MIDDELBURGSCHE
COURANT.
r 156.
Zaterdag
1875.
3 Jol
Middelburg 2 Juli.
FEUILLETON.
Léonie's Bruidschat.
Dit Wad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2™ Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen.
De prijs per 3/m., franco is f 3.SO.
BIJ DEZE COURANT BEHOORT EEN BIJVOEGSEL.
De heer J. P. van "Visvliet, lid van den gemeente
raad alhier, heeft verklaard bij de aanstaande verkie
zing niet meer in aanmerking te willen komen en
bereids, bij brief van den 24cn Juni, zijn ontslag als
raadslid genomen.
De heer F. Persant Snoep, stedelijk en plattelands
heelmeester, is door de geneeskundige staatscommissie,
zitting houdende te Utrecht, bevorderd tot arts.
De heer van Nispen van Sevenaer heeft in „de
Grondwet" de kiezers van Breda zijn dank betuigd
dewijl zijniettegenstaande het zijn voornemen was de
benoeming niet aan te nemen, toch op hem gestemd
hebben. Gewichtige redenenwaaronder vooral de
wensch door zijn vader, die zoovele jaren het kiesdis
trict Nijmegen vertegenwoordigde, in het laatst van zijn
leven herhaaldelijk uitgedrukt, maakten het hem tot
plicht zich voor Nijmegen candidaat te stellen en de
benoeming aldaar ook aan te nemen.
De Willemstorendie Dinsdag den 29"a Juni te
Dillenburg in Nassaude geboorteplaats van prins
Willem den Zwijger, onthuld isheeft eene hoogte van
137 voet, is 50 voet lang en breed en bestaat uit vier
verdiepingen. Het gebouw heeft geheel bet aanzien
eener middeleeuwsche burcht, is van witten steen ge
bouwd en komt tegen den donkeren achtergrond der
omliggende dichtbegroeide bergen scherp uit.
De eerste steen werd gelegd op den 29™ Juni 1872,
300 jaren juist na den dag waarop Willem van Oranje
zijn geboortegrond verliet om met en voor de Neder
landers den strijd tegen Spanje te aanvaarden. Boven
den ingang van den toren ziet en een pelikaan ge
beiteld, die zijne jongen met zijn bloed voedt, en het
onderschrift Saevis tranquillis in tindis (Kalm te midden
der woedende baren). Bij het binnentreden ziet men
het volgende opschrift, in het Nederlandsch en Hoog-
duitseh
(2e Fervolg.)
„Vader, ge weet dat ik hier nu ongeveer drie
maanden bij u en mijne nicht gelogeerd ben. Ik be
hoef u niets te zeggen van de schoonheid en de hoe
danigheden van Léonie. Ik heb mij van lieverlede,
zonder het te weten, zonder het te willen zelfs, door
hare bekoorlijkheden laten medesleepen, ik bemin haar
en heb haar dat zoo even gezegd."
„En zij bemint u zeker ook?
„Ja, vader."
De oogen van den generaal vertoonden een oogen-
blik eene heftige flikkering, maar hij sloeg ze voor zijn
zoon neder. „Welnu! wat verder?" zeide hij op
koelen toon.
„Wel antwoordde Emmanuel gij zijt de
oom en de voogd van Léonie, gij zijt mijn geliefde
vader, ik kom u om hare hand vragen."
„En om haar fortuin."
„Vader riep Emmanuel uit gij herinnert mij
dat Léonie rijk is, ik dacht er waarlijk niet aan."
Er was in de stem van den officier zulk eene uitdruk
king van openhartigheid en van eergevoel, hij dacht
er zoo weinig aan, dat de generaal hem een hatelijk
woord of een verwijt had willen toevoegen, dat de
heer d'Herbel er door getroffen werd en zich over zich
zeiven schaamde. Hij bleef eenige oogenblikken zwij-
„Tot nagedachtenis van Willem van Oranje, den
grooten staatsman en volksvriend, den grondlegger van
Neêrlands vrijheiddoor het Nassausche geboorteland
en Nederland vol dankbaarheid gemeenschappelijk op
gericht, 1872—1875."
