het punt zich deze zaak aan te
trekkenen een wedstrijd of tentoonstelling van maai-
werktuigen te houden, doch liet dit bij nader inzien
aan hare 12e Afdeeling over. Deze hield een maaiwed-
strijd te Pingjum. Daar bleek het dat deze werktuigen
in de laatste jaren zeer zijn verbeterd. Als onze berich
ten juist zijn, zijn er thans in Friesland reeds een
twintigtal maaimachines in gebruik.
„De arbeidgever heeft zich onafhankelijk van den
arbeider gemaakt. Men kende de kracht en de betee-
kenis van het „Help u zeiven"".
In den zomer van 1540 bestond juist hetzelfde gebrek.
Ook toen deden de maaiers hooge eischen en slecht
werk. Wat deden echter onze voorouders? Zij hadden
geen ander hulpmiddel dan het bedreigen van straffen
tegen de arbeiders, die te hoog loon vorderden, gelijk
blijkt uit het volgende besluit, dat den 6en December
1540 door den Landdag te Leeuwarden (zie Charterboek,
deel II bladz. 818) genomen werd
„Ende om te remedieren op den abusen van den
Meijers, Sichters ende Grauers, soe is den Deputeer
den goetbedunckensdat een maaijervan't maaijen een
dach madt lands, boven den cost ende dranck, nijet
meer moegen ontfanghen dan vier stuuers ten waer
dattet nijelandt aft ander swaer madt waer, in welcke
gevalle die selue nijet en sal moegen ontfanghen boven
die vijflf stuuers ende zoe veer die maaier op sijn costen
sal de willen maaiensoe sail hij boven den ses stuuers
van dat madt niet moeghen ontfanghen, ten ware
saecken dat het nijelandt aft swaer madt waer, in
welchen gevallen hij op sijne costen neijt meer sail
hebben dan seven stuuers ende op des Huijsmans cos
ten vijf stuuers
„Ende soe verre yemandt van de MeijersSichters
ende Grauers geraecten meer te eischenofte toe ont
fanghen dan voersz is, die sulue sal toe elcke reijse
verbeurt hebben XIJ stuuers, in gelijcker pena soe
sal vervallen die ghenedie geraecte boven den voerz
ordinantie te betaelen."
Met recht wordt in het bijblad de opmerking hierbij
gevoegd dat onze voorouders niet dezelfde middelen be
zaten om zich te helpen als die welke wij tot onze be
schikking hebben; doch dat wij bovendien van zulk
eene bemoeiing van den staat, die op een gegeven
oogenblik tusschen beide treedt om de overeenkomsten
tusschen burgers zoo in bijzonderheden te regelen, ons
nauwelijks een denkbeeld kunnen vormen.
„Dochvoegt de redactie er bijook de vaste regels
van aanbod en navraag die wij thans kennen, waren
onzen voorouders onbekend. Wij haalden het boven
staande daarom geenszins aan, om onze voorouders
hard te vallen. Ons doel was alleen om te doen uitko
men dat de beste hulp voor den landbouw isdie
welke ze zich zei ven verschaft."
Ccmengde berichten.
De herbouw van 't verbrande gedeelte van Stap
horst (Overijsel) is thans in vollen gang. Tmmerlieden
en metselaars uit eigen gemeente, uit Meppel en meer
andere omliggende plaatsen, zijn dagelijks druk in de
weer met het optrekken der verbrande perceelen, waar
van eenigen op dezelfde grondslagen van vroeger, ande
ren op nabijgelegen of onmiddellijk aangrenzende
plaatsen verrijzen. Een eigenaardigheid van Staphorst
is, dat de boerderijen en bijbehoorende landen, die zich
soms een half uur ver vóór en achter de woonhuizen
in smalle erven uitstrekken, nooit of nimmer in koop
komen; doch bij versterf van den eigenaar in stukken
en brokken verdeeld worden, zoodat er bij den herbouw
van verbrande perceelen geen sprake kan zijn van een
geregelde plaatsing der huizen, waardoor het eene ge
bouw soms averegts van 't andere staat. Hoezeer zulks
ter bevordering van orde en regelmaat wel te betreuren
is, kan daarin met den besten wil geen verandering
gebracht wordende eigendomsrechten, in verband met
menschenheugende gebruiken en gewoonten, doen zich
hierbij te sterk gelden, dan dat er kans bestaat om
hierin wijziging of verbetering aan te brengen.
