BIJVOEGSEL MIDDELBURGSGUE COURANT VAN DE van Vrijdag 2 Juli 1875. N° 155. Middelburg 2 Juli. fc. y <C De eergisteren namiddag gehouden buitengewone vergadering van het Middelburgsehe departement der Maatschappij tot nut van 't algemeen was niet druk bezocht: slechts 13 leden, met inbegrip van 2 bestuursleden, waren tegenwoordig. Aan de orde was de voortzetting der behandeling van het reglement op de spaarbank. Zooals men zich herinneren zal, is in de vorige bui tengewone departementsvergadering [zie Midd. courant 14 Juni] afgestemd een voorstel der commissie voorde wetsherzieningom in art. 10 van genoemd reglement niet op te nemen de bepaling van art. 9 van het tegen woordige reglement, dat in buitengewone omstandig heden korting op de inleggers kan toegepast worden; maar te bepalen, dat de commissie voor de spaarbank in overleg met het departementsbestuur gemachtigd is omtrent de terugbetaling zoodanige maatregelen te nemen als zij geraden zal oordeelen. Nadat dit voorstel verworpen was, deed de heer mr. G. A. Fokker alstoen het voorstel om het artikel aldus te lezen „De inbrengers die 50 of meer willen terugvragen, zijn verplicht hun voornemen daartoe daags voor den bepaalden zitdag aan den kassier boekhouder bekend te maken. „In zeer buitengewone omstandigheden, door politieke gebeurtenissen of door handels- of geldcrisis teweeg gebracht, is de spaarbank-commissie, in overleg met het bestuur des departements bevoegd de teruggaaf van opgevraagde gelden te doen bij wijze van achter eenvolgende op rekemng-gevingen met regelmatige tusschenpoozen. „Het bedrag van iedere op rekening betaling en de duur der tusschenpoozen worden door de spaarbank commissie, in overleg als voren bepaald." Dit voorstel kwam thans dadelijk in behandeling en werd door den voorsteller uitvoerig toegelicht. Hij ont wikkelde vier redenen waarom hij het voorstel heeft gedaan. De eerste is dat hetgeen de commissie voor de spaarbank wil (behoud der bepaling van korting) in strijd is met het recht en ook met het doel der spaarbank. Ten tweede zijn er maar zeer weinig spaar banken in ons land, die in haar reglementen bepalingen hebben opgenomen voor buitengewone omstandigheden, en nergens wordt van het toepassen van korting ge sproken dan te Middelburg en, althans in het in 1849 vastgestelde reglement, dat nu misschien op dit punt ook al gewijzigd zal zijn, te Ylissingen. In de derde plaats betoogde spreker dat men zich voor deze bepaling niet beroepen kan op een historisehen grond, en ten vierde dat wat de spaarbank-commissie verlangt volkomen onnoodig blijkt als men slechts de ervaring raadpleegt, niet uitsluitend die van Middelburg, maar in alle andere plaatsen van ons vaderland waar spaar banken bestaan, ja zelfs in geheel Europa. Hij beriep zich o. a. op het voorbeeld der spaarbank te Am sterdam in 1870 bij het uitbreken van den Fransch- Duitschen oorlog, en evenzoo op het voorbeeld te Parijs met a comptes in 1871 gegeven. Het voorstel van den heer Fokker vond evenwel be strijding, vooral van de zijde der leden van het bestuur der spaarbank. De hoofdargumenten dier be stijding waren, dat huns inziens de mogelijkheid blijtt bestaan dat in buitengewone omstandigheden korting noodzakelijk is en dat dus, zoolang korting mogelijk is, dit in het reglement behoort opgenomen te blijven, teneinde de inbrengers voor teleurstelling te vrijwaren. De aangehaalde voorbeelden van Amsterdam en Parijs achtte men voor Middelburg weinig afdoende. Tegen over den heer Fokker, die geen reden zag waarom voor de spaarbank van Middelburg eene uitzondering moest gemaakt worden, meenden anderen dat er geen noodzakelijkheid bestond om eene bepaling op te heffen die reeds sinds 1855 bestaat en nooit ongunstig gewerkt heeft, hetgeen blijkt uit het steeds toenemend aantal inbrengers. Andere leden, waaronder ook het bestuur, onder steunden het voorstel van den heer Fokker wien door voor- en tegenstanders hulde gebracht werd als specialiteit in spaarbankzaken roet warmtehetgeen evenwel niet belette dat het ten slotte met 7 tegen 6 stemmen verworpen werd. Het bestuur der spaarbank deed alsnu het voorstel om het artikel aldus te lezen: „De inbrengers, die eene som van f 50 of daarbo ven in eens willen uithalen, moeten hun voornemen daags vóór de zitting aan den kassier-boekhouder be kend makenterwijl deze kennisgeving voor een hooger bedrag dan 300 acht dagen te voren moet geschieden. „In buitengewone