MIDDELBURGSCHE COURANT. F 110. laandag 1875. 10 Mei. BTJ DEZE COURANT BEHOORT EEN BIJVOEGSEL, Middelburg 8 Mei. EEN KOFFIEPRAATJE. Mngen te wijden. Wie niet gel-jeel' ee° m_ deling in de Nederlandsche aal het na deze mededeel,. bi]lijten Dit blad verschijnt dagelijks inet uitzondering van den Zondag, den 2en Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen. De prijs per 3lm.., franco is f 3.50. bevattende: vervolg Binnenland, Gemengde berichten, Staten-generaal en vervolg Advertentiën. Men kan niet beweren dat onze tijd en ons land niet ruim genoeg zijn voorzien van „quaestiën." Waar men het oog wendt, ontdekt men ze. Verlangt men onderwerpen voor studie of belangstelling, men raakt inderdaad verlegen door de ruimte der keus. De quaestie van het onderwijsdie van het rechts wezen, van de munt, de landsverdediging, of de sociale quaestie 5 die allen weder met hun talrijke onderdeelenmen weet waarlijk niet wat meer quaestieus isde mogelijkheid om eenig onderwerp van ons maatschappelijk of staatkundig leven te noemen, dat niet als een onopgelost vraagstuktus- schen hemel en aarde hangt, of de kans om aan die allen eene eenigszins bevredigende oplossing te geven. Eene quaestie is er echter, wier behoorlijke op lossing als de sluitsteen vormt van het gewelf waarop ons staatsgebouw behoort te rusten, doch wctk6 niettemin, door de dorheid en het ingewik kelde harer bijzonderheden, bij het groote pr'Diiek het minst hekend is. Het is de quaer.«I T1 due onzer staatsfinanciën. Haar wenschen wij e-enj(re 0pmer_ 0 rlandsche staat zonder de In dische koffie f _n bankroetier. Wat is hij dank zij dien kostb'a^n en geiukkig steeds in kostbaar heid toeD^men^en feester? Een winkelier, die goede Zaken maakt, maar meer en meer in de fout Vervalt van al zijne kansen op een enkel artikel te vvagen. Men weet dat op iedere Nederlandsche dtaatsbegrooting telken jare een post van ruim tien millioen voorkomt, welke onze Oost-Indische bezit tingen, nadat in haar eigen behoeften op meer of minder toereikenden voet voorzien isaan het moederland (het woord „moeder" hier voornamelijk op te vatten met het oog op de verplichting van kinderen om hunne ouders te helpen onderhouden) afstaan. Ook is bekend dat die tien millioen slechts een gedeelte voorstellen van hetgeen Neder land werkelijk jaarlijks uit Indië trekt. Bij het opmaken der rekening over ieder jaar blijkt telkens dat er zooveel geld overblijft, dat de minister van financiën bij elke onverwachte behoefte, hetzij het er op aankomt de bewoners van het moederland te verdedigen, hen te doen sporen, hun kanalen en zeehavens te schenken of een deel hunner schul den af te doen, slechts te grijpen heeft naar den steeds gevulden buidel van het milde, overzeesche kind, dat, door wijze voorzorg, buiten de moge lijkheid gesteld wordt zijn eigen overvloed te kennen, veel minder er over te beschikken. Nu doet zich echter het opmerkelijke geval voor dat de behoeften der koloniën jaarlijks stijgen, in veel sterker verhouding dan hare inkomsten, zon der dat evenwel in hare vrijgevigheid tegenover het moederland eenige vermindering, het tegen deel veeleer in den allerlaatsten tijd, is waar te nemen. De heer van Houten berekent in eene financieele studie in het Mei-nommer van het tijd schrift „Vragen des Tijds", dat in hoofdzaak de bouwstoffen voor dit opstel levert die vermeerdering der Indische uitgaven op ruim twee millioen, degen eene toename der inkomsten van slechts zeven ton per jaar Wat ondanks dien loop van zaken, de koloniën in staat stelt den Nederlandschen staat al tijd weder te hulp te komen, is uitsluitend de gestegene prijs der koffie. Inspanning van onzen kant, die trouwens altijd weder alleen het werk der Javanen zou zijn, heeft er geen deel aan. Overal op de wereld waar het klimaat de koflie-eultuur toelaat, dat is, waar de gemiddelde temperatuur niet be neden de 65° F. daalt, is sedert veertig jaren de koffieproductie nagenoeg vervierdubbeld. In onze koloniën, door de natuur tot koffietuinen als be stemd bleef zij ongeveer op dezelfde hoogte. Ceylon, met zijne aan particulieren overgegevene cultuur, kwam in 1873 Java met zijn dwangstelsel zeer nabij. Toch deed het. overal toenemend ve- bruik den prijs altijd stijgen, van 49 een* tot 68 cent (gemiddeld) int 1873, alzoo om van denzelfden wmMvo^^ winst te behalen dat de zieh nietslechts nieuwe atige slote-^ fraktementsverhoogingen, wa terwegen en amortisatiewetten kon veroorloven, maar, gelijk keer yransen van de Putte onlangs deed °^merlienj zelfs kon overgaan tot weelde-ar- lelen, het aankoopen van schilderijen-verzame lingen, en het aanmoeligen van kunstmatige zalm'ceelt. Hoe weinig verzekerd deze altijd durende stij ging van den koffieprijs is behoeft geen betoog. Niettemin wordt er met toenemend vertrouwen op gerekend. Op de begrooting voor 1875 bedraagt de raming van de opbrengst der koffie ongeveer 53 millioen, een bedrag dat sedert 1867 werkelijk slechts eenmaal, in 1873, behaald werd. Al de overige jaren bleef de opbrengst daar ver beneden; gemiddeld