HOFSTEDE, Advertentïën. an&Mffdmj. een Woonhuis met Erf, IILÜKIUIi HOOPIM Tien&vrïj Bouwland, Zaailanden r u MI] AFBRAAK TE KOOP, aan te besteden: Dinsdag den 6en Juli 1875, Te aanvaarden 1 Augustus 1875. op Woensdag den 23 Jnni 1875, ruim 130 hectaren Ruim 18 hectaren DIJKEN, OPENBARE VERK00PING OPRUIMING Lappen, Zomerstoffen en Chitzen, Percales, Lingeries en Broderies, zoomede zwarte Zijde en Avondchales bij HARTMAN O., ma ter zijde moeten worden gelaten. Daarvoor konden de kerkgenootschappenmet name ook het hervormde, een afzonderlijken cursus openen en op die wijze aan hunne toekomstige leeraren zekere meer rechtstreeksche wijding voor hunne toekomstige bestemming geven. De minister gaf te kennen, dat hij zich van een algemeen theologisch onderwijs, hetwelk dan toch feite lijk tot het leeraarschap van een bepaald kerkgenoot schap moest opleiden, geen helder denkbeeld kon maken. De toekomstige leeraren schenen toch in een bepaalde richting te moeten worden opgeleid. Men kon hun geen onderwijs doen geven, strijdig met hun toekom stige roeping. Algemeen theologisch onderwijs scheen te onderstellen, dat ook een geleerd rabbijn of een voorstander van het Trentsche concilie als hoogleeraar in de godgeleerdheid voor de hervormden kon optreden. Zouden aanstaande predikanten ztilke collegiën, zonder schade voor hunne overtuiging, kunnen bijwonen? Aan eenige universiteiten in Duitschland, te Bonn bij voor beeld is eene dubbele theologische faculteit opgericht, half voor katholieken, half voor protestanten, maar, naar het schijntheeft men daardoor het beoogde doel niet bereikt en aan niemand voldaan. Van de zijde der commissie erkende men de groote moeilijkheid der zaak. In haar boezem werd zelfs het gevoelen geuit, dat een aanstaand godsdienstleeraar, om op de hoogte zijner roeping te zijn, een weten schappelijk gevormd man moet wezen en dus in al de bijzonderheden ook van de leerstellingen zijner tegen standers moet zijn ingewijddat de aanstaande her vormde predikant dus zeer wel de lessen van een Roomsch-katholiek hoogleeraar of van een geleerden rabbijn kan bijwonen; dat het denkbeeld om dogma tisch onderwijs ter zijde te stellen, niet opgaat, daal de historia dogmata niet te doceeren is, zonder dat men in het oordeel over de dogma's zelve treedt en het aan een bepaald kerkgenootschap staat, later te onderzoeken en te beslissenof de aanstaande gods dienstleeraar die op de hoogeschool diepe, veelzijdige studiën heeft gemaakt, gezind en geschikt is om zich aan den dienst van dat kerkgenootschap te wijden. De commissie was het met de meerderheid van de leden der kamer eensdat aan elke van 's rijks hooge- sckolen een faculteit van godgeleerdheid of van gods dienstwetenschap verbonden moest blijven. In geen geval mocht de vraag, wat op de hoogeschool onder wezen zal worden, afhankelijk zijn van het vermoe delijk aantal studenten. Het zou een schande voor Nederland zijnhetwelk tegenover Europa zijn weten- schappelijken naam had op te houden, wanneer een zoo hoogst belangrijk vak, als waarover thans gehan deld wordt, niet in zijn volle uitgebreidheid aan al onze hoogescholen onderwezen werd. De minister van binnenlandsche zaken antwoordde, dat hij zich nog niet goed kon voorstellen, hoe door dat algemeenveelzijdig theologisch onderwijshetwelk men op onze hoogescholen wilde doen gevenhet maat schappelijk belang genoegzaam zou worden betracht. De maatschappij, althans de meerderheid der bevolking, welke den hervormden godsdienst belijdt, had behoefte aan de vorming van goede, ijverige, met hun vak ingenomen godsdienstleeraars, niet aan die van een groot aantal geleerde theologantenvan genieën op het gebied der critiek. Indien hij het denkbeeld had voorgestaan om het onderwijs in de godsdienstwetenschap niet gebiedend aan al de hoogescholen te verbindenhing dit samen met zijn overtuiging, dat slechts weinig uitgelezene jongelieden van dat onderwijs gebruik zouden maken en dat het niet volstrekt noodzakelijk was al onze