omstandigheden, wanneer het kapitaal der bank verlies of vermindering heeft onder gaan, moeten de inbrengers bij terugvraging hunner gelden zich onderwerpen aan zoodanige korting als de commissie in overleg met het departementsbestuur zal vermeenen te moeten toepassen. Deze korting mag in geen geval hooger berekend worden dan naar evenre digheid van het verschil tusschen het door de spaar bank verschuldigde en de naar den koers van den dag der aanvraag berekende waarde harer bezittingen. Het staat de commissie vrij om in zoodanige buitengewone gevallen de terugbetaling hoogstens veertien dagen uit te stellen." De heer Fokker stelde daarentegen voor, het artikel te doen luiden als volgt: „De inbrenger die eene som van 50 of daarboven in eens wenscht terug te nemenmoet zijn voornemen daags vóór de zitting aan den kassier-boekhouder bekend maken, terwijl deze kennisgeving voor een hooger be drag dan f 300 acht dagen te voren moet geschieden. „In buitengewone omstandigheden, door politieke gebeurtenissen, of door handels- of geldcrisis veroor zaakt kan de terugbetaling van sommen boven f 50 worden uitgesteld voor zoodanigen tijd als de commissie, in overleg met het bestuur des departementszal be palen en kunnen alle zoodanige andere maatregelen genomen worden als de commissie, met overleg als vorentot behoud van de spaarbank noodzakelijk zal achten. „Deze maatregelen worden zoodra mogelijk ter open bare kennis gebracht." De heer Fokker constateerde, ter voorkoming van misverstand, dat hij onder „andere maatregelen", in zijn voorstel bedoeldin de verste verte geen korting op het oog heeft. Na eenige discussie werd de eerste alinea van het voorstel-Fokker bij acclamatie en het verdere gedeelte met 7 tegen 6 stemmen aangenomen tengevolge waar van het voorstel van het bestuur der spaarbank ver vallen was. De overige artikelen van het reglement werden ver volgens zonder bedenking goedgekeurdevenals de daarna behandelde reglementen voor de hulpbank en voor de bibliotheek. Al de herziene reglementen treden in werking met 1 Juli jl. en zullen in druk -aan de leden toegezonden worden. De heer Nagtglas Was de tolk van het departement toen hij de commissie van wetsherziening voor haren arbeid bedankte. Vervolgens had de benoeming plaats van twee leden in de commissie voor de bewaarscholen in de plaats van de heeren A. Gouka en wijlen P. de MaretTak. Als zoodanig werden benoemd de heer P. H. van Moer kerken (met wien tevens was aanbevolen de heer J. A. Zip) en de heer F. G. de Liefde (met wien de heer J. W. de Eaad was aanbevolen). Van het hoofdbestuur is een brief ingekomen, bege leidende de toezending van eenige exemplaren van het gedrukte rapport der commissie, belast met een onder zoek naar de werking van de wetten op het middel baar en lager onderwijs. Eenige belangstellende leden bevalen zich voor de ontvangst van een exemplaar aan, tengevolge waarvan tot het hoofdbestuur de vraag zal gericht worden of nog meerdere exemplaren beschikbaar zijn. Gemecntebestaur wan middelburg. Burgemeester en wethouders hebben bij publicatie ter openbare kennis gebrachtdat de lijst der inwoners, die voor het verleenen van inkwartiering en onderhoud het eerst in aanmerking komenis aangeplaktdat die lijst van den 25en Juni tot en met den 9en Juli a.op de secretarie der gemeente voor een ieder ter inzage s nedergelegdalsmede dat de bezwaren tegen die lijst schriftelijk aan hen kunnen worden ingediend van den 9e" Juli a. tot en met den 23en daaraanvolgende. Burgemeester en wethouders achten het tevens niet ongepast, de ingezetenen bekend te maken met den inhoud van de artikelen 13, 14 en 16 der hierboven aangehaalde wet, luidende als volgt: Art. 13. De vordering van inkwartiering en onder houd geschiedt: voor het krijgsvolk, bij bewoners van huizen of van gedeelten van huizenter zake waarvan aanslag in de personeele belasting plaats heeft, naar eene huurwaarde, welker bedrag, volgens de wet op het middel, geen aanspraak geeft op verminderde be lasting voor de dienstpaardenbij alle personendie over gebouwen of getimmerten beschikken, bruikbaar tot stalling van paarden en waarin onbezette plaat sen zijn. Art. 14. Huisgezinnenwaarin zich eene kraamvrouw of een lijk bevindt, of waarin personen aan ernstige ziekten lijden, worden tijdelijk van inkwartiering vrij gesteld. In huizen, waarin eene besmettelijke ziekte heerscht, mag geene inkwartiering geschieden. Deze omstandigheden