Op den dag der onthulling begaf een optocht van
meer dan 3000 personen, bestaande uit de leerlingen
der scholen, de zang- en andere vereenigingen en cor-
poratiën van Dillenburg en een aantal gasten, zich naar
den toren. Op dezen tocht passeerde men o. a. een
ouden, door ijzeren banden te zamen gehouden linde
boom, die het opschrift draagt: „Onder deze linde
werden de Nederlandsche gezanten den 14en April 1568
door Willem den Zwijger ontvangen."
Professor Spiess deed in zijne feestrede uitkomen dat
de oprichting van een monument ter eere van Willem
van Oranje op deze plaats ook daarom gewettigd was,
dewijl de Nassauers door hunne hulp en hunne deelne
ming hem in zijne taakde grondlegging van de vrij
heid der Nederlanden, trouw ter zijde hadden gestaan.
Na den mislukten veldtocht in 1568, besloot de stad
met de omliggende dorpen vrijwillig tot het opbrengen
eener krijgsbelastingom den prins in staat te stellen
zijn werk voort te zetten. De herinnering aan den
Zwijger blijft dan ook in dit oord, zijn wieg- en baker
mat tot heden trouw voortleven. De redenaar eindigde
met eene opdracht van den toren aan het gemeente
bestuur van Dillenburg en aan den koning van Pruisen,
als diens beschermer.
De heer dr. Franken uit Botterdam hield vervolgens
eene welsprekende redewaarin hij het leven en de groote
hoedanigheden van Willem I schetste, en vooral de een
heid in diens karakter, zijne voortreffelijkheid boven
al zijne tijdgenooten deed uitkomen. Die vastheid in
doel en handelingen had de Zwijger vooral te danken
aan zijne diepgewortelde godsvrucht. Ter eere van
zulk een man mag wel een monument worden opgericht,
maar grooter en indrukwekkender nog is het voorbeeld,
door den man zeiven gegeven; en groot behoort onze
dankbaarheid te zijn dewijl tot heil der menschheid
zulke mannen verrijzen.
Deze redevoeringen werden door het zingen van het
Nederlandsche volkslied en het Wilhelmus afgewisseld.
Den heer Francken werd namens den keizer van
gen, terwijl hij een inwendigen strijd voerde, die zich
verried door het beven van zijn geheele lichaam en
het vertrekken zijner gelaatsspieren. Eindelijk stond
hij op, en weder tot zich zeiven gekomen en zijne
vaderlijke teederheid herkregen hebbende, strekte hij
de armen naar zijn zoon uit,
„Ah! zeide Emmanuel gij wordt weder goed
voor mij. Ge neemt het mij dus niet kwalijk."
„Ik ben een oude gek geweest zeide de gene
raal glimlachend. De werkelijkheid is daar. Gij en
Léonie bemint elkander, zegt ge. Welnu, dat is goed.
Ik was jaloersch op u, mijn zoon, jaloersch op haar.
Oherhaalde hij met vuur jaloersch als een
vader, wien men eene geliefde en beminnelijke dochter
ontneemt, jaloersch in elk geval, en, wat het zonder
lingste is, juist alsof ik twintig jaren oud was, en dat
was het wat mij onrechtvaardig maakte en verkeerd
deed handelen. Dit is nu gedaan en zal niet meer
gebeuren. Geef mij uwe hand en zeg mij dat ge niet
boos op mij zijt."
„Vader!" hernam Emmanuel.
„Zeg het mij, want ik heb nog iets tegen uwe
plannen in te brengen en wel iets dat u waarschijnlijk
eenig leed zal berokkenen."
„Spreek, vader, en hoeveel het mij ook moge kósten,
ik zal uw wil eerbiedigen."
„Gij wilt trouwen, mijn zoon, en gij zijt soldaat
en hebt uwe betrekking lief. Wanneer gij gelukkig
zijt in uw huwelijk en dat zult gij zijn dan be
derft ge uw toekomst."
„Ik bemin Léonie, vader, ik kan u niets anders
antwoorden; maar overigens geloof ik, dat ge u bedriegt.
Mijne vrouw zal de waardige en dappere metgezellin
van een soldaat zijn. Gij kent haar even goed als ik,
Duitschland door prins Albrecht van Pruisen, zoon
van H. K. H. prinses Marianne der Nederlanden,
de Pruisische kroonorde op de borst gehecht. De sleu
tels van den toren werden daarna aan den burgemees
ter van Dillenburg ter hand gesteld.
