BUITENLAND. Staten -generaal. Algemeen Overzicht. Een nieuw rechtsbeginsel. Donderdag 3 Juni zal voor den kantonrechter van 's Gravenhage de zaak dienen van den heer Valois, gedagvaard wegens overtreding der wet van 19 Sep tember 1874door een meisje beneden de tien jaren, de jongejuffrouw Spoor eene rol op het Haagsche tooneel te doen vervullen. De Haagsche gemeenteraad heeft onlangs bepaald, dat in de rijtuigen van den tramway niet gerookt mag worden. Sommige passagiers beschouwen dit verbod echter niet als toepasselijk op het opene gedeelte der rijtuigen en zijn door de politie, wegens het rooken hunner sigaar, beboet. De kantonrechter zal in deze quaestie moeten beslissen. De heer Dudok de Wit geeft het doel van zijnen wandeltocht bereikt. Hij is eergisteren26 Meides na middags te 1 uurin welstand te Weenen aangekomen. Hij had den 1™ Mei des nachts te 4 uren Amsterdam verlaten. De heer C. A. Jeekel, fabriekant van het nieuw uitgevonden harde glasdat bijna onbreekbaar is en door buitengewoon hard stooten als poeder ineen valt is bij Z. M. den koning op het Loo ontboden, teneinde proeven van zijn fabrikaat te doen zien. Volgens buitenlandsche bladen is dr. J. Schlimmer, een Nederlander die te Teheran is gevestigdbenoemd tot lijfarts van den sehach van Perzië. Verkooptngen en aanbestedingen. Ter provinciale griffie van Zeeland liggen ter lezing de voorwaardenwaarop door het departement van financiën op den 7™ Juni a.zal worden aanbesteed 1° het herstellen en verbeteren der rijkstelegraaflijnen langs den Rijnspoorweg tusschen Ede en de Duitsclie grens bij Zevenaaren langs den staatsspoorweg tus schen Arnhem en Zwolle, Zutfen en de Glanerbrug en Almelo en de Duitsche grens bij Oldenzaal; 2° de aanleg eener telegraaflijn met drie draden langs den Oosterspoorweg tusschen Amersfoort en Zutfenmet inbegrip van drie zijlijnen, eene met twee draden tus schen den spoorweg en den straatweg te Nieuw Milligen, eene met twee draden tusschen den spoorweg en het rijks telegraafkantoor op het Loo en eene met zes draden tusschen den spoorweg en het rijks telegraaf kantoor te Apeldoorn; 3° het herstellen en verbeteren van de rijks telegraaf lijnen langs den staatsspoorweg tusschen Harlingen en Groningen en tusschen Leeuwarden en Meppelmet inbegrip van de zijlijnen te Franeker, Grouw, Heeren veen en Steenwijk. Th ermomcterstanil. 27 Mei 's av. 11 u. 51 gr. 28 'smorg. 7u.52gr.'smidd.lu.Slgr.'sav.6u.63g EERSTE KAMER. {Per telegraaf.) De afdelingsverslagen der eerste kamer over de wetsontwerpen tot regeling van het toezicht bij de oprichting van fabrieken, tot afschaffing van het vuur-, ton- en bakengeld en tot wijziging van het burgerlijk wetboek met betrekking tot de overeenkomsten van levensverzekering, luiden over 't algemeen gnnstig. De openbare behandeling dezer verschillende ontwerpen zal morgen en Maandag a. plaats hebben. TWEEDE KAMER. Zitting van Donderdag 27 Mei. {Nader verslag De beraadslagingen over de muntwet werden voort gezet. Na eene gedachtenwisseling bij art. 5 tusschen den heer van^ Houten en den minister van financiën omtrent de voorziening in de slijtage der muntstukken en nopens de aanmunting van goud ook door den staat, ont spon zich eene breede discussie over art. 7tengevolge van twee denkbeelden, 1». door den heer Schimmel- penninck en 2°. door den heer van Loon in amende menten ontwikkeld. Het eerste om de regeering slechts de bevoegdheid te geven, niet de verplichting op te leggen de aanmun- tjpgi d°or particulieren, van zilveren standpenningen tijdens den duur der wet te doen schorsen ten einde daardoor te doen