r,
MIDDELBURGSCHE
COURANT.
W 112.
Woensdag
1875.
12 Mei.
Middelburg 11 Mei.
jrdt ge-
cte voor
ode tot
2.30
6.20
3.41
6.45
2.38
8.16
5.
8.50
5.50
9.8
i.28
10.8
5.3
J0.29
5.18
10.36
1.30
10.45
7.30
8.32
8.51
9.20
7.—
7.50
8.10
8.30
Dit blad Terschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2« Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen.
De prijs per 'Sim., franco is 3.50.
De heer Kuyper zal in de tweede kamer den minis
ter van binnenlandsche zaken interpelleeren over zijne
voornemens met betrekking tot het lager onderwijs.
Belangrijk is die tijding voorzeker, onverwacht is zij
niet. Het was onmogelijk aan te nemen dat de anti
revolutionaire partij de vriendschap, tot dusverre in
hare' dagbladen aan het conservatieve ministerie be-
tooid, zou doen overgaan in feitelijken steun bij de
aanstaande verkiezingenwanneer zij niet werd inge-
lièfyt, onbewimpeld, zwart op wit, wat zij van den
minister Heemskerk te wachten had.
De tijd der dubbelzinnigheden, die van het conci
lieeren, zal dus nu weldra voorbij zijn. Wel kan de
minister in de bewoordingen der interpellatie aanleiding
vinden tot een nieuw ontwijken van den strijd. De
interpellatie toch verwijst naar de zinsnede, in de
trooonrede van 1874 aan het onderwijs gewijd. Daarin
werd gezegd dat „allereerst" de wet op het hooger
onderwijs tot stand moest worden gebrachten daarna
de wijziging der wettelijke regelen omtrent andere tak
ken van onderwijs aan de orde zou komen. De minis
ter Heemskerk kan dusgewapend met het voorloopig
verslag over het gewijzigd wetsontwerp tot regeling
van het hooger onderwijsgerust den interpellant ant
woorden dat tusschen zijne interpellatie en den dag dat
het hooger ouderwijs geregeld zal zijnnog tijd genoeg
voorbij kan gaan om een antwoord op dit oogenblik
voorbarig en onnoodig te doen wezen. Reeds wordt in
het Haagsché Dagblad van kedenr een zoodanig ant
woord voorbereid. De minister, zoo heet het daar,
heeft bij het adres debat reeds in beginsel gezegd
wat hij wilde. De wet op het hooger onderwijs is nog
niet tot stand gekomen. De minister is dus nog niet
tot wets formuleering gehouden.
Maar dan ook, indien de anti revolutionaire partij
een zoodanig bescheid ontving, zou zij weten waaraan
zich te houden. Het zou de oude tactiek zijn van het
„veel beloven en weinig geven", waarmede niet slechts
conservatieve staatsliedenmaar ook de eigen geest
verwanten, wanneer zij aan de ministerstafel plaats
namende anti-revolutionairen zoo dikwijls „in vreugde
lieten leven". De heer Groen van Prinsterer brengt
eene der teleurstellingenop die wijze door zijne partij
geleden, heden nog in de Standaard ter sprake. Van
het kabinet van der Brugghen-Simons zag de partij in
1856 de vervulling harer wenschen te gemoet. „Maar,
helaas! de tenuitvoerlegging der opgelegde taak
werdreeds bij de aanvaarding, naar de wet der logica
ondenkbaar door de noodlottige verklaring (van het
ministerie)„Zonder af te wijken van het beginsel
der gemengde schoolwaaraan sedert 1806 de natie
gehecht is."" Overeenkomstig die woorden werd in
1857 het lager onderwijs door het bevriende ministerie
geregeld.
Ook van het tegenwoordige ministerie heeft de anti
revolutionaire partij reeds teleurstellingen ondervonden.
Heeft niet de minister van justitie, de Christen-staats
man van Lijnden van Sandenburgzich reeds weiger
achtig getoond om aan de Hervormde kerk de organi
satie te schenkenwelke hij zelf vroegerals volksver
tegenwoordiger voor haar noodzakelijk had geoordeeld
Het is dus te verwachten dat de anti-revolutionairen,
na zoo velerlei misleiding eindelijk wijs, en na hunne
overwinningen in 1873 veeleischend gewordenvoor de
stembus van 1875 op hun stuk zullen blijven staan.
