r 144.
1875.
19 Juni.
MIDDELBURGSCHE
Zaterdag
COURANT.
Middelburg 18 Juni.
Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2en Paascn- en Pinksterdag en een der Kerstdagen.
De prijs per 3/m.., franco is f 3.50.
Ofschoon de tweede kamer over het lot der groote
kerk te Veere reeds beslist en het behoud van dat
monument voorloopig verzekerd heeft, komen echter
de volgende bijzonderheden uit het aan de 2° kamer
overgelegde rapport van den bouwkundige H. P. Vogel
aan den minister van financiënover de kunstwaarde
van het gebouw, ons nog wel der vermelding waardig
voor.
De kerk bekleedt in de geschiedenis van den Gothi-
schen stijl in Nederland eene gewichtige plaats en
werd dan ook door een aantal kunstenaars en kunst-
liethebbers uit alle oorden van Europa bezocht. Aan
gevangen omstreeks het midden der 14e eeuwwaar
schijnlijk onder leiding derzelfde kunstenaars die de
kathedraal te Antwerpen en de kerk van St. Rombaut
te Mechelen bouwdenwas echter de aanleg van het
gebouw en van den toren te grootsch om de krachten
der gemeente zelfs in dien tijdniet te boven te gaan.
ïn 1566, vóór de beeldstormerij dus, in een tijd toen
Veere eene hoofdplaats innam in de rij onzer eerste
steden en toen de bedevaarten naar den Vrouwenpolder
nog eene rijke bron van inkomsten opleverden, kon
men de kerk „uit eigen middelen nog maar sober
onderhouden."
Ofschoon het gebouw om dezelfde redenen nimmer
volkomen is afgebouwdbezat het echter groote kunst
waarde en muntte het vooral uit door zijn consequent
karakter, zonder eenigp disharmonie, wat met gebou
wen waaraan gedurende verschillende eeuwen gewerkt
werd, maar zelden het geval is.
Dit voorrecht is waarschijnlijk te danken aan het
klein aantal bouwmeesters die aan de kerk gearbeid
hebben. Zij was het werk van eene familie van archi
tecten, de gebroeders Kelderman uit Mechelen, aan
wier vader Anthonis Kelderman, in 1479 de leiding
van den bouw werd opgedragen en uit wiens handen
het werk in 1512 overging in die van zijn zoon Rombout.
Deze en zijne twee broeders waren ook de ontwerpers
en uitvoerders van het stadhuis te Middelburg, dat
echter niet zulk eene volmaakte eenheid vertoont als
de kerk. Dit laatste is waarschijnlijk daaraan toe te
schrijven dat men gebonden was aan de oorspronkelijk
gemaakte teekeningen en modellen, terwijl men ten
opzichte van het stadhuisals van een profaan gebouw,
zich wellicht wat meer vrijheid veroorloofde.
Dat deze eenheid werkelijk het gevolg was van het
vasthouden aan de gedachte van den oorspronkelijken
ontwerper schijnt nog daaruit te blijken, dat een der
jongere gebroeders Keldermanlater geroepen wordende
om den toren te Zierikzee te bouwenwel in staat was
een reusachtig gevaarte te ontwerpen, doch niet om
daaraan de schoonheid te geven, waardoor de kerk te
Veere zich onderscheidde.
Gelijk reeds in een uittreksel uit het rapport van den
heer Vogel, opgenomen in ons nommer van den 19en Mei,
werd medegedeeld, is echter van deze kunstwaarde na
de misvormingen die het gebouw ondergaan heeft,
weinig meer overgebleven en kan die alleen door het
oog van den kunstenaar opgespoord en door zijne ver
beelding hersteld worden. De beeldstormerij vernielde
in 1572 alles wat den hervormden hinderlijk was; in
1686 werd de kerk door een brand geteisterd en einde
lijk, in het begin dezer eeuw, kwam zegt de heer
Vogel „het zoogenaamd beschaafde Fransche volk,
wiens kunstliefde in Nederland zoo hoog wordt geroemd,
de kroon zetten op het vernielingswerk." In 1813
richtte vervolgens onze genie de kerk voor kazerne in,
zoodat nu op het oogenblik „in de geheele kerk geen
gewelven meer aanwezig zijn en men bij het binnen
treden, zelfs niet eens ontdekt dat het een kerkge
bouw is."
Het verwijderen van de binnen-betimmeringen achte
de heer Vogel alleen mogelijk indien het met de meeste
omzichtigheid geschiedde en te voren al de vroeger
bestaan hebbende ijzeren ankerswaarvan men overal
de sporen ziet, onder zeer deskundig toezicht weder
werden aangebracht. De kosten hiervan zouden echter
zeker tegen de waarde van het uit te breken hout
werk opwegen.