uitmakendat het zilver als muntmetaal niet voor goed is veroordeeld en dat wij, zoo noodig, tot den zilveren standaard kunnen terug- keeren het tweede om aan het ontwerp zijn tijdelijk karak ter te ontnemen, in zoover dat de verplichte herziening vóór 1 Januari 1877 uit de wet zou vervallen en alzoo de halve zekerheid niet reeds nu gevestigd zou worden om alsdan tot den enkelen gouden standaard over te gaan. Van de zijde der voorstanders van de amendementen werd zijdelings of rechtstreeks beweerd, dat de Tegee- ring door kunstmiddelen de kamer wilde doen terug komen op hare vroegere ongunstige beslissing omtrent het goud. De minister van financiën antwoordde, dat veeleer de voorstanders van het zilver hun proces tot het einde toe bepleitten. Beiderzijds werd echter hier betoogd, dat noch door de wet, noch door de amendementen een latere beslis sing zou worden gepraejudicieerd. I_en slotte werd het amendement van den heer Schiinmelpenninck verworpen met 38 tegen 20 stemmen en dat van den heer van Loon met 51 tegen 5 stemmen. De heer Schimmelpenninck had een nieuw art. 8 voorgesteld, houdende de verplichting tot herziening van het Indisch muntwezen voor 1876. De heer 's Jacob en de ministers van koloniën en van financiën bestreden dit amendement; het paste niet in het ontwerp, kwam niet overeen met de oecoDomische overtuiging van de voorstellers, was niet nuttig en noodzakelijkin zoover de munteenheid met Indië vol strekt niet noodzakelijk was gebleken en omvatte ook een te korten termijn. De minister van koloniën merkte hierbij nog opdat de munteenheid niet werd verbroken door den tijdelijken maatregel in Nederlandterwijl daar entegen de herziening van het Indisch muntwezen reeds in 1876de eenheid zou verbreken. De heer Kappeyne verdedigde daarentegen het amendement, voornamelijk omdat het tot gevolg kon hebben te beletten, dat het zilver uit Indië wegvloeide en de sluiting der munt hier te lande daardoor illusoir zou worden. De minis ter van koloniën merkte hierop aan, dat de regeering het middel in de hand heeft om door wissels het zilver naar Indië te doen toevloeien. Het amendement werd verworpen met 43 tegen 16 stemmen. Met dezelfde meerderheid werd het wets ontwerp in zijn geheel aangenomen. Daarna heeft de kamer met eenparige stemmen aan genomen de wetsontwerpen: 1° tot verhooging van hoofdstuk V der staatsbegrooting voor 1875 (Zuiderzee en golfbreker); 2° tot gemeentelijke indeeling van den Schengepolder3° tot bekrachtiging van credieten, door den gouverneur-generaal van Nederlandsch Indië geopend boven de Indische begrooting voor 1873; 4° tot het nemen van maatregelen tot afwering van den Colorado-kever. Bij eerstgenoemd wetsontwerp lokte de heer Rut gers van Rozenburg van den minister van binnenland sche zaken de verklaring uit, dat het crediet van f 8000 voor het doen van nadere onderzoekingen in verband met het plan tot droogmaking van de Zuider zee noch de uitvoering van het groote werknoch de wijze van uitvoering (de regeering is voor het werk van staatswege) praejudicieert. Nu alle oorlogzuchtige geruchten door de meest vredelievende verzekeringen en voorspellingen onder drukt zijn en Europa weder tot kalmte is gekomen heerscht voornamelijk in de Duitsche pers een merk waardige strijd over de quaestie aan wie men eigenlijk de onrust te danken heeft gehad, welke gedurende eenige weken de gemoederen in beroering heeft gebracht. Aanvankelijk werd door de Duitsche bladen de schuld geworpen op de buitenlandsche persmaar deze verde digde zich dappëf 'en toonde aan, dat de Duitsche organen zelve schuld waren van