Verlangt de minister Heemskerk hun steundan zal
hij moeten zeggen wat men aan hem hebben zal. Pas
cFargent, pas de suisse. Het restitutiestelsel of vijand
schap. Of indien het restitutiestelsel niet, daar de
partij steeds gezorgd heeft de noodige achterdeuren
open te houden om dien eisch desverkiezende los te
kunnen laten, dan toch zóóveel afbreuk aan de
openbare school dat de bekende gemoedsbezwaren zich
gerustgesteld kunnen voelen. Enmag men afgaan op
de luidruchtigheid waarmede die bezwaren verkondigd
zijn, dan zal de minister met geen kleinigheid kun
nen volstaan.
Welke ook de uitslag der interpelatie moge zijnzij
voldoet in elk geval aan een eisch der dringende nood
zakelijkheid. Het scheen onmogelijk de stembus van
Juni tegemoet te gaan met eene regeering, die sedert
den geruimen tijd dat zij de teugels van het bewind in
handen heeftnog in geen enkel opzicht heeft doen
zien wat zij wil. Beteekenen de algemeene verkiezin
gen iets, dan dient de natie te weten waarover zij
uitspraak doet. Ware dus eene poging tot opheldering
niet uitgegaan van de anti-revolutionaire partijde
plicht daartoe had, naar onze overtuiging, op de libe
ralen gerust. Maar van hen had de poging altijd het
kenmerk der oppositie gedragen. Daarom is hetmeenen
wij veel beter dat de heer Kuyper het werk doet.
De explicatie geschiedt nu „onder vrienden" en kan
dus oprecht zijn. Alleen zijn wij die niet tot de vrien
den gerekend wordenin de gelegenheid mede te luis
teren en met hetgeen gezegd zal worden ons voordeel
te doen.
De heer Groen van Prinsterer zet nader in vijf
stellingen in de Standaard uiteen dat hij het, ook ten
opzichte van het laten varen van den eisch van grond
wetsherzieningmet genoemd blad eens is. Die eisch
werd gesteld in 1864, nadat gebleken was dat de arti
kelen 23 24 en 33 der schoolwet vereenzelvigd werden
met artikel 194 der grondwet. Sedert dien tijd is ech
ter, volgens den heer Groen, wijziging der grondwet
op zooveel andere punten noodzakelijk geblekendat
hij zijn eisch vallen laat en in 1875 tevreden zal zijn
met eene herziening der schoolwet. De eisch is nu
door het langdurig uitstel, schriijt hij, ongerijmd
geworden.
Welk eene merkwaardige kunst is toch de sophistiek
Een gewoon mensch zou zeggen dat, indien in 1864
wijziging van éen artikel der grondwet noodzakelijk
wasmaar in 1875 b. v. tien artikelen onhoudbaar ge
acht werdeneene herziening nu ook juist tienmaal
meer noodig moest geacht worden. Een geleerde als
de heer Groen verdedigt echter juist de tegenoverge
stelde meening. Op die manier voortredeneerende zal
op het oogenblik dat de geheele grondwet ons onhoud
baar zal voorkomenook juist het oogenblik aange
broken zijn om haar voor eeuwig te bestendigen!
Naar wij vernemen zal, aanvangende met 15 dezer,
te Vlissingen voor rekening van de heeren G. de Heer
c°. aldaar een roeibootenveer voor personen en
goederen geopend worden over het verbindingskanaal,
aan de eene zijde bij den winkel van den heer Blijenberg
en aan de overzijde bij het arsenaal. Bij het gemis eener
brug daar ter plaatse laat het zich verwachten dat van
dat veer druk gebruik zal gemaakt wordente meer
daar het tarief, bij koninklijk besluit vastgesteldzeer
laag is gesteld, te weten 3 cent per persoon met 10
kilo bagage, 5 cent per persoon met 1030 kilo
bagage en voorts 1 cent voor elke 10 kilo meer.
Het volgende wordt uit Biervliet aan de Goesche
courant geschreven
Hoe art. 194 der grondwet: „overal wordt er vol
doend onderwijs gegeven" op sommige plaatsen niets
meer dan een wassen neus is, blijkt duidelijk te
Nieuwlandin deze gemeente. Daar toch is een
schoolgebouwdat reeds maanden lang ledig staat. Bij
de vervulling der vacature bleek bovendien, dat van
de circa 70 leerlingen des winters telt die school
ruim 100 leerlingen een veertigtal nog geen enkele
letter kende. Hoe het naar evenredigheid met andere
kundigheden dan lezendie volgens art. 1 der wet op
het lager onderwijs moeten onderwezen worden, gesteld
is, begrijpt ieder, wanneer daarbij tevens aan 't licht
komtdat schoolkaartenletterkastleertafels, muziek-
en teekenbordlichamen voor de vormleer enz. enz.
ontbraken.