Blijkens de Staats-courant van heden, is het maxi
mum bedrag voor postwissels uit Nederland naar
DuitschJand verhoogd tot 300 mark en uit Duitschland
naar Nederland tot 175 gulden. Het recht van den
afzender in Nederland te heffen bedraagtvoor 75 mark
of daar beneden 25 cent, boven 75 tot 150 mark 50
cent en boven 150 mark tot 300 mark 75 cent.
In de postwissels voor Beieren en Wurtemberg,
welke tot dusver in Zuid-Duitsche guldens werden op
gemaakt, moet thans het bedrag in de marktmunt ver
meld worden. De voor deze wissels bestaande afzon
derlijke formulieren worden mitsdien afgeschaft en in
plaats daarvan gebruik gemaakt van de formulieren
voor de verzending naar het overig gedeelte van
Duitschland.
Het port voor de berichten van ontvang wegensaan-
geteekende postwissels naar België is van 10 op 5 cent
verminderd.
Het Weekblad van het Kecht meldt, dat de staats
commissie bij haar ontwerp van een nieuw wetboek
van strafrecht (bestaande uit 611 artikelen en ver
deeld in drie boeken, algemeene bepalingen, misdrijven
en overtredingen) gevoegd beeft acht ontwerpen van
wetten, bestemd om gelijktijdig met het nieuwe wetboek
in werking te treden en bevattende deels overgangs
bepalingen en bepalingen ter uitvoering van dit wet
boek deels de noodige voorschriften om' de bestaande
wetgeving daarmede in overeenstemming te brengen.
In de algemeene vergadering van aandeelhouders in
de Ned. Rijnspoorweg-maatschappij, te Utrecht
gehouden, is bepaald, dat het dividend in het geheel
zal bedragen 17.87 per vol aandeel, f 7.14) per aan
deel van f 176 en 2.68 per aandeel van /36. De
ontvangsten hadden f 101,063.93 minder bedragen dan
in 1873/74, maar de toestand was niet verontrustend.
Tot president der directie is door de vergadering
zij is sterk, dapper en vastberaden. Zij zal mij tot
steun en in geen enkel opzicht tot last zijn.
„Het zij zoo, EmmanueJ, maar denk hieraan
Léonie is rijk, zij is zeer rijk, en gij bezit niets."
„Dat kan mij weinig schelen, vader. Haar fortuin
zal het hare zijn, het onze, indien ge wilt, van mijne
vrouw en van mijmaar wat mij zei ven betreftbehoef
ik mij daar niet ongerust over te maken. Ik heb altijd
genoeg gehad voor mij zeiven; dat geld, 't welk slechts
de weelde of het welzijn van mijn gezin zal uitmaken,
heb ik bij slot van rekening niet noodig. Indien mijne
verloofde arm was zou ik niet aarzelenhaar te huwen;
waarom zou ik meer aarzelen nu ze rijk is."
„Ge hebt gelijk, mijn zoon, wanneer ge met uw
geweten en u zeiven te rade gaatmaar voor de wereld
zult ge ongelijk hebben. De rijke huwelijken onteeren,
op welke wijze dan ook, den man die ze aangaat.
Spreek mij niet tegen ging hij haastig voort, toen
hij merkte dat Emmanuel zich tegen die bewering
wilde verdedigen-want ik heb nog niet alles gezegd
Zij onteeren den vader, die ze aan zijn zoon toestaat.
Ik wil nietdat wijhoe onredelijk en onverdiend dan
ook, om deze zaak geminacht zouden worden."
„Ge verzet u dus tegen on3 huwelijk?" vraagde Em
manuel, bleek wordende.
„Neenmaar ik bid uhet wat uit te stellen.
Léonie is nauwelijks achttien jaren, ik ben haar voogd,
en gij zijt mijn zoon. Indien dit huwelijk terstond
doorgingzon het niet alleen de wereld zijndie het
recht zou hebben, ons te beschuldigen, misschien zou
Léonie zelve daartoe eenmaal het recht hebben. Zij is
nog een kind, en gij hebt hare eerste liefde. Laat
haar wat ouderlaat haar vrouw worden. Maakt u
beiden deze verbintenis, die thans nog niet meer dan