worden, vóór het uitreiken der biljet ten aan de kwartiermakers of bij detachementen aan de manschappen, medegedeeld aan den burgemeester. De inwoner, die deswege in gebreke blijft, is gehouden de ingekwartierden voorloopig in zijne woning (mits daarin geene besmettelijke ziekte heerscht), op te nemen en ten spoedigste, voor eigen rekeningin hunne behoorlijke huisvesting en onderhoud elders in de ge meente te voorzien. Deze laatste verplichting vervalt, wanneer het gemis der bedoelde opgaaf buiten de schuld ligt van den inwoner; in welk geval, op diens latere mededeeling der reden van vrijstelling, de burgemeester een ander kwartier aanwijst. Huisgezinnen zonder mannelijke personen boven de 20 jaren worden niet met inkwartiering belast. Ontstaat eene reden van vrij stelling tijdens de inkwartiering, dan wordt door den burgemeesterna kennisneming daarvaneen ander kwartier aangewezen. Art. 16. De inkwartiering en bet onderhoud worden bij gelijke beurten onder de inwoners verdeeld, met dien verstande evenweldat de krijgsliedentot dezelfde compagnie of hetzelfde escadron behoorende, zooveel doenlijk in de nabijheid van elkander en van hunne paarden worden ingekwartierd. Verkoopingen en aanbestedingen. Ter provinciale griffie van Zeeland liggen ter lezing de voorwaarden, waarop door het departement van bin - nenlandsche zaken op den 22en Juli a. zal worden aanbe steed het maken en stellen van den bovenbouw der bruggen over de twee doorgangen in het open haven front te Amsterdam ten behoeve van den spoorweg van Nieuwediep naar Amsterdam. Provinciale staten van Zeeland. Behalve het reeds gemelde ontleenen wij nog het volgende aan de mededeeling van gedeputeerde staten betreffende het gebruik des provinciale toelage ter bevordering van het schoolgaan enz. Uit het verslag van den schoolopziener in het vierde district blijkt verder, dat niet alleen de resultaten te Goes maar ook in de overige gemeenten van dat dis trict over het geheel zeer gunstig zijn geweesten daaromtrent wordt o. a. door hem medegedeelddat het getal der door hemvoor 1873volgens denzelfden maatstaf als over 1872, uit de provinciale toelage ver strekte premiën, van 102 tot 111 en dat der uitge reikte getuigschriften van 555 tot 718 was gestegen, en dat daarenboven het aantal premiënwelker bijvoe ging aan de gemeentebesturen werd overgelaten van 72 klom tot 131. Deze schoolopziener dringt dan ook niet alleen zeer aan op de wensehelijklieid der voort during, maar zelfs van eene verhooging der toelage van de provincie. Voorts wijst de inspecteur nog op hetgeen in het laatst uitgekomen regeerings-verslag van den staat der hooge-, middelbare en lagere scholen, over 1872/1873, voorkomtnamelijk dat het totale schoolverzuim in sommige provinciën niet is verergerd en dat de provin cie Zeeland zich in dit opzicht gunstig boven andere gewesten onderscheidt. Op grond van een en ander vond de inspecteur mits dien alle termenom voor te stellen de bij de provin ciale begrooting voor 1874 toegestane som van f 2000 weder voor het gemelde doel beschikbaar te stellen, en hij acht het ook alleszins wenschelijk dat minstens de zelfde som ook nog bij volgende begrootingen worde toegestaandoch hij geeft in overweging er in te be willigen, dat bij de verdeeling van het voor ieder schooldistrict bestemde aandeel in de toelage, eeniger- mate een andere weg dan tot dusver worde gevolgd, zoo namelijkdat het aan de schoolopzieners vrijgela ten worde omin overleg met den inspecteuralleen die gemeenten of scholen in het genot dier toelagen te doen deelenwaar de besturenschoolcommissiën of onderwijzers blijken van ingenomenheid en belangstel ling in de zaak aan den dag leggenwaardoor dan wellicht de aan sommige gemeenten uit te keeren som iets meer zal kunnen bedragen en over het geheel ver- moedelijk nog meer gunstige uitkomsten zullen kunnen worden verkregen. Met het oog op het besluit der staten van 5 Novem ber 1869, vonden gedeputeerde staten na de mededee- lingen van den inspecteurwel vrijheid om aan zijn voorstel tot betaalbaarstelling der provinciale toelage voor 1874 gevolg te gevendoch zij achtten zich niet bevoegdtot de door hem aangegevene afwijking van den tot dusver gevolgden regel hunnerzijds toestemming te verleenen. De betaalbaarstelling heeft dan ook plaats gehad met dien verstande dat de toelage op de gewone wijze worde aangewend.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1875 | | pagina 5