rijks-hoogescholen volkomen op denzelfden voet in te richten ook in andere vakken. Daarbij kwam, dat de ondervinding geleerd had, dat ons land aan zeer wetenschappelijke theologen, geschikt om een academi- schen leerstoel te vervullenniet rijk waseen gezegde, hetwelk echter tegenspraak uitlokte. Ten slotte werd door de commissie van rapporteurs vooral daarop gewezendatwelke keuze de regeering omtrent de toekomstige inrichting van het onderwijs in de godgeleerdheid of in de godsdienstwetenschap ook doen mocht, naar de overtuiging van de meerderheid der leden van de kamerde theologische faculteit, zooals die historisch bestaat, als maatregel van over gang, bij voorraad onveranderd in wezen moest blij ven- Er moesten aan het hervormde kerkgenootschap eenige jaren tijds worden gelaten omhetzij dan door oprich ting van een of meer kweekscholenhetzij door de in richting van cursussen voor dogmatiek enz.in de behoefte aan leeraren te voorzien. Dergelijke overgangs maatregel was, ook volgens de commissie van rapporteurs, onvermijdelijk. Het derde punt van bespreking betrof de bepalingen van het wetsontwerp omtrent de examens voor weten schappelijke graden. De commissie wenschte de rege ling daarvan over te laten aan een academisch statuut of wel indien daaromtrent niet de vereisehte overeen stemming tusschen de senaten der verschillende rijks- hoogescholen te verkrijgen mocht zijn aan een alge- meenen maatregel van inwendig bestuur. De minister verklaardedat in de vooi,;estelde regeling der examens misslagen waren ingeslojpndie hij voornemens was te herstellen. Maar hij betwijfelde of het wenschelijk was den aangewezen weg in te slaan. De regeling zou bij koninklijk besluit moeten plaats hebben. Kon de wetgever dat gewichtig punt uit handen geven De commissie antwoordde dat niet de regeering opper machtig zou moeten beslissen, gelijk in 1850 en 1852, maar zou sanctioneeren wat door de mannen der weten schap na rijp beraad gou worden vastgesteld. Men kon niet aannemen, dat de mannen der wetenschap niet ten slotte tot een goed resultaat zouden komen. Bovendien gold het hier het denkbeeld der commissie; het verkrijgen van zuiver wetenschappelijke graden- Welke bevoegdheid voor het bekleeden van maatschap pelijke betrekkingen aan die graden moest worden toegekend, bleef, naar haar denkbeeld, afhankelijk van de wetsbepalingendie de vereischten tot het ver vullen dier betrekkingen regelen en die in bepaalde gevallen ook staatsexamens kunnen voorschrijven. Inmiddels kon door deze wet als maatregel van over gang worden bepaald, dat in de gevallen waar thans het bezit van een academischen graadvolgens het be sluit van 1815 wordt gevorderd, het daarmede over eenstemmend doctoraat, volgens deze wet verkregen, zoolang daaromtrent niet anders is bepaald, met dien graad wordt gelijk gesteld. Het Polderbestuur van Walcheren is voornemens on der nadere goedkeuring op Donderdag 1 Juli 1875, des namiddags 1 uur, in zijn lokaal in de Abdij te Middelburg 1° Het uitdiepen van den MiddelburgDom- burgschen watergang strekkende: a Van Roosjeswegje langs den Aagtekerk- schen sandweg en van daar tot aan de samenkomst met den zijtak van den Aagtekerkschen sprink. b Van de samenkomst met den Wesl- kappelschen watergang, tot aan de heul in den Meliskerkschen straatweg bij Poppendajnme. c Den Westkapelsehen watergang van »de vacante weide" tot aan de samen komst met den Middelbiirg-Domburg- schen watergang. 