BUITENLAND. Hervormingen in Japan. hebben wij gesproken van „leugen en laster." Ook daarvan nemen wij geen woord terug. Tot het gebruik dier middelen geeft de leus „geen perso nen, maar uitsluitend beginselen," toegepast zooals onze tegenpartij het verlangt, uitstekend aanleiding. Omtrent een persoon is het in omloop brengen van lasterlijke geruchten altijd met bezwaren gepaard. Ieder oogenblik staat men aan eene logenstraffing bloot. Het bespreken van „beginselen" levert tegen over eene onkundige menigte in dat opzicht groot gemak. Uit de verzameling circulairen en strooibiljetten, bij de jongste verkiezing gebruikt, nemen wij tot bewijs van het voorgaande slechts een paar voorbeelden. In een daarvan lezen wij dat de partij tot welke de heer Tak van Poortvliet be hoort, het voornemen koestert om „jaarlijks tien millioen meer dan op dit oogenblik voor de zooge naamde neutrale school te doen opbrengen." Hoe komt men aan dat cijfer? Vergissen wij ons niet, dan is de berekening van de tien millioen het eerst van de Standaard uitgegaan. Voor het overige was er geen wetsvoorstel gedaangeen wetsontwerp aanhangig, was er geen woord in de tweede kamer gesprokendat reeht kon geven tot deze voorstelling. Aan kiezers, die weinig op de hoogte waren van den stand der politiekkon men zoo iets gemakke lijk wijsmaken. Werd het bekrachtigd door de onderteekening van mannen, predikanten en an deren, die door hunne betrekking een meer-dan gewonen invloed op het volk uitoefenen, het ver haal verkreeg er zooveel te meer waarschijnlijkheid door. Het was eenvoudigeen leugentje om bestwil! Van denzelfden aard zijn de vragenin een der stukken aan de kiezers voorgelegd: „Zal men in den Haag voortgaan de natie van den waren God te vervreemden? Wilt gij geregeerd worden in den geest des ongeloofs?" enz. Van deze vragen in een gedrukt stuk tot de beschuldiging in het mondeling gesprek, dat alle liberalen ongeloovigen en godloochenaars zijn, is de overgang nauw merk baar. Werkelijk wordt ons door geloofwaardige ge tuigen verzekerd dat het aan deze aanduidingen bij de „bewerking" der kiezers niet ontbroken heeft. Tegenover personen die eenigszins op de hoogte zijn der godgeleerde disputen van vroeger en latei- tijd zou zulk een beschuldiging weinig beteekenen. Hun zou het bekend zijn dat ten alle tijde in de strij dende kampen der theologie de scheldnamen onge- loovige en godloochenaar van weerszijden weerklonken hebben. Voor minder ontwikkelden daarentegen staat deze aanklacht, uitgesproken door hen, die de verborgenheden van hemel en hel geacht wor den in bewaring te hebben, gelijk met de zwaarste aller betichtigingen. Het is eenvoudig laster. Wij zouden meer voorbeelden kunnen aanhalen, was voorgevallen, en van het nieuwe leven van den generaal. Hij wist, dat zijne zicht schoon en lieftallig, maar ook dat zij zeer rijk was. Hij dacht er niet over, dat hij haar ooit zou kunnen trouwen, noch zelfs dat hij verliefd op haar zou kunnen worden, en toch was hij zeer verlangend haar te zien. Hij herinnerde zich haar als kind, met hare toen nog blonde haren, hare levendige gelaatstrekken, hare fiere houding, hare be vallige grilligheid. Hij stelde zich haar volstrekt niet voor, zooals de generaal haar beschreefhij was nieuws gierig naar haar, en voelde zich door een zeer onbe paald gevoel tot haar aangetrokken. Deze onbestemde en teedere genegenheden zijn zeer eigen aan krijgslie den, die veel in de eenzaamheid leven, en wier ziel al hare fijngevoeligheden behoudt te midden van een uiterlijk ruw leven of van al te onbeduidende vermaken. Emmanuel kwam in het begin van de lente op Tourelies aanzijn vader en zijne nicht ontvingen hem met open armen. Ofschoon men zich zeer gelukkig gevoelde op het kasteel, kon het toch misschien geen kwaad, dat er eens een weinig vroolijkheid werd aan gebracht. Het personeel toch, dat daar op vertrouwe- lijken voet met elkander omging, was zeer beperkt. Léonie had niemand bij zich dan eene kamenier, die haar reeds sedert vele jaren diende; en de generaal niemand dan een oud soldaat, die hem op al zijne veldtochten als ordonnans gevolgd was. Deze man, die Spandau heette, voerde op het kasteel een schier onbe perkt gezag. Hij koesterde voor den generaal en voor mejuffrouw d'Herbel eene onbegrensde genegenheid. Wanneer hij niet op de eene of andere manier bezig was hen te dienen, zag hij er uit alsof hij aan niets dacht, en toch dacht hij aan hen. Wanneer het maar eenigszins mogelijk was