de algemeene onrust. De officieuse bladen in Duitschland dit niet kunnende loochenen, trachtten terstond zich zei ven vrij te pleiten én stelden de onafhankelijke bladen, de nationaal-libe- rale en progressistische organen aansprakelijk voor het gebeurde. Deze lieten zich dit echter ook niet aanleu nen maar vielen de officieuson heftig aan en betoogden o. a. dat het reptiliën-fonds een kanker voor Duitschland is, daar het de geheele Duitsche pers in discrediet brengt en het vertrouwen daarin ondermijnt. Het onaangenaamste voor de officieuse organen was, dat het dagblad van St. Petersburg, het officieele orgaan van een bevriende regeering, aan de Norddeutsche Allgemeine Zeitung den raad gaf om zijn eigen geweten eens ernstig te onderzoeken. Deze slag kwam aan, en het officieuse Berlijnsche blad slaakte een smartkreet over de miskenning van zijn onschuld, en van dat oogenblik bevatte het steeds de meest geruststellende verzekeringen in den vorm van officieele mededeelingen zonder zich echter te kunnen zuiveren van de beschul diging omtrent zijn vroegere taal. Nu kwam het bericht in de officieele Staats Anzeiger waarin werd verzekerd, dat de regeering van Duitschland geen nota had uitge vaardigd betreffende de Fransche wet op de kaders, en ten slotte schijnt de Provincial Correspondenz het noodig te hebben geacht de regeering te zuiveren van de ver denking van medeplichtigheid aan de onrustbarende geruchten. Laatstgenoemd orgaan doet in de eerste plaats uit komen, dat de politieke onrust geheel geëindigd is en wederlegt vervolgens de verwijtingen tegen de „zooge naamde regeeringsorganen" gericht. Het herinnert aan zijn eigen houding en verzekert, dat het nevens de officieele Staats-Anzeiger, het eenige erkende orgaan is aan hetwelk is opgedragen de zienswijze der regeering mede te deelen. De Provincial corres pondenz releveert voorts alle artikelendie zij sedert 17 April heeft opgenomen, om aan te toonen dat zij steeds consequent is geweest en dat zij niets heeft gezegd waaruit zou kunnen worden opgemaakt, dat de regeering eenige bedoelingen koesterde die den vrede van Europa in gevaar zouden kunnen brengen, zoodat te dien aanzien in de laatste maanden volstrekt geen verandering in den algemeenen toestand is geko men. De officieuse pers is dus van alle kanten in het ongelijk gesteldwat een ernstige les is voor het ver volg om aan hare mededeelingen niet altijd onvoor waardelijk geloof te hechten. De wijzigingen bij de tweede lezing door het Prui sische heerenhuis iu het wetsontwerp betreffende de administratie der goederen van de katholieke kerk gemaakt zijn van ondergeschikt belang en zullen wel tot geen moeilijkheden aanleiding geven, doch de in eerste lezing aangebrachte principieele veranderingen zijn gehandhaafd, zoodat een nieuwe behandeling in de kamer van afgevaardigden noodzakelijk is. Dit is ook het geval met het wetsontwerp tot invoering eener nieuwe provinciale wetgeving dat in het heerenhuis nog al met oppositie te kampen heeft, daar het niet strekt om de macht en de invloed der groote grond bezitters te bestendigen, maar eer te fnuiken. Ver schillende wijzigingen zijn daarom voorgesteld en de minister van binnenlandsche zaken heeft wel verklaard, dat hij wil medewerken om overeenstemming met de kamer van afgevaardigden tot stand te brengen, doch dat het noodig is dat het ontwerp nog in deze zitting tot wet wordt verheven. Gisteren reeds heeft de nieuwe Fransche constitutio- neele commissie zitting genomen en tot president be noemd den heer Lavergne, tot vice-presidenten de heeren Laboulaye en le Royer. De