2° Het uitdiepen van den St Laurenschen wa tergang strekkende van de heul in den Grijpskerkschen aardenweg bij het dorp St Laurens tot aan de vest te Middelburg. Van den 8en tot en met den 2en dag voor de aanbe steding van des voormiddags 9 tot 13 uren, zal door de Commiezen der Noord- en Oostwatering, plaat selijke aanwijzing dier werken worden gedaan. De besteding geschiedt bij enkele inschrijving in twee perceelen voor ieder perceel afzonderlijk. Het bestek is van heden af ter lezing gelegd, op het bureau van den Opper-commiesvan des voormiddags ÏO tot 13 uren, bij wien voorts nadere inlichtingen te bekomen zijn terwijl afschrift daarvan op portvrije aanvraag, bij den Griffier des polders verkrijgbaar is, tegen betaling van f 0.75 per exemplaar. Middelburgden 18en Juni 1875. Het Polderbestuur voornoemd, D. A. DRONKERSVoorzitter. J. P. VAN VISVLIET, Griffier. OPEMBiRË VËRKOOPING. De Notarissen Mr. J. P. DRONKERS en C. J. A. FERCKEN te Neuzen, zullen op des namiddags te 3 uren, ten huize en herberge en ten verzoeke van de erfgenamen van wijlen LEEN- DERT BAREMAN te Hoek, publiek VEIL.EBT en VERKOOPEÜI waarin sedert vele jaren met goed gevolg Herberg is uitgeoefend op het dorp Eoek, kadaster sectie B n° 300, groot 3 aren 1U centlaren. Nadere inlichtingen te bekomen ten kantore van ge noemde Notarissen. des voormiddags te 1© uren, en, zoo noodig, den volgenden dagte Goesin het koffiehuis „de Prins van Oranje", ten overstaan van de Notarissen Mr. A,E. VAN DiSHOECK, te Heinkenszand, en J. M. PILAAR, te Goes, van: liggende in den in het jaar 1874 ingedijkten Schenge- polder, waarvoor vrijdom van grondbelasting is toegestaan voor 18 jaren, terwijl op het verzoek om dien termijn tot het dubbel te verlengen eerstdaags beschikking wordt ingewachtte veilen in 49 perceelen en in diverse combinatiën. liggende vóór gemelde gronden, te veilen in 5 percee len en gedeeltelijk gecombineerd. Alles in de gemeenten 's Heer Arendskerke en Wol- faartsdijk, Zuid-Beveland, provincie Zeeland. Informatiën zijn te bekomen bij de heeren Mr. J. G. DE WITT HAMER en J. A. BEVIER DE FOUW, beiden te Goes, èn ten kantore van voornoemde Nota rissen Mr. VAN DISHOECK en PILAAR, terwijl bij laatsgenoemden op franco aanvraag verkrijgbaar zijn Catalogussen met kaartje der te veilen gronden. VAN EENE ALLERBESTE EN MEERSCHEN, gestaan eu gelegen t o Ei ede. De Notaris LAMMENSter residentie van Gent, zal, ten overstaan van den bevoegden heer Vrederechter, openbaarlijk verkoopen de volgende goederen: PROTINCIE ZEELAND. Gemeente Eede (nabij Maldeyém). Eene groote en allerbeste HOF STEDE, bestaande in Woonhuis en verdere gebouwen, gelegen te Eede, tegen het dorp, nabij den Steenweg van Maldegem naar Aarden- burgmet 57 hectaren 41 a. 44 c. Zaailandenge legen in den Biesen-PolderBeooster-Eede-Polder en Bewester-Eede-Polderbekend ten kadaster sectie A, n 3 82 tot 88, 90, 112, 115, 117, 126, 155, 15540, 157, 15740, 308, 30840, 309 tot 314, 330, sectie B, nrs 7, 340 en sectie D, n" 7, 8, 9, 10, 19, 27 tot 35, 255 en 847. Gebruikt door den heer Karel-Louis Blondeel mits fr. 6,000 'sjaars, boven alle lasten (ter uitzondering van de dijkgeschotten), met recht van pacht tot 1 Oc tober 1380. Alles breeder beschreven bij plakbrieven en gedrukte plans. Instel: Vrijdag 25 Juni 1 Verblijf: Vrijdag 9 Juli 1 Telkens ten 2 ure namiddags, in het Hotel van Kortrijk, op den Poel, te Gent. Bij de in aanbouw zijnde gevangenis te Middelburg vurengrenen en eiken Ribben, vuren ert grenen Planken van verschillende zwaarten en lengtenalsmede vier stuks zeer goede Kapspanten een spanning hebbende van 7 20 M eu een hoogte van 4.70 M. als: te beginnen Maandag den 21eu Juni e. k. van Noordz: Dam. gedrukt rij de gebroeders abrahams te middelburg. Eergistei aangebracl[ het lijk rooskerk| bij de aa was een td heid werd toespraken Van eci gende beri Oostbu volge van Oijen geda trachten der wijs od meen: en Groede, Bij kerkje waj de vergad circulaire en de strj taal het tijd was g aan het openbare is de pAid vaderland, vereenigini gesteld o; traden toe De toes sloten vei reglement bestuursled denburg, H. G. Ha te Sluis. Vóór de rend appl; van Poorl per telegnj OnzeJ het volgf „Er is de niet-hei| gen zou king had j ongeval g< Middelhui'! deelen of wezenm liberaal, c leden dier dat Tak's bijna schr In ijver allen uit; tientwa duw kun uw distric gesteld, uitslag te te Middel redenen hooren te dezelfde daaraan t van Zieri gedurende Zeeuwen gediend. „Uit ee

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1875 | | pagina 6