plaatste hij zich daar, waar doch zullen het hierbij laten. Ons doel was tegen over den heer Spoorman aan te toonendat, indien sprake is van de middelen door welke de verkie zing van den heer de Jonge bewerkt isin onzen mond de woorden leugen en laster niet ongewettigd zijn. Onze eigen taktiek van bestrijding der candidaten onzer tegenpartij hebben wij reeds verdedigd. Nog éen punt blijft ons over. De heer Spoorman beschuldigt ons „schier dagelijks de katholieken en hun gods dienst verdacht te maken en te lasteren." Indien de schrijver meent dat wij voor ons ge noegen in dezen tijd dikwijls er toe komen om pun ten te besprekendie op het gebied der katholieke kerk tq, huis behooren, dan vergist hij zich zeer. Geen onderwerp toch is er, waarmede men zeker der een deel zijner lezers tegen zich in het harnas jaagt, niet slechts onder de katholieken, maar ook onder de groote menigte der gemak- en rustlieven- den. Is het echter onze schuld indien in den boe zem der katholieke kerk zelve strijd gevoerd wordt tusschen eene dagelijks in macht toenemende partij, die alle onafhankelijkheid bij den burger zoowel als bij den geloovige onderdrukken wil, en eene groote menigte bezadigde en vaderlandslievende katholieken, die gedwongen zijn, zwijgend doch in het diepst van hun ziel afkeurend, toe te zien? Is het onze schuld, indien uit Eome de moderne maatschappij eene oorlogsverklaring in den vorm van den Syllabus in het aangezicht is geslingerd? Is het onze schuld indien een Montalemberteen Döllingernamen waar de katholieke Christen heid eenmaal roem op droeg, te Rome gevloekt worden als de gevaarlijkste ketters, omdat zij het waagden te toonen dat zij geen slaven, maar man nen met een vrij verstand en een onbevangen blik waren? Is het onze schuld dat in ons eigen land, in de streken waar het ultramontanisme meester is, iedere vrije uiting der gedachte onderdrukt wordt; dat ieder katholiek, die een zweem van onafhan kelijkheid of vrijzinnigheid durft aan den dag leg gen onmeêdoogend uit de volksvertegenwoordiging wordt gebannen Is het onze schuld dat aan onze nationale feestenals geheel Nederland den moed der voorvaderen herdenkt, die ons van inquisitie en vreemde dwingelandij vrij maakten, door onze katholieke medeburgers geen deel mag genomen worden En wij zouden zwijgen? Altijd maar zwijgen; om des lieven vredes willeom aan niemand ergernis te geven zwijgen misschien ter wille van het geldelijk voordeel van ons blad? De heer Spoorman, die de gave toont te bezitten van in mannelijke en waardige taal voor zijne gevoelens te kunnen uitkomen, zal dat niet van ons verlan gen. Onze wegen, de zijne en die welke wij be wandelen, loopen uiteen. Over zijne kerkdat wil zeggen over de Jezuïeten en de ultramontaansche hij hen zien kon en staarde hen dan, terwijl hij aan zijn grijzen knevel stond te draaien, met de teederste en meest belangstellende blikken na. Emmanuel, die kapitein was en tevens de zoon van zijn generaal, viel terstond in zijn smaak. De oude snorbaard en Léonie brachten den jongen man spoedig op de hoogte van 't geen er op Tourelies voor viel. Het leven was er eenigszins op militairen voet ingericht. Eiken namiddag, ongeveer tegen den avond, werd het rijtuig ingespannen of werden de paarden gezadeld om een wandelrit door de uitgestrekte bos- schen te maken. Des morgens begaf men zich op ze kere door Spandau bepaalde dagen en met het door hem in orde gebrachte vischtuig, naar de vijvers of de rivier die door het park stroomde. Des Zondags of op feestdagen kreeg men den geneesheer en den pastoor van het dorp ten eten, ook wel eens een bewoner of bewoonster van het een of ander kasteel uit de buurt. Léonie was gewoon aan den avond van zulke dagen de gasten van het kasteel iets voor te zingen, waarbij dezen al luisterende niet zelden vreedzaam insluimerden. Lachende vertelde zij deze bijzonderheden aan Emma nuel, die zijne nicht diep beklaagde en daardoor Span dau ergerde. De jongelieden brachten thans onwille keurig eene geheele verandering in deze eentonige be zoeken en dit in 't algemeen eenigszins vervelende buitenleven. De generaal verzette zich er niet tegen; integendeel, het gezelschap van Emmanuel en Léonie deed bem goed en schonk hem als 't ware een nieuw leven. Hij was trotsch op zijn zoon. En werkelijk, de dertig jarige Emmanuel was een flinke, krachtige en schoone jonge man. Zijn kort geknipt haar stond hem goed, zijne blauwe oogen vertoonden beurtelings een zachten drijvers die op