Vreemd moet het zeker velen in de ooren klinken,
wanneer ze vernemendat het schoolgebouw met onder
wijzerswoning niet het uitsluitend eigendom der gemeente
is, maar voor 1/s aan eene familie behoort, die dat
niet anders dan voor eene veel te hooge geldsom aan
de gemeente wil afstaan!
Vandaar dan ook, dat vele verbeteringen zelfs
gordijnen voor de schoolramen en een privaat voor de
leerlingen achterwege blijven.
Den 3en Mei jl. heeft te Bern de uitwisseling plaats
gehad der akten van bekrachtiging der internationale
post-conventieden 9™ October 1874 aldaar gesloten
De regeering heeft thans besloten het werk der
droogmaking van een deel der Zuiderzee van staats
wege te ondernemen. Alvorens daartoe een bepaald
voorstel te doenis een som van 8000 aangevraagd^
om eenig nader onderzoek in te stellen ter aanvulling
van dat door de staatscommissie gedaan, vooral met
'toog op de militaire defensie, den omvang van het
plan en de waarde welke aan den droog te maken
grond is toe te kennen.
In Hygieia, Weekblad voor de Gezondheidsleer,
vindt men de volgende mededeeling van dr. M. J.
Godefroi, van 's-Bosch, over de behandeling van per
sonen die door een dollen hond gebeten zijn
„Doctor Loë heeft in zijn veertigjarige geneeskun
dige loopbaan meer dan 50 personen behandelddie
door dolle honden gewond waren, met het glansrijk
gevolgdat niet één daarvan door razernij is aangetast.
In Februari 1855 werd een twintigjare boerenzoon door
een dollen hond in de hand gebeten; hij werd door
een geneesheer te Dachau zorgvuldig behandelden
niettegenstaande alle genomen maatregelen, brak de
razernij 18 weken na de verwonding bij den knaap
nvt en- sleepte hem ten grave. Door denzelfden dollen
hond werden op hetzelfde tijdstip ook nóg een knlap*
en een meisje gebeten en door dr. Loë naar de bedoelde
methode behandeld. Deze beiden bleven geheel van de
hydrophobie verschoond.
„De wijze van behandeling wordt in de „Medicinische
Polizei" van Peter Frank, die ook zelf de gunstige
werking daarvan ten hoogste roemt, deel IX pag. 276,
atdeeling II als volgt medegedeeld De wonden worden
zoo spoedig doenlijk gescarificeerd en onmiddellijk daar
na met fijn Spaansch vliegenpoeder bestrooid of wel
met tinctur. cantharidum ruim bevochtigd. Dan wordt
over de geheele wond een Spaansche vliegenpleister
gelegd, de gevormde blaar den daarop volgenden dag
geopend en de overgebleven wond dagelijks met ungu
ent. digestivum, waaronder voor een derde deel Spaansche
vliegvoeder gemengd is, voorzichtig verbonden en 8
dagen achtereen in volle ettering gehouden. Bij al te
rijkelijke ettervorming, wordt alleen met unguent, basi
licum verbonden."
Benoemingen en besluiten.
leger. Overgeplaatst in rang en ancieniteit bij het
wapen der infanterie van het leger in Neêrlandsch Indië
de 2' luitenant G. K. J. van den Bussche van het 3e
regiment infanterie.
Onderwijs.
De minister van binnenlandsche zaken maakt in de
Staats courant van heden bekend, dat de eind-examens
van de polytechnische schoolvermeld onder B en
C in de artt. 6065 der wet, regelende het middelbaar
onderwijs, in de maand Juni a. te Delft zullen wor
den afgenomen. Wie een dier examens wenscht af te
leggenmoet zich daartoe vóór 20 Mei e. k. schriftelijk
bij het departement van binnenlandsche zaken aanmel
den met nauwkeurige opgave tot welke examens hij
verlangt te worden toegelaten. Bij de aanmelding voor
de examens B moet worden overgelegd het getuigschrift
wegens voldoend afgelegd examenverme'd onder A in
art. 59, of wel dat wegens voldoend afgelegd eind
examen der hoogere burgerschool met vijfjarigen cursus,
vermeld in art. 57 van genoemde wet.
Kerknieuws.
De heer JEnderlé Tz., predikant bij de Hervormde
gemeente te Axel, thans beroepen naar Wemeldinge, heeft