was zij niet meer dan 45 millioen. Gedurende de jaren 187274, onder liberale ministers van financiën, werd er althans naar ge streefd om tot bestrijding der gewone uitgaven van Indië onafhankelijk te blijven, en dit doel werd werkelijk bereikt. Het batige slot diende voor de uitgaven tot opheffing der slavernij in West-Indië, voor den aanleg van spoorwegenvoor de amorti satie, en de voorschotten aan de kanaalmaatschappij. Hoe kunstmatig in vele opzichten de splitsing in gewone en buitengewone uitgaven zijn moge, hoe nadeelig het moge werken op de geestkracht en de moraliteit eener natie, wanneer zij al dergelijke posten, die buitengewoon genoemd worden maar inderdaad noodzakelijke normale voorwaarden voor hare ontwikkeling zijnzich van elders in den schoot ziet vallen, men kon dan toch zeggen op den weg der onafhankelijkheid vooruit te gaan. Ontviel ons het batig slot, men kon voor uitgaven als de genoemde, grootendeels met het oog op de toekomst gedaan, gevoegelijk leeningen sluiten. Maar in de begrooting over 1875 zijn wij weder verder teruggegaan. Onder den drang naar uitzet ting, van alle zijden uitgeoefend, zijn de uitgaven voor den algemeenen dienst met 91/, millioen ver hoogd, terwijl slechts door ramingen, die van de zijde onzer beste financiers als te optimistisch ge wraakt werden, het cijfer der vermoedelijke ont vangsten op dezelfde hoogte gehouden werd. Welke uitkomsten het loopende jaar geven zal moet de toekomst leeren. Aanvankelijk toonen de drie eerste maanden een teruggang op het le kwartaal van 1874 met ongeveer vijf ton, en een tekort van ruim zeven ton met hetgeen voor het geheele jaar geraamd is. Keeren wij na deze beschouwing terug tot ons punt van uitgang, dan is de toestand inderdaad onrustwekkend. Voor ieder der quaestiënwier oplossing tot de hoogste eischen van ons volksbe lang behoort, is in de eerste en laatste plaats be- noodigd geld. Bovendien sleepen wij in Atchin een last met ons die de beste, niet slechts finan cieele krachten onzer koloniën voor lange.4 tgd" in beslag dreigt te nemen. Is het d&ïi geen scher men in de lucht, wanneer wij zoovele woorden verspillen over de oplossing van al'.erlei vraagstuk ken, terwijl dat, hetwelk de sleutel voor al de andere m zich opgesloten houdt; door ons meeren meer uit het oog -erloren WOrdt? ant de middelen om onzen financieelen toe- te verbeteren bestaan; doch men is er ver der dan ooit van verwijderd ze in toepassing te brengen. Vermeerdering der direete belastingen in Nederland, maar tegelijk van het draagvermogen der natie door eene betere economische politiek, is het doel waarnaar men zou moeten streven. Wat is echter nog in het afgeloopen jaar geschied? Eene eerste schuchtere schrede, niet eens op dien weg, maar slechts een maatregel van rechtvaardig heid, de herziening van de belastbare opbrengst der gebouwde eigendommen, werd, ma aanvanke lijk reeds uitgevoerd te zijnbijna door een votum der tweede kamer weder van de baan geschoven. Eene minderheid van 31 ledên, verklaarde zich voor een nieuw onderzoekdat met eene meerderheid van slechts zes stemmen voorkomen werd. Een ministerie als het tegenwoordigeuit zijnen aard weinig gezind om den eenigen mogelijken weg ter verbetering van onze inkomsten op te gaan, maakt natuurlijk van eene dergelijke manifestatie gaarne gebruik om zich eene douce violence aan te laten doen en de, waarschijnlijk nimmer ernstig gekoesterde plannen den rug toe te draaien. „Het geen nu geschied iszeide de minister van financiën dan ook, is eenigszins als een voor proef te beschouwen van hetgeen men te wachten heeft, wanneer een voorstel tot verhooging van grondbelasting bij deze kamer mocht worden inge diend." En de eerste kamer, in wier midden 0 wonderenkele stemmen waren opgegaan om op eene betere regeling van het kadaster, als mid del ter voorbereiding van eene verhooging der be lastingen aan te dringen, werd door den minister met deze woorden tot kalmte aangemaand„De minister hoopt dit jaar de eerste stappen te kunnen doen tot verbetering van den dienst des kadasters, daarna zullen hermetingen op groote schaal moe ten geschieden om eindelijk tot eene betere waar deering der gebouwde eigendommen te geraken. Maar de zaak vordert veel tijd en groote kosten." Voorwaar onze verschillende, in de lucht han gende quaestiën kunnen nog eenigen tijd in dien toestand blijven, indien de lange weg, door den minister beschreven, moet afgelegd zijn alvorens aan hare oplossing gedacht kan worden! Wordt van dit verderfelijke stelsel, om ook voor onze gewone uitgaven meer en meer op de Indische baten te leunen en de noodzakelijke verhooging onzer eigen inkomsten daarbij uit het oog te ver liezen, niet afgeweken, dan, de voorspelling moet gedaan en herhaald worden, ofschoon zij on aangenaam moge klinken, is het niet slechts een ijdel werk te zoeken naar de middelen tot op lossing onzer groote sociale en politieke vraagstuk ken, maar dan zijn de grootste financieele rampen

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1875 | | pagina 1