het oogenblik de macht in handen hebbenkan door ons geen woord van waarheid gesproken worden of het wordt aan de overzijde met de scheldwoorden „laster en slijk" begroet. Dat zal ons echter niet van onzen weg afbrengen. Verdraagzaamheid en vredelievendheid zijn twee groote deugden. Maar niet minder groot is in ons oog eene andere: die van den moed zijner over tuiging te bezitten. De heer Spoorman heeft ge toond deze deugd niet te ontberen. Wij hopen dat het ook ons er nooit aan zal ontbreken. Naar wij vernemen zal de stoomvaartdienst van Donden op "Vlissingen vice versa den 19en Juli a. geopend worden. De booten zullen dagelijks varen met uitzondering van den Zondag. Omtrent de tijdstippen van vertrek en aankomst wordt ons het volgende medegedeeld: Vertrek der booten uit Londen, Victoria-station, 8.25 nam., Holborn-station 8.30; uit Sheerness 10.30. Vertrek uit Vlissingen per trein 7.15 voorin.; aan komst te Roosendaal 8.49te Antwerpen 10.30te Brussel 11.45, te Breda 9.16, te Rotterdam 11.30, te 'sHage (Holl. spoorweg) 12.54 nam., te 'sHage (Ned. Rijn-spoorweg) 1te Utrecht 11.40 voorm.te Amster dam (Holl. spoorweg) 12.45 nam.te Amsterdam (Rijn spoorweg) 12.25, te Venlo 11.52 voorm., te Keulen 2.30 nam.te Dusseldorf 2, en te Elberfeld 3.25. In omgekeerde richting Vertrek van Elberfeld 2.51 nam., van Dusseldorf 4., van Keulen 3.30, van Venlo 5.55van 's Hage (Holl. spoorweg) 5.van 's Hage (Ned. Rijn-spoorweg) 5.10van Rotterdam 6.15van Amsterdam (Holl. spoorweg) 4.35van Amsterdam (Rijn-spoorweg) 4.50van Utrecht 5.45van Breda 8.16, van Brussel 5.39, van Antwerpen 6.45, van Roo sendaal 8.50, aankomst te Vlissingen 10.20; aankomst der booten te Sheerness 6.45, te Londen 8.45. De Maatschappij tot exploitatie van staatsspoorwegen zal op haar lokaal verkeer eene. reductie in den prijs toestaan. De keizer van Japan heeft onlangs een proclamatie uitgevaardigd, waaruit blijkt, dat hij weder nieuwe hervormingen wil invoerenom zijn rijk meer en meer op Europeeschen voet en in overeenstemming met de nieuwe staatsinstellingen te organiseeren. Na te hebben herinnerd aan hetgeen hij bij Zijne troonsbeklimming heeft bezworen en te hebben gewezen op de gelukkige omstandigheden waarin het rijk verkeert, verklaart hij thans verder te willen gaan, door het instellen van een volksvertegenwoordiging waardoor de toestand en de wenschen van het volk ter kennis van de regeering kunnen worden gebracht en plannen worden beraamd, die op de algemeene belangen betrekking hebben. Deze vertegenwoordiging zal, voorloopig althans, bestaan uit plaatselijke autoriteiten, om zoo langzamerhand tot de invoering van het constitutioneele stelsel te geraken. glans of het vuur van jeugdige kracht en bezieling. Zijn arendsneus, zijn fijne blonde knevel, zijn mond met de gezonde roode lippen, die meestal door een be minlijken glimlach half geopend waren, waardoor zijne witte tanden zichtbaar werden, gaven aan zijne trek ken eene uitdrukking van openhartigheid, van edel moedigheid en van stoutmoedigheid. Zijn innerlijk wezen was dan ook met dit uiterlijk in 't minst niet in strijd. Emmanuel was lustig, vroolijk, vol vuur en somtijds, ofschoon zelden, ook wel eens droefgeestig gestemd. Voor den generaal was het alsof hij in de jeugd van zijn zoon zijn eigen jonge jaren weder terug zag en doorleefdezóo was hij zelf ook geweest, hij kwam er rond voor uit en riep Spandau tot getuige. De soldaat begon te glimlachen en knikte zijn meester al knipoogende toe. Hij herinnerde zich dan zeker uit de jaren van weleer het een of ander succes van zijn generaal toen deze nog slechts kapitein of kolonel was, en zoovele andere genoegens die hij zijn meester vroeger op zijne zwerftochten had zien smaken, 's Avonds lazen Emmanuel en Léonie om beurten vooren daarbij werd het niet zelden vrij laat. De generaal, die in den beginne aandachtig naar de avonturen van den held of van de heldin luisterde, sluimerde echter wanneer het wat laat werd, telkens in. Dan legden Emmanuel en Léonie het boek, waaruit zij aan 'tvoorlezen waren, dikwijls ter zijde en begonnen zachtjes met elkander te praten. Zij lieten dan de verdichtselendie zij gelezen hadden, varen om met elkander de verdrietelijkheden, de bezwaren en het geluk van het werkelijke leven te bespreken. Zij verdiepten zich in allerlei droome- rijendie de trouwe afdruksels waren van hunne onder linge genegenheid. 1 (Vervolg hierna.)

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1875 | | pagina 2