De tweede kamer heeftdoor hare stemming op
20 Mei het behoud der kerk i« zijn tegenwoordigen
toestand verzekerd. Gelijk de heer Jonckbloet, het
debat resumeerendeopmerkte, voelde men zich niet
verantwoord om een voorwerp van kunst, dat ƒ20,000
a f 30,000 aan afbraak waard was, voor f1400 te
verkoopen.
Daar latende of deze laatste voorstelling volkomen
juist is (de hervormde gemeente beweert dat het hier
de teruggave van een eigendom geldt, waarvan zij
nooit formeel afstand heeft gedaan), vraagt men zich
echter onwillekeurig af of de kunst werkelijk gebaat
wordt door het behoud van een gebouw, welks vroegere
kunstwaarde verdwenen en zonder buitensporige onkos
ten niet te herstellen is en omtrent welks algemeenen
indruk de heer Vogel het volgende zegt: „Wel wordt
men, Veere bezoekende, getroffen door de grootschheid
van een gebouw, dat in die omgeving alles beheerscht
en men eer zou verwachten in de hoofdstad des rijks;
wel heeft de kleurzooals die van alle monumenten
uit een ver verleden, iets schilderachtigs en gevoelt
men, soms onbewust, te staan voor eene belangrijke
architectonische scheppingdoch zelden zag ik iets
zoo verminkt en heeft het vandalisme zich sterker doen
gevoelen als hier."
De gelegenheid om het recht van uitgave van het
Sluisch Weekblad te verkriigen wordt ook door het
Haagsch Dagblad in herinnering gebracht, natuurlijk
ten behoeve der conservatieve partij.
Min of meer komiek klinkt de daarbij gevoegde klacht
over „het ongeregelde, ongedisciplineerde, het uiterst
zwakke der materieele strijdkrachten" van onze tegen
partij. Men kan wel merken dat de redactie van het
Dagblad zich niet op het terrein van den strijd bevindt.
Bracht zij slechts een paar dagen in ons kiesdistrict
door, vernam zij, van ooggetuigen, de bijzonderheden
omtrent den afgeloopen veldtocht, zij zou niet meer
over gebrek aan regel, aan tucht of aan materieele
kracht spreken.
Misschien heeft het Dagblad zich echter versproken.
De eigenlijke conservatieve partij toch, zij die van alle
uitersten zich vrij heet te houden, zij die nog kort gele
den, ook in ons kiesdistrict, de kerkelijke drijvers
bestreed en door hen gehaat werd met een haat,
weinig minder dan die, welke thans den „liberalisten"
is gezworendie partij is ongetwijfeld zwakzoo zwak
dat zij, evenals trouwens in geheel Nederland, nauwe
lijks meer te vinden is. Door anti-revolutionairen en
ultramontanen wordt zij echter in genade opgenomen.
Of men op de resultaten door zulk een verloochening van
beginselen aan den eenendoor zulk een nederbuigende
ontferming aan den anderen kant verkregen, „fier"
mag zijn, dit laten wij liefst aan de conservatieven
zeiven ter beoordeeling over.
Z. M. de koning is gisteren avond te elf uren uit
'sGravenhage vertrokken en over UtrechtBoxtel
YenloGladbach langs de BergMarkische Bahn naar
Montreux (Zwitserland) gereisd. De trein bestond uit
een salonwagen en drie andere wagens, waarvan een
bestemd tot het vervoer van een rijtuig. De koning
reist onder den naam van graaf van Buren.
Gisteren heeft te Utrecht de ter aarde bestelling
plaats gehad van het lijk van wijlen den heer J. W.
van Sonsbeeck, oud wethouder dezer gemeente, die
den 14en dezer plotseling aan zijne familie is ontrukt.
Een tal zijner vrienden, waaronder menden heer Kien,
burgemeester van Utrecht en andere hooggeplaatste
personen opmerkte, waren op de begraafplaats tegen
woordig om den overledene de laatste eer te bewijzen.
i fc
Wij ontvangen van den uitgeverW. F. Dannerfel-
ser te Utrecht eene uitvoerige spoorwegkaart van
Midden-Europa, ontworpen door den heer J. W. R.