Vrijdag heerschte een groote agitatie aan het sta
tion du Nord op den Quai International te Parijs, ten
gevolge van de inbeslagneming van 500 kilogrammen
prachtige Havanna-sigaren. Meer dan 50 ambtenaren
van de belastingen waren op dit oogenblik tegenwoor
dig en niet weinig verbaasd toen op bevel van den
commissaris van politie Fouqueteau de collis werden
opengemaakt waaruit de sigaren te voorschijn kwamen
De chef van emballage der spoorwegmaatschappij werd
onmiddellijk gearresteerd en zijne medeplichtigheid be
wezen door verscheidene papieren die hij in zijn zak had.
Provinciale staten van Zeeland.
Gisteren avond is de zomervergadering door den
voorzitter in naam des konings geopend. Zij werd door
32 leden bijgewoond.
Afwezig warenmet kennisgevingde heereu Spren-
ger, de Jonge, Brevetvan Eek, HennequinDronkers,
Risseeuw en Moolenburgh, en zonder kennisgeving de
heeren Hammacher en Wagtho.
Achtereenvolgens werden medegedeeld de ingekomen
stukken, voorstellen en adressen, die óf voor kennis
geving aangenomen óf naar de afdeelingen verzonden
werden.
Behalve de op de vroeger reeds medegedeelde agenda
voorkomende stukkenzijn nog ingekomen
a Een voorstel van gedeputeerde staten tot inwilli
ging van het verzoek van de gemeente Westkapelle
tot toepassing van art. 36 der wet op het lager onder
wijs, voor wat betreft de kosten der jaarwedden van
het onderwijzend personeel.
b Een adres van J. van Damme en vijftien andere
ingezetenen van de gemeenten Kortgene, Colijnsplaat en
Katsinhoudende het verzoek tot het aanbrengen van
een opril aan de oostelijke zijde van den provincialen
steigerdam te Kortgene.
c Een voorstel van den heer Vis tot het brengen
van een nieuwen post onder hoofdstuk VIII der uit
gaven op de provinciale bogrooting, van den volgenden
inhoud: „Toelage aan onderwijzers, bevoegd en be
kwaam tot het geven van onderricht in de landbouw
kunde, en aan hen, die zich verbinden openbare voor
lezingen over den landbouw te houden, en zulks tot
een bedrag van 1500."
d Een adres van den heer G. J. van den Bosch,
beheerder van den Wilhelminapoldertot ondersteuning
van het adres van het bestuur der Zeeuwsche spoor-
bootmaatsshappij om nadere regeling van de over haar
subsidie verbonden bepalingen.
Alle deze stukken zijn mede naar de afdeelingen
verzonden.
Na de splitsing der vergadering in afdeelingen werd
bepaald dat de verkiezing van een buitengewoon lid
voor het college van gedeputeerde staten zal plaats
hebben in de volgende openbare zitting, welke zal
gehouden worden op a. Vrijdag, des voormiddags te
10 uren.
Behalve het gisteren gemelde aangaande het voorstel
van gedeputeerde staten omtrent de geschilderde ramen
in de kerk te Biervliet, deelen wij nog het volgende
mede
Wat Nieuw Biervliet betreft zegt de archivarisdat,
nadat de gebouwen voor het oude Biervliet (met uit
zondering misschien van de kerken en torens) door de
stormvloeden in de 14e en 15e eeuw alsmede door die
welke omstreeks de helft der 16e eeuw voorviel, ver
nield en de stad door de iugenzetenen verlaten wasde
successievelijk op nieuw herwonnen gronden bij de
dusgenaamde Unie van Neuzen, Axel en Biervliet van
18 April 1590werden hersteld onder beheer van de
magistraat over die ambachten, resideerende te Neuzen.
In, of omstreeks het jaar 1603 werd ten zuidoosten
van het oude Biervlietdoor de zorg van gecommitteerde
raden van Zeeland, een fort aangelegd, waarin van
lieverlede eene nieuwe stadhet tegenwoordige Biervliet,
te voorschijn kwam. In 1653 werd weder een zelf
standig magistraat aangesteld, bestaande uit 1 burge
meester 4 schepenenen 1 griffieren in 1659 en
1660 werd door gecommitteerde raden besloten, om tot
het bouwen van eene nieuwe kerk over te gaan. Deze
kerk heeft f 8120 gekostwaartoe f 6120 door de pro-