bedreiging dat de vijf leden van het rechtercentrum hun mandaat niet zouden aannemen is niet vervuld. Zij hebben wijselijk zit ting genomen en zich daardoor boven kinderachtige gevoeligheid verheven getoond. Hunne verkiezing is nog met eene bijzonderheid gepaard gegaan, die wel de aandacht verdient. Toen na de tweede stemming alle pogingen om met de rechterzijde tot overeen stemming te geraken waren mislukt en de linkerzijde geheel meester was van het terrein, zoodat zij kon verkiezen wie zij wildehad tijdens de schorsing der zitting nog even eene bijeenkomst van de uiterste linkerzijde plaats, waarin Gambetta een warme rede uitsprak, om aan te dringen op de verkie zing van leden der rechterzijde voor de nog ontbre kende vier plaatsen. Dienovereenkomstig werd be sloten, en aan de vaderlandsliefde en de welsprekend heid van Gambetta heeft dus de rechterzijde vier zetels in de constitutioneele commissie te danken. Dat heet gloeiende kolen stapelen op de hoofden van den hertog de Broglie en consorten! Bij de aanvaarding van het voorzitterschap heeft de heer Lavergne eene redevoering uitgesproken, waarin hij zijne overtuiging te kennen gaf, dat de nationale vergaderingdie reeds zooveel tot stand had gebracht, haar taak geheel zou volbrengen en den regeeringsvorm van Frankrijk geheel zou regelen. De loop der omstan digheden hadden de invoering van den republikeinschen regeeringsvorm noodzakelijk gemaakt, zeide hij, en alle goede burgers moeten er zich mede vereenigen daar de souvereine nationale vergadering haar heeft gewild. „Wij moeten zoo ging hij voort vol tooien wat wij begonnen zijn. Laat ons, geschaard rondom een groot en eerlijk soldaat, door de wijsheid en vastberadenheid van onze besluiten toonen, dat wij in het belang van orde en vrijheidzoowel als van den buitenlandschen vrede onze verdeeldheden weten te beheerschen. Op die wijze zullen wij het moeilijke tijdvak, dat bij een overgang van het eene régime tot het andere altijd ontstaat, zonder ongeregeldheden en zonder schokken te boven komen." De commis sie heeft besloten terstond tot de behandeling van de aangeboden wetsontwerpen over te gaan en hoopt binnen 8 of 10 dagen haar rapport te kunnen aan bieden. Engeland wendt steeds nieuwe pogingen aan om de banden van vriendschap met andere landen te verster ken. De gemeenteraad van Londen heeft den prefect van de Seine en de autoriteiten van alle steden van Frankrijk en andere deelen van het vasteland uitge- noodigd deel te nemen aan een banket dat in Juli a. in Guildhall zal worden gehoudenmet de majors en de gemeentelijke autoriteiten van Engeland. Niet zonder reden heeft de aankondiging van den Belgisehen minister van buitenlandsche zakendat weldra een wetsontwerp zal worden ingediend om een gestrenge correetioneele straf te bedreigen tegen het voornemen tot een aanslag tegen een persoonalgemeene bevreem ding verwekt. De spoedom niet te zeggen de over haasting, waarmede de Belgische regeering te dien aanzien te werk gaat, doet onderstellen, dat zij hierin niet uitsluitend handelt tengevolge van eene gevestigde opinie dat zoodanige maatregel noodzakelijk is, maar wellicht meer nog uit zucht om Duitschland, aangenaam te zijn. De flinke taal, tot nogtoe door de Belgische regeering tegenover die van Duitschland gevoerd, geeft geen recht tot de onderstelling dat men in België vrees begint te koesteren voor prins Bismarck, een onder stelling die anders door de bedoelde aankondiging van den heer d' Aspremont Lijnden eenigszins zou worden gerechtvaardigd.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1875 | | pagina 4