Gerlachafdeelingschef bij de maatschappij tot exploitatie
van staatsspoorwegen en door den heer L. van Leer
geteekend. Op zeer ruime schaal geteekend en met
zorg uitgevoerdzich bij uitsluiting tot de spoorweg-
lijnen bepalend en alleen steden vermeldend, welke aan
de ijzeren banen liggen, kan deze kaart voor de nauw
keurige kennis van den loop der spoorwegen en hunner
verbindingen ongetwijfeld van groot nut wezen.
Bij beschikking van den minister van koloniën zijn de
hoofdonderwijzers G. Reeman, S. J. H. van Merkom, J. H.
Damman, H. Volten en D. J. C. van Batenburg en de hulp
onderwijzer W. H. Pieters gesteld ter beschikking van
den gouverneur-generaal van Nederlandsch-Indiëom te
worden benoemd tot onderwijzer-3e klasse voor den
dienst daar te lande, en de heeren J. D. Pasteur, J.
Burkunk, A. de Baat, G. van Kleef, C. Doesberg,
J. H. van der Sterr, J. W. F. van Brussel, G. B.
BerkhoutG. O. J. BruinsA. L. W. HeldringL. van
der Tas, M. J. IJzermanP.Koot, W. Westmaas, J. L.
van Soest, A. Legerstee, C. Haccou, A. Verburgh,
E. Roelofsen, M. Prakken, R. S. Metzelaar, P. A. C.
Peeters, H. G. Burkunk, T. Niesten, C. P. Franken,
J. Beijer, J. J. Klaversteyn, F. L. OostenbroekP.
Metzelaar, G. Heuff, G. A. van de Pol, J. J. van
Poelvoorde, J. Visser, G. H. F. Gerritsen, C. J. Bol-,
lee, C. VreedenburghA. Hoekman en J. C. W. F.
Ditmarsch, om te worden benoemd tot opzichter 3e
klasse bij den waterstaat en de burgerlijke openbare
werken daar te lande.
Benoemingen en besluiten.
ridderorden. Benoemd tot ridder der orde van den
Nederlaudschen leeuw den kapitein-luitenant ter zee
J. W. Binkes en den luitenant ter zee le klasse C. H.
Bogaert.
onderscheidingen. Toegekend aan H. Brand, dienaar van
politie 3e kl. te Amsterdam, als blijk van Z'. Ms. goed
keuring en tevredenheid wegens de redding van een
drenkeling aldaar op 7 Maart 1871de bronzen medaille,
ingesteld bij besluit van 22 September 1855, n° 64,
alsmede een loffelijk getuigschrift, en aan kapitein
Karstedt, van het Duitsche stoomschip Germania, van
Lubeckals blijk van Zr. M". goedkeuring en tevreden
heid wegens de hulp door hem verleend ter redding
der bemanning van de Nederlandsche stoomboot Cycloop,
op 24 October 1874, nabij Carlscron, de zilveren me
daille, ingesteld bij voormeld besluit, alsmede een
loffelijk getuigschrift.
notarissen. Eervol ontslag verleendop verzoek,
aan J. F. van Goch als notaris te Bergen op Zoom,
met ingang van 1 Augustus a.
burgemeesters. Eervol ontslag verleend, op verzoek,
aan mr. W. C. J. de Vicqals burgemeester van Hoorn.
rustende schutterijen. Eervol ontslag verleend,
op verzoek, aan mr. B. M. de Jonge van Ellemeet als
kapitein bij het 1« bataljon der rustende schutterij in
Zeeland en benoemd bij het 4e bataljon tot kapitein
C. A. Carpreau, thans le luitenant; tot le luitenant
F. F. Carpreau, thans 2e luitenant, en tot 2e luitenant
J. J. Pateer.
leger. Op pensioen gesteldop verzoekde generaal-
majoor S. H. Mosselvan het korps ingenieurs, mi
neurs en sappeurs, en het bedrag van dat pensioen
bepaald op 72400 'sjaars.
Benoemd bij het korps ingenieurs, mineurs en sap
peurs tot kolonelde luitenant-kolonel G. Kuyper Hz.
tot luitenant-kolonel, de majoor F. P. Klijnsma, en
tot majoor, de kapitein J. A. Schuurman, allen van
het korps.
Marine en leger.
De luitenant ter zee 2' klasse W. C. P. E. de Klop
per wordt met den 26en dezer geplaatst aan boord van
Zr. M3. wachtschip te Hellevoetsluis.
De luitenant ter zee le klasse G. J. W. Hoogh-
winkel en de inspecteur van administratie H. S. Bos-
schart, laatst behoord hebbende tot het eskader in Oost-
Indiëen van daar respectievelijk den 10en en 12en dezer
in Nederland teruggekeerd, worden met die tijdstippen